nr. 203
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2009
De vaste commissie voor Financiën heeft mij herhaaldelijk verzocht
om een overzicht te geven van de door het Nederlandse depositogarantiestelsel
(dgs) gegarandeerde middelen, uitgesplitst naar spaargelden in Nederland en
spaargelden in het buitenland. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
In het Financieel Jaarverslag van het Rijk van 2008 is voor het eerst
een raming gepubliceerd van het totaal van de door het Nederlandse dgs gegarandeerde
middelen van EUR 486 miljard. Deze schatting is gebaseerd op macrogegevens
die bij De Nederlandsche Bank (DNB) beschikbaar waren en niet op instellingspecifieke
(micro-)gegevens. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 31 maart
2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 371, nr. 157) is het voor
de banken niet eenvoudig en bovendien tijdrovend en kostbaar om dergelijke
gegevens aan te leveren. De voor dekking onder het dgs in aanmerking komende
middelen vormen namelijk geen onderdeel van de reguliere rapportages van de
banken aan DNB, waardoor hun administraties niet zijn ingericht op het aanleveren
van de desbetreffende gegevens.
DNB heeft echter naar aanleiding van de betalingsonmacht van Landsbanki/Icesave
en Indover aan de banken gevraagd om een rapportage over hun door het dgs
gedekte deposito’s, teneinde de verdeelsleutel voor de omslag van de
kosten van de dgs-uitkeringen vast te kunnen stellen. Op basis van een eerste
analyse van deze instellingspecifieke gegevens door DNB kan ik u melden dat
eind september 2008 het totaal van de voor dekking in aanmerking komende deposito’s
EUR 475 miljard bedroeg. Hiervan werd EUR 397 miljard in Nederland aangehouden,
en EUR 78 miljard bij bijkantoren van Nederlandse banken binnen de Europese
Economische Ruimte.
In deze berekening is nog niet rekening gehouden met de maximumdekking
onder het dgs van EUR 100 000 per depositohouder per bank. Wanneer gecorrigeerd
wordt voor saldi boven dit maximum en voor en/of-rekeningen, bedraagt
de totale omvang van de gegarandeerde middelen geen EUR 475 miljard maar EUR
365 miljard.
Ik wil u erop attent maken dat de totale omvang van de door het dgs gedekte
middelen niet mag worden beschouwd als een latente verplichting van de overheid.
In de eerste plaats komen de kosten van het dgs ten laste van het bankwezen.
Ten tweede veronderstelt een dergelijke gedachtegang dat alle Nederlandse
banken tegelijkertijd failliet zouden gaan en er geen activa meer beschikbaar
zouden zijn om aan de verplichtingen uit hoofde van de deposito’s te
voldoen. Een dergelijk scenario is volstrekt onrealistisch.
De minister van Financiën
W. J. Bos