Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31322 nr. 62 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31322 nr. 62 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2009
Op vrijdag 24 april is het Eindrapport van de Commissie Kinderopvang getiteld «Van beter subsidiëren naar beter organiseren»naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 31 874, nr. 7). De Commissie had de opdracht te onderzoeken of de regeling Kinderopvangtoeslag beter toegesneden kan worden op het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Een eventuele herziening moest beoordeeld worden op randvoorwaarden ten aanzien van budgettaire consequenties, uitvoerbaarheid, keuzevrijheid en evenwichtige inkomensverdeling. Hierbij treft u de kabinetsreactie op dit rapport aan. In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de aanbevelingen van de Commissie.
De Commissie is van mening dat het niet voor de hand ligt om op korte termijn opnieuw wijzigingen in het systeem kinderopvangtoeslag door te voeren, omdat het onduidelijk is of daarmee participatiewinst wordt geboekt en het onzeker is hoe de kinderopvang zich in de komende jaren zal ontwikkelen. Bovendien is het niet aan te raden jaar op jaar grote systeemwijzigingen in de toeslag aan te kondigen, omdat dit de onzekerheid voor ouders en ondernemers in de kinderopvang verder vergroot. Het kabinet neemt het advies om zoveel mogelijk te streven naar stabiliteit in het stelsel ter harte. Op dit moment zal het kabinet dan ook geen nadere (grote) stelselwijzigingen invoeren anders dan het wetsvoorstel gastouderopvang en het wetsvoorstel rondom harmonisatie.
De Commissie heeft verschillende varianten om de arbeidsparticipatie te verbeteren onderzocht. De Commissie constateert daarbij dat er nog wel wat participatiewinst te boeken valt, maar dat deze relatief beperkt is. Tegelijkertijd geeft de Commissie aan dat de effectiviteit van de toeslag niet eenduidig te bepalen is. Het kabinet zal daarom de aanbeveling van de werkgroep opvolgen om op termijn de participatie-effecten van de wijzigingen in de subsidiëring van de kinderopvang nader empirisch te bestuderen, wanneer ouders en instellingen voldoende tijd hebben gehad om zich aan de recente wijzigingen aan te passen en de relevante CBS-data op individueel niveau beschikbaar komen. Als eerste wacht het kabinet nu het onderzoek af dat door SEO wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van SZW. Het kabinet zal de Kamer zo spoedig mogelijk – uiterlijk dit najaar – over dit onderzoek informeren. Uiteraard kunnen de uitkomsten van dit onderzoek aanleiding geven om terug te komen op de vraag welke vormgeving van de subsidiëring van de kinderopvang optimale participatie-effecten heeft, inclusief de door Van Rijn voorgestelde toeslagvarianten.
De Commissie is van mening dat een betere organisatie van dagarrangementen ouders ondersteunt in de combinatie van arbeid en zorg en adviseert daarom de aandacht te verleggen van de vormgeving van de kinderopvangsubsidies naar het meer aandacht geven aan de organisatie van opvang. Daarbij beveelt de Commissie specifiek aan verder te kijken naar de knelpunten rondom tussenschoolse opvang bij de verdere integratie van opvang en onderwijs. Het kabinet herkent de problematiek rondom de tussenschoolse opvang en zal daartoe verschillende oplossingsrichtingen verkennen. Ook zal verkend worden op welke wijze een betere organisatie van dagarrangementen een bijdrage kan leveren aan een vergroting van de mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren en de arbeidsparticipatie te verhogen. Hierover zal de Kamer later in het jaar geïnformeerd worden. Daarnaast is tijdens de conferentie Werkende Gezinnen een werkagenda opgesteld gericht op het faciliteren van de combinatie van arbeid en zorg en zal op 18 mei 2009 een conferentie plaatsvinden over sluitende dagarrangementen. Geconcludeerd is dat deze thematiek een belangrijk onderwerp is voor het voor- en najaarsoverleg tussen werkgevers, werknemers en de overheid. Een overzicht van alle activiteiten voor het komende jaar op het gebied van het combineren van arbeid en zorg is binnenkort te zien op de website www.werkendegezinnen.nl.
In het kader van de discussie over het participatie-effect van de kinderopvang komt ook de koppeling tussen het aantal arbeidsuren en het gebruik van kinderopvang vaak op. De Commissie concludeert dat zolang aan de voorwaarde van een betrouwbare urenregistratie niet is voldaan een koppeling van het aantal gewerkte uren aan de kinderopvangtoeslag niet uitvoerbaar is. Het kabinet neemt deze constatering ter harte. Bezien zal worden in hoeverre het mogelijk is op termijn te komen tot een betrouwbare urenregistratie.
3. Wijziging vormgeving gastouderopvang
De Commissie ziet een aantal mogelijke voordelen van gastouderopvang, met name waar het gaat om opvang op het platteland en opvang bij onregelmatige werktijden. De Commissie verwacht echter dat de op dat moment door het kabinet voorgestelde vorm «thuisopvang» er ook zonder subsidiëring in voldoende mate zal zijn. De Commissie constateert bovendien dat in 98% van de gemeenten echter ook kinderdagopvang en buitenschoolse opvang beschikbaar is, en dat een groot deel van de huidige gastouderopvang plaats vindt op reguliere tijden.
De Commissie geeft aan dat wanneer bezuinigingen noodzakelijk zijn, een evenwichtige combinatie van bezuinigen op de thuisopvang en het versoberen van de ouderbijdragentabel onontkoombaar is. In plaats van nog meer additionele maatregelen in de thuisopvang is dan het niet langer subsidiëren daarvan een onvermijdelijke optie aangezien deze vorm van opvang slecht scoort op zowel participatie als uitvoerbaarheid.
Het kabinet heeft bij de verdere uitwerking en concretisering van de thuisopvang geconstateerd dat de inzet van een groot aantal administratieve en financiële instrumenten nodig is om de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik te beperken. Deze inzet betreft onder meer de opname van opvangouders in het register kinderopvang, facturering en betalingsverkeer via het gastouderbureau, toezicht op de kwaliteit van de thuisopvang via het gastouderbureau, een eigen maximumuurprijs en een eigen maximum aantal toeslaguren. Het kabinet komt tot de conclusie dat de optelsom van deze instrumenten niet meer in verhouding staat tot het doel dat met deze opvang wordt nagestreefd: het bieden van een faciliteit aan ouders voor het gebruik van een lichte vorm van kleinschalige opvang. Ook is het kabinet van mening dat het hier in meerderheid gaat om opvang die voorheen – zonder bemoeienis en bekostiging van de overheid – in het informele circuit werd uitgevoerd.
Bovenstaande in overweging nemende heeft het kabinet besloten de vormgeving van de gastouderopvang te wijzigen. Het kabinet stelde voor onderscheid te maken tussen minicrèches en thuisopvang. Nu komt de subsidie thuisopvang te vervallen. Daarbij is het zeker niet de bedoeling de mogelijkheid van kleinschalige opvang in huiselijke kring in zijn geheel niet meer mogelijk te laten zijn. Nadrukkelijk is de mogelijkheid van de gastouderopvang in stand gehouden. De gastouderopvang voorziet immers op meerdere manieren in een behoefte: van die ouders die een voorkeur hebben voor kleinschalige opvang in huiselijke kring, van ouders die zijn aangewezen op opvang op flexibeler tijden dan het kinderdagverblijf of de bso kan bieden en van ouders die wonen in gebieden waar de grootschaliger opvang niet rendabel kan worden georganiseerd. Wel heeft het kabinet met het wetsvoorstel gastouderopvang maatregelen genomen om de gastouderopvang te professionaliseren, onder andere door eisen te stellen aan de competenties en kennis van de gastouders.
In de Nota van Wijziging op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang d.d. 24 april (TK 31 874, vergaderjaar 2008–2009) heeft het kabinet de Kamer over dit besluit geïnformeerd. Hierin staat ook dat het kabinet naast het beëindigen van de thuisopvang tegelijkertijd besloten heeft het tarief voor de gastouderopvang te verhogen naar € 5 en de gastouderopvang ook te vergoeden als deze bij de vraagouder thuis plaatsvindt.
Met betrekking tot het versoberen van de ouderbijdragetabel geeft de Commissie aan dat hiertoe verschillende varianten mogelijk zijn. Het invoeren van een vaste eigen bijdrage per maand vindt de Commissie gezien de participatie-effecten het meest voor de hand liggen. Op dit moment ziet het kabinet af van verdere bezuinigingen. Het kabinet acht dit niet budgettair noodzakelijk en dit verhoudt zich – zoals de Commissie zelf ook stelt – minder goed met rust in het stelsel. In het geval extra bezuinigingen nodig zijn, zal het kabinet de mogelijkheden die de Commissie schetst, hierbij in de afweging betrekken.
De Commissie merkt op dat ouders over het algemeen alleen van kinderopvang gebruik maken als zij het gevoel hebben dat hun kind zich er goed voelt. Kwaliteit van kinderopvang is daarmee van belang voor ouders bij de beslissing om kinderopvang te gebruiken teneinde aan het arbeidsproces te kunnen deelnemen. Dit is in lijn met kabinetsbeleid dat gericht is op versterken kwaliteit. Zo zet het kabinet in op de verbetering van de kwaliteit van de opleidingen en mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering van het zittend personeel (€ 40 mln deze kabinetsperiode). Ook vindt kwaliteitsverbetering plaats via het harmonisatietraject kinderopvang en peuterspeelzalen (vanaf 2010€ 35 mln structureel) en via de professionalisering van de gastouderopvang.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31322-62.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.