31 322 Kinderopvang

Nr. 407 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2019

Kinderopvang van hoge kwaliteit, daar zet ik mij voor in. Net als de kinderopvangorganisaties en hun medewerkers in Nederland. Zij werken er elke dag hard aan om de kinderen op hun locaties een veilige, gezonde en uitdagende plek te bieden. Dat zij hierin slagen blijkt onder meer uit de meest recente Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang1.

Goed toezicht en handhaving draagt ook bij aan de kwaliteit van kinderopvang. Gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk en GGD’en voeren het toezicht in opdracht van de gemeenten uit. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) ziet erop toe dat gemeenten hun (wettelijke) taken goed uitvoeren en rapporteert hierover jaarlijks in het Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang. Het Landelijk Rapport geeft inzicht in wat er goed gaat en waar verbeteringen mogelijk zijn en is daarmee een belangrijke bron van informatie.

Met deze brief bied ik u het Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2018 van de IvhO aan2 en ga ik in op de resultaten. De reactie op de bevindingen over toezicht en handhaving van voorschoolse educatie geef ik mede namens de Minister voor basis- en voortgezet onderwijs en media.

Toezicht en handhaving kinderopvang: algemeen beeld positief

Het algemene beeld over de uitvoering van toezicht en handhaving door gemeenten en GGD’en in het Landelijk Rapport 2018 is positief.

GGD’en hebben – net als in voorgaande jaren – nagenoeg alle verplichte (jaarlijkse) inspecties uitgevoerd. In 2018 is 97% van de kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderbureaus geïnspecteerd. In ongeveer 300 gemeenten is dit 100%. Daarnaast is in 2018 ongeveer 10% van de gastouders geïnspecteerd, waar minimaal 5% de norm is.

Gemeenten handelen aanvragen voor registratie van nieuwe kinderopvangvoorzieningen in de regel binnen de gestelde termijn af. De IvhO constateert dat het aantal afwijzingen en opschortingen van aanvragen voor registratie (van nieuwe opvangvoorzieningen) in 2018 is gestegen en wijdt dit aan de invoering van de werkwijze Streng aan de Poort3 in 2017/18. Het lijkt erop dat deze werkwijze, die erop gericht is om te voorkomen dat (naar verwachting) slecht presterende opvanglocaties starten, zijn vruchten begint af te werpen.

Tot slot is het aantal gemeenten met een B-status4 in 2018 afgenomen van vijf naar twee en waren er in 2018 – net als in 2017 – nul gemeenten met een C-status.

Opvallende zaken en aandachtspunten

Naast dit positieve beeld, zijn er ook zaken die opvallen en aandacht behoeven.

Zo constateert de IvhO dat het aantal jaarlijkse inspecties met overtredingen bij kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang – na een jarenlange daling – in 2018 is toegenomen. Ongeveer de helft van de overtredingen heeft betrekking op eisen die in 2018 met de wet IKK zijn ingevoerd of gewijzigd. De IvhO constateert ook dat het aantal overtredingen op deze eisen gedurende 2018 afneemt en geeft aan dat er sprake kan zijn van een gewenningsperiode. Ik vind dit een logische verklaring, maar blijf dit nauwgezet monitoren om te bezien of deze positieve trend zich in 2019 doorzet.

De IvhO constateert ook dat het aantal jaarlijkse inspecties met overtredingen bij voorschoolse educatie-locaties (ve-locaties) fors is gestegen. Ook hier wijst de IvhO naar veranderde regelgeving (aanpassing van het besluit ve per 1 juli 2018) als mogelijke verklaring. Een andere verklaring is volgens de IvhO de groei van het aantal opvanglocaties dat ve aanbiedt (van 4.344 in 2016 naar 4.562 in 2018) en dat nieuwe ve-locaties doorgaans meer moeite hebben om aan de eisen te voldoen dan bestaande locaties. Ook dit is een logische verklaring, maar het is nodig om goed te monitoren hoe zich dit volgend jaar verder ontwikkelt.

De IvhO vraagt verder aandacht voor verschillen in toezicht en handhaving tussen gemeenten en GGD’en. De IvhO vindt het belangrijk dat gemeenten en GGD’en de lokale context betrekken bij de invulling van het toezicht en de handhaving, maar ook dat onnodige verschillen in procedures en werkwijzen zoveel mogelijk worden teruggedrongen. Ik vind het aan gemeenten en GGD’en om hier samen invulling aan te geven. Zij kunnen daarbij gebruik maken van de bevindingen van de IvhO en zich laten ondersteunen door GGD GHOR Nederland en de VNG. Ik merk daarbij op dat een deel van de verschillen in toezicht en handhaving tussen gemeenten en GGD’en een logisch gevolg is van de wijze waarop toezicht en handhaving in de kinderopvang is georganiseerd, namelijk decentraal.

Ook merkt de IvhO op dat kinderopvang en onderwijs steeds vaker samenwerken en dat deze samenwerkingsvormen niet altijd passen binnen de geldende wet- en regelgeving. Ik vind het goed dat de IvhO dit signaleert en, waar dit gebeurt, in gesprek gaat met de betreffende gemeenten en scholen.

De Minister van basis- en voortgezet onderwijs en media en ikzelf hebben hier aandacht voor en zijn hierover in gesprek met de IvhO.

Tot slot

De resultaten van het Landelijk Rapport 2018 laten een overwegend positief beeld zien over de uitvoering van toezicht en handhaving in de kinderopvang door gemeenten en GGD’en. Dat is goed nieuws, want hier zijn de kinderen in de kinderopvang bij gebaat.

Ik wijs erop dat een effectieve uitvoering van toezicht en handhaving niet vanzelfsprekend is en maak van de gelegenheid gebruik om u te wijzen op een adviesopdracht die ik heb laten uitvoeren5. Ik heb een externe partij gevraagd om mij te adviseren over de samenwerking tussen mijn ministerie en de landelijke vertegenwoordigende partijen in het toezicht op de kinderopvang. De aanleiding was de weerbarstige praktijk van samenwerking bij het vertalen van beleid naar toezicht, zoals recent ook zichtbaar was bij het toezicht op het vastegezichten-criterium en de drieuursregeling.

De adviseurs concluderen dat er in de dagelijkse praktijk van toezicht en handhaving door alle betrokken partijen belangrijk en waardevol werk wordt verricht en dat zij erin slagen hun taken uit te voeren in een uitdagende en complexe context. Dit kost alle partijen echter onevenredig veel tijd en energie. Bovendien bemoeilijkt het complexe stelsel een verdere doorontwikkeling van het toezicht en de handhaving.

Om een verdere doorontwikkeling mogelijk te maken en de kwaliteit van het toezicht en de handhaving verder te verbeteren ben ik met de betrokken partijen in gesprek over hoe we in dit stelsel kunnen komen tot effectievere samenwerking. Daarnaast verkennen we welke mogelijkheden er zijn om de complexiteit in het stelsel te reduceren. Als de gesprekken met partijen daar aanleiding toe geven informeer ik uw Kamer hier vanzelfsprekend verder over.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstuk 31 322, nr. 390

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

De werkwijze Streng aan de Poort houdt in dat de toezichthouder intensiever toetst of een nieuwe opvanglocatie naar verwachting gaat voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en dat de gemeente een aanvraag voor een nieuwe opvanglocatie zorgvuldiger toetst op volledigheid en indieningsvereisten.

X Noot
4

De IvhO kent gemeenten een A, B of C status toe. Status A betekent: de gemeente voert haar wettelijke taken correct uit. Status B betekent: de gemeente voert haar wettelijke taken niet of onvoldoende uit, maar werkt mee aan verbetering. Status C betekent: de gemeente voert haar wettelijke taken niet of onvoldoende uit en werkt niet of onvoldoende mee aan verbetering.

Naar boven