Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2021
Met deze brief informeer ik u over een aanpassing in de tijdelijke tegemoetkomingsregelingen
kinderopvang in verband met Covid-19.
De afgelopen jaren is eens te meer duidelijk geworden dat de kinderopvang een belangrijke
voorziening is voor onze samenleving. Vanwege het coronavirus COVID-19, is de sector
– net als vele andere sectoren – geconfronteerd geweest met één of meer sluitingen.
De eerste sluiting betrof de periode van 16 maart tot en met 10 mei 2020 voor de dagopvang
en gastoudersopvang. De buitenschoolse opvang was tot en met 7 juni 2020 gesloten.
De tweede sluitingsperiode startte op 16 december 2020 en eindigde op 7 februari 2021
voor de dagopvang en gastouderopvang. De buitenschoolse opvang bleef gesloten tot
en met 18 april 2021. Omdat de financiering van de sector voor een groot deel bestaat
uit overheidsgeld dat via de ouders (kinderopvangtoeslag) loopt, heeft het kabinet
ouders gevraagd de rekening van de kinderopvang (de ouderbijdrage) te blijven betalen.
Het door laten lopen van de reguliere betaling door ouders had verschillende voordelen:
ouders hielden op deze manier een plek voor hun kinderen op de kinderopvang. Daarnaast
bleef de sector gefinancierd en kon goede noodopvang worden geboden aan ouders met
cruciale beroepen en kwetsbare kinderen.
Ouders die kinderopvangtoeslag ontvingen en de eigen bijdrage gedurende de twee sluitingsperiodes
hebben doorbetaald aan de kinderopvangorganisaties, hebben twee keer een tijdelijke
tegemoetkoming kinderopvang ontvangen. Ook ouders die een overheidsbijdrage ontvangen
op basis van gemeentelijke regelingen en personen zonder overheidsbijdrage zijn tegemoet
gekomen voor het doorbetalen van de facturen. Bij het opstellen van de regelingen
had het kabinet tot doel om een snelle en eenvoudige regeling op te stellen, om zo
ouders snel tegemoet te komen en te voorkomen dat zij onnodig lang een bedrag zouden
moeten voorschieten. Met een simpele regeling werden ook de administratieve lasten
beperkt voor zowel de ouders als de uitvoering, en waren de risico’s op misbruik en
oneigenlijk gebruik (M&O) beperkt. In dat opzicht kijk ik terug op een geslaagde regeling:
ouders hebben binnen enkele maanden een tegemoetkoming gehad, zonder hier iets voor
te hoeven regelen, en zijn over het algemeen tevreden over de regeling. Het aantal
bezwaren en beroepen is beperkt (minder dan 1%) en de sector is ongeschonden door
de crisis gekomen; een derde van de ouders geeft in een gebruikersonderzoek van de
SVB aan dat ze zonder deze regeling hun contract met de kinderopvangorganisatie zouden
hebben opgezegd.
Dat geconstateerd hebbende, hebben de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane en
ik ook gezien dat de regeling voor een groep ouders een ongunstige uitwerking heeft
gehad. Dit kwam ook terug uit de bezwaar- en beroepszaken bij de regeling. Zij hebben
een substantieel lagere tegemoetkoming ontvangen dan de door hen betaalde eigen bijdrage.
De tegemoetkoming is grosso modo gelijk aan de eigen bijdrage; sommige ouders hebben
te veel tegemoetkoming gehad en sommige te weinig. Bij kleine verschillen hebben we
ouders om begrip gevraagd. Substantiële verschillen vinden we echter onwenselijk;
aan ouders is immers de oproep gedaan om de eigen bijdrage te blijven betalen ten
tijde van de twee sluitingen van de kinderopvang. Ouders hebben massaal gehoor gegeven
aan deze oproep. Het feit dat sommige ouders een financieel nadeel hebben ondervonden
van soms enkele honderden euro’s is daarom voor de Staatssecretaris van Toeslagen
en Douane en mij aanleiding om de regeling kritisch tegen het licht te houden om te
bezien hoe deze ouders nader kunnen worden tegemoetgekomen. We hebben dan ook besloten
om de tegemoetkomingsregeling te herzien en op lopende zaken geen hoger beroep in
te stellen tegen rechterlijke uitspraken. Over de precieze uitwerking van de herziening
zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren.
Tot slot bied ik uw Kamer ook de antwoorden op de Kamervragen van het lid Kwint (SP)
over «de compensatie van de eigen bijdrage voor kinderopvang vanwege de sluiting door
corona». Hierin ga ik nogmaals in op de hierboven geschetste afweging en besluit (2021Z13213).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma