31 371
Kredietcrisis

nr. 313
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2010

In navolging op het kamerdebat van 11 februari jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 54) informeer ik u over de berichtgeving rondom mogelijke misleidende toezichtinformatie vanuit IJsland aan de Nederlandsche Bank (DNB).

Tot nu toe is duidelijk geworden uit informatie die door DNB is verstrekt en uit de brief van Landsbanki aan de IJslandse toezichthouder van 23 september 2008 (de brief is genoemd bij de beantwoording op kamervragen van 29 oktober 2008 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1040) (vraag 7, bijlage 1)1 dat IJsland onjuiste en te rooskleurige informatie heeft verstrekt. Dat beeld is bevestigd in het rapport van Du Perron/De Moor in het feitenoverzicht van dat rapport. Ik hecht er aan te vermelden dat alle relevante informatie over de val van Landsbanki afgelopen najaar vertrouwelijk aan de parlementaire onderzoekscommissie is verstrekt, dus ook de genoemde brief van 23 september 2008.

Inmiddels is uit de media ook gebleken (bijlage 2)1 dat de Engelsen achteraf bezien niet de juiste informatie hebben gekregen. Uit deze brieven blijkt dat IJsland achter het depositogarantiestelsel zou staan. De laatste van deze twee brieven is geschreven namens de toen verantwoordelijke minister van Handel, Sigurdsson.

Voorts verwijs ik voor wat betreft de situatie in Frankrijk naar bijlage 31 van deze brief.

Vandaag heeft prof. mr. C.E. du Perron op mijn verzoek om inlichtingen over de aanvullende toetreding van Icesave (Landsbanki) tot het Franse depositogarantiestelsel mij geïnformeerd als volgt: «Onlangs heb ik tegenover de media verklaard dat het mij bekend was dat een aanvraag van Icesave (Landsbanki) om in Frankrijk aanvullend toe te treden tot het depositogarantiestelsel aldaar was geweigerd. Deze verklaring baseerde ik op bronnen van buiten de Nederlandsche Bank, waardoor ik mij vrij voelde hierover te spreken. Inmiddels is mij gebleken dat de informatie die ik aan deze bronnen ontleende onjuist was en dat ik deze bronnen verkeerd heb geïnterpreteerd. Ik heb geen weet van een aanvraag tot aanvullende toetreding als genoemd. Ik betreur het dat door deze gang van zaken mogelijk bepaalde conclusies uit het evaluatierapport een andere inkleuring kunnen hebben gekregen».

Ten slotte kan ik melden dat het IJslandse onderzoekscomité naar de oorzaken van de crisis in IJsland (voorgezeten door de oud-president van de IJslandse Hoge Raad) naar verwachting eind februari – vlak voor het geplande referendum – de onderzoeksresultaten zal publiceren. Bij publicatie van dit onderzoek zal ook meer duidelijk moeten worden over de rol van de IJslandse partijen in het faillissement van Landsbanki.

Ik zal op korte termijn de IJslandse regering om een reactie vragen op de uitlatingen van oud-minister Sigurdsson, mede in het licht van de uitlatingen van DNB. Na ontvangst van deze reactie zal ik u nader berichten.

De minister van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven