31 371 Kredietcrisis

Nr. 371 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2012

Graag informeer ik u mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met deze brief over het voornemen de huidige Exportkredietgarantieregeling die tot en met 2013 loopt aan te passen. In de brief van het kabinet aan uw Kamer d.d. 10 november 2009 (Kamerstuk 2009–2010, 31 371, nr. 274) is deze regeling aangekondigd. Uit een evaluatie en gesprekken met het bedrijfsleven blijkt dat de bestaande garantieregeling onvoldoende voorziet in een oplossing van de financiële problematiek op de markt van exportkredieten.

Langlopende exportfinanciering is een nichemarkt. Zonder de exportkredietverzekering die de staat aanbiedt, komt deze financiering niet tot stand. Eén van de redenen is dat het voor banken kostbaar is om een langlopende lening aan opkomende markten te verstrekken en hiervoor kapitaal aan te trekken. De strengere eisen onder Basel III en de specifieke kenmerken van een dergelijke lening versterken dit.

Nederlandse exporteurs kunnen steeds moeilijker een concurrerend financieringsaanbod neerleggen in vergelijking met buitenlandse bedrijven, zowel binnen als buiten de OESO. Vele andere overheden bieden een breder instrumentarium ter ondersteuning van de financiering van export. De staat ontvangt steeds vaker signalen, zowel van exporteurs als van banken en investeerders, dat de markt voor exportkredieten verder krimpt en dat de prijs voor deze kredieten significant hoger is dan enkele jaren geleden.

In verschillende benchmark landen (o.a. DUI, ZWE, FIN, DEN) bestaat een aantal instrumenten voor extra ondersteuning van de export. Hierbij kan gedacht worden aan rentesubsidie, directe financiering of herfinanciering van exportkredieten. Bij Nederland past een garantieregeling het beste aangezien deze geen budgettaire consequenties heeft en de markt niet verstoort, maar juist voortbouwt op de ervaring van de banken en Atradius Dutch State Business, de uitvoerder van de exportkredietverzekering.

Met de huidige exportkredietgarantieregeling wordt het wegnemen van de onzekerheid voor de financier van de exportfinancierende bank (institutionele belegger) beoogd door deze financier met een staatsgarantie zekerheid te geven over zijn kapitaalverschaffing. Institutionele beleggers, waaronder Nederlandse pensioenfondsen, geven echter aan dat de huidige garantieregeling te complex. Het gevolg hiervan is dat de financiering voor export nog steeds terugloopt. Hierdoor ondervinden exporteurs groeiende moeilijkheden bij het tot stand brengen van exporttransacties. Om deze reden is er, in overleg met relevante marktpartijen, de afgelopen tijd gewerkt aan een gewijzigde vorm van de garantieregeling voor exportkredieten, de exportkredietgarantieregeling 2012.

Met deze gewijzigde regeling krijgt de institutionele belegger een 100% en onmiddellijk opeisbare garantie voor de betaling die de bank ontvangt van de buitenlandse leningnemer en moet doorbetalen aan deze institutionele belegger. Mocht deze betaling niet gedaan worden, of door falen bij de buitenlandse debiteur, of bij de bank, dan kan de investeerder de garantie inroepen.

Voor de bank gelden dan ook niet alleen de voorwaarden van de verzekering, maar ook een aanvullende verklaring over de verplichtingen ten behoeve van de garantie. Dit houdt in dat de bank altijd zijn investeerder moet betalen, ook als de buitenlandse leningnemer (nog) niet betaald heeft. Pas wanneer de bank zich niet aan zijn verplichtingen houdt en niet betaalt, wordt de staat onder de garantie aangesproken.

Afbetaling geschiedt in halfjaarlijkse aflossingen. Het risico op niet-betaling zal zich daarom alleen voordoen als de terugbetaling van één termijn gelijk valt met het moment van falen van de bank. In dat geval keert de staat zich direct om naar de bank om het bedrag dat de staat aan de institutionele belegger heeft betaald terug te halen en om te bezien of de bank onder het door de verzekering gedekte deel van de lening recht had gehad op schade-uitkering. Daarnaast wordt de vordering op de buitenlandse leningnemer overgedragen aan de staat. Samen met onze uitvoerder, Atradius Dutch State Business, wordt deze vordering in een incassotraject verder behandeld om de netto schade zo klein mogelijk te houden. Op deze manier is het aanvullende risico voor de staat beperkt, terwijl de bank gehouden is aan de voorwaarden onder de verzekering.

Voor dit zeer beperkte extra risico dat de staat loopt, betaalt de bank een risicoreflecterende premie. Deze premie komt bovenop de premie die betaald wordt voor de exportkredietverzekering.

Met de wijziging van de exportkredietgarantieregeling verwacht ik dat het voor Nederlandse exporteurs eenvoudiger wordt om financiering voor exporttransacties te krijgen. Met dit instrument zullen niet alle verstoringen op de markt voor exportkredieten weg worden genomen.

De gewijzigde exportkredietgarantieregeling loopt in ieder geval tot en met 2014. In 2014 zal worden bezien of deze regeling voldoende soelaas biedt voor de problemen waar Nederlandse exporteurs tegenaan lopen. Ik verwacht de gewijzigde exportkredietgarantieregeling per 1 juni 2012 aan te kunnen bieden.

Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De minister van Financiën, J. C. de Jager

Naar boven