nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2009
Per 1 augustus 2008 is de wijziging van de Financiële-verhoudingswet
in werking getreden. Met deze brief informeer ik u conform mijn toezegging
tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel d.d. 28 mei 2008
(kamerstuk 2008, nr. 31 327) over de nadere uitwerking van het slotstuk
van het maatregelenbeleid in het kader van informatieverplichtingen van de
medeoverheden aan de fondsbeheerders. Dit zijn de verantwoordingsinformatie
over specifieke uitkeringen via single information en single audit (SiSa)
en het overzicht Informatie voor derden (Iv3), zijnde een vertaling van de
financiële administratie in beleidsinformatie.
Het slotstuk betreft de mogelijkheid om de bevoorschotting van de algemene
uitkering op te schorten. De mate van opschorting is in deze brief uiteengezet.
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel sprak ik de verwachting
uit dat een algemene maatregel van bestuur noodzakelijk is. Dit blijkt echter
een onnodige regellast; een circulaire aan de medeoverheden is voldoende.
Mate van opschorting
Een aantal elementen heb ik meegewogen ter bepaling van de mate van opschorting
van de bevoorschotting van de algemene uitkering. Ten eerste kent de opschorting
slechts een korte doorlooptijd, namelijk één week. Dit betekent
dat na het voldoen aan de informatieverplichting de week na de correcte aanlevering
de bevoorschotting van de algemene uitkering wordt voortgezet en eventuele
opschortingen over eerdere weken worden uitgekeerd. Ten tweede is er sprake
van een opschorting en niet een inhouding; de medeoverheid krijgt altijd,
uiterlijk na 26 weken, alsnog de opgeschorte algemene uitkering uitgekeerd.
Deze twee elementen geven aan dat het financiële nadeel voor medeoverheden
beperkt blijft tot een (kortdurend) rentenadeel. Ten derde is de opschortingregel
het slotstuk van een complex van faciliteiten en maatregelen, waardoor de
medeoverheden op tijd op correcte wijze kunnen aanleveren.
Anderzijds is het belang van de verschillende (aanlevermomenten van de)
informatieverplichtingen dermate groot dat de mate van opschorting wel een
financiële prikkel in zich moet hebben.
De SiSa-informatie is cruciaal voor de financiële vaststelling door
de departementen en voor de departementale jaarrekening. Ook de begroting-
en jaarrekeninggegevens over Iv3 zijn voor departementen van groot belang,
namelijk voor o.a. het onderhoud van het gemeente- en provinciefonds, het
inzicht in de ontwikkeling van het EMU-saldo, de financiële toezichthouders
en bieden mijn collega’s monitorinformatie over hun beleidsterrein (bijv.
over de WMO). Voor de SiSa-informatie en de jaarlijkse Iv3-rapportages geldt
in het geval van toepassing van de opschortingregel dat 60% van de
bevoorschotting van de algemene uitkering wordt opgeschort. Voor Iv3 zijn
er naast jaarlijkse ook kwartaalverplichtingen. Deze informatie is verplicht
in verband met Europese eisen inzake EMU. Voor andere doelgroepen is deze
informatie minder relevant. Daarom geldt als opschortingpercentage voor de
kwartaalrapportages 30%. Indien de opschortingregel voor een medeoverheid
voor meerdere informatieverplichtingen geldt, dan is het opschortingpercentage
maximaal 100. Voor een gemeenschappelijke regeling geldt dat het opschortingpercentage
wordt berekend door het opschortingpercentage, als beschreven in deze alinea,
te delen door het aantal aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende medeoverheden.
Uit de adviezen van de VNG en het IPO over de mate van opschorting blijkt
dat zij het belang van een adequate informatievoorziening aan het rijk onderstrepen
en zich daarvoor willen inzetten. Met deze intentie heb ik in positieve zin
rekening gehouden bij het bepalen van de opschortingpercentages. Verder constateer
ik met de RFV dat de opschortingmaatregel nauwkeurige rijksprocedures vergt.
Een onderdeel daarvan is het adequaat informeren van de medeoverheden. Daarom
zal ik in een circulaire de provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen
voor de zomer nader informeren over het totale maatregelenbeleid.
De staatssecretaris van binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th.B. Bijleveld-Schouten