31 322 Kinderopvang

Nr. 334 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2017

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over enkele onderwerpen aangaande kinderopvang.

Het eerste onderwerp van deze brief betreft de uitkomsten van een onderzoek over ontwikkelingen in het peuterspeelzaalwerk (zie bijlage)1. Steeds meer peuterspeelzalen zijn omgevormd naar kinderdagverblijven. Uit het onderzoek blijkt dat er in de onderzochte gemeenten ook na de omvorming aanbod blijft van kortdurende opvang.

Het tweede onderwerp betreft informatie over jaarlijkse kwaliteitsmetingen die vanaf 2017 worden uitgevoerd. Hiermee geef ik aanvulling aan het advies van de Algemene Rekenkamer (d.d. 2013) om de pedagogische kwaliteit van kinderopvang beter in beeld te brengen.

Ten derde wil ik uw Kamer informeren over de activiteiten die ik onderneem om te bezien welke mogelijkheden er zijn om het beleid met betrekking tot gastouderopvang te herijken. De keuze die hierin wordt gemaakt laat ik vanzelfsprekend aan mijn opvolger.

Als laatste onderwerp in deze brief wil ik u zoals toegezegd graag informeren over de uitkomsten van een wetenschappelijk onderzoek naar effecten van deze trainingen (zie bijlage)2.

1. Ontwikkelingen peuterspeelzaalwerk

Bijgevoegd bij deze brief vindt u de rapportage van Buitenhek Management & Consult over het feitenonderzoek in het peuterspeelzaalwerk. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van SZW en geeft een overzicht van de ontwikkelingen bij gemeenten en peuterspeelzaalwerk in aanloop naar de harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Het betreft een update van het onderzoek van Buitenhek Management & Consult uit 2014 en 20163.

Steeds meer peuterspeelzalen vormen zich om

Het aantal geregistreerde peuterspeelzalen is verder afgenomen sinds de rapportage van Buitenhek Management & Consult uit 2016. In maart 2016 waren er nog 2.150 locaties, begin 2017 is dat gedaald naar 1.644 locaties. Dit betekent niet dat deze locaties gesloten zijn. Het overgrote deel staat nu geregistreerd als kinderdagverblijf. Begin 2017 zijn er nog 55.000 kinderen die gebruik maken van een plek op een peuterspeelzaal. In maart 2016 waren dit er nog 73.000.

In steeds meer gemeenten zijn alle peuterspeelzalen omgevormd

In 60% van de gemeenten zijn er geen geregistreerde peuterspeelzalen meer of is het aantal geregistreerde peuterspeelzalen heel klein. In vrijwel al deze gemeenten is er een gemeentelijke regeling voor kostwinners en alleenverdieners – die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag – zodat ook voor hen het kortdurend aanbod financieel toegankelijk blijft. Van de 40% van de gemeenten waar nog wel geregistreerde peuterspeelzalen zijn, hebben de meeste gemeenten plannen voor de omvorming. Per peuterspeelzaal en per gemeente verschilt hoe ver gevorderd deze plannen zijn.

Ervaringen omvorming van peuterspeelzalen naar kindcentra

In veel gemeenten is het peuterspeelzaalwerk dus al omgevormd. Uit het onderzoek blijkt dat in de onderzochte gemeenten er ook na deze omvorming een aanbod blijft van kortdurende opvang. Uit evaluaties na implementatie blijkt dat er nauwelijks vraaguitval is onder ouders na de omvorming. De houders geven aan dat een goede informatievoorziening naar ouders knelpunten kan voorkomen. Een aantal gemeenten en peuterspeelzaalhouders geeft aan dat het toetsen van het inkomen om de inkomensafhankelijke bijdrage van ouders die geen kinderopvangtoeslag ontvangen te bepalen, knelpunten kan opleveren. Zoals aangegeven in mijn aandachtspuntenbrief voor gemeenten4 die ik u in februari stuurde, ben ik aan het onderzoeken in hoeverre ik dit proces voor gemeenten en aanbieders kan faciliteren.

Implementatie tweede helft 2017

Dit onderzoek draagt bij aan het beeld over de voortgang en implementatie van de harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Hoewel het grootste deel van de peuterspeelzalen en gemeenten inmiddels (bijna) is omgevormd, zullen de resterende peuterspeelzalen en gemeenten zich nog wel verder moeten inspannen. Ik blijf dan ook inzetten op goede ondersteuning en communicatie naar het veld, samen met onder andere Sociaal Werk Nederland en de VNG. Ook de rest van het jaar zal ik de implementatie van de wetsvoorstellen goed monitoren en – conform de motie Van ‘t Wout5 – hierover in het najaar van 2017 aan uw Kamer rapporteren.

2. Kwaliteitsmetingen kinderopvang

Vanaf 2017 wordt de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland jaarlijks gemeten. Hiermee geef ik invulling aan het advies van de Algemene Rekenkamer uit 2013 om de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang jaarlijks in beeld te brengen.

De metingen worden jaarlijks verricht in steeds nieuwe representatieve steekproeven. Over de jaren heen ontstaat zo een betrouwbaar en landelijk dekkend beeld van de kwaliteit. Verder kunnen trends in de kwaliteit door deze opzet eerder worden gesignaleerd. De kwaliteitsmetingen richten zich op de kinderdagopvang, het peuterspeelzaalwerk, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang. Voor de gastouderopvang vindt in 2017 een volledige nulmeting plaats. Voor de metingen wordt gebruik gemaakt van dezelfde (wetenschappelijke) meetinstrumenten als voorheen, waardoor de continuïteit en vergelijkbaarheid met de eerdere NCKO-metingen is gegarandeerd. Ook worden nieuwe instrumenten ingezet om recht te doen aan recente ontwikkelingen in de kinderopvangsector. Deze nieuwe instrumenten gaan onder meer in op de ontwikkeling en het welbevinden van het individuele kind.

De opdracht voor de kwaliteitsmetingen in de kinderopvang is openbaar aanbesteed en gegund aan een consortium van Sardes B.V. en de Universiteit Utrecht. Dit betekent dat deze partijen de kwaliteitsmetingen de komende jaren uitvoeren. Zij zullen dit doen onder de naam Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK). Ik verwacht de eerste resultaten van de kwaliteitsmeting eind 2017 en informeer uw Kamer daarna zo spoedig mogelijk.

3. Bevordering kwaliteit gastouderopvang

In de evaluatie van Pricewaterhouse Coopers (PwC) naar de aanbevelingen van de commissie Gunning deed PwC de aanbeveling om het beleid van gastouderopvang te herijken. In december jl. heb ik reeds aangegeven dat ik deze aanbeveling ter harte neem en dat ik afgelopen jaar reeds met het veld in gesprek ben gegaan over gastouderopvang. Het veld is het er unaniem over eens dat de kwaliteit van gastouderopvang verbeterd moet worden.

Begin dit jaar ben ik gestart met sessies met het veld om te bezien hoe invulling kan worden gegeven aan de kwaliteitsbevordering. In de sessies die tot nu toe hebben plaatsgevonden heeft het veld veel nuttige input gegeven. Deze input verwerk ik momenteel in een inventarisatie van mogelijke verbeteringen. Om kwaliteitsverschillen tussen reguliere kinderopvang en gastouderopvang zoveel mogelijk wegnemen, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het gelijktrekken van de opleidingseisen en door ook voor gastouders coaching in te voeren. Ook het gastouderbureau kan eventueel een rol spelen bij het effectiever en efficiënter inrichten van het toezicht. Het gastouderbureau heeft nu op papier een rol bij de kwaliteit van de gastouderopvang, maar de vraag is of het gastouderbureau die rol op dit moment ook waarmaken. Hierbij is het de vraag wat ervoor nodig is om de rol van het gastouderbureau in dat opzicht te versterken. Deze en andere vraagstukken en opties worden in beeld gebracht. Het is vervolgens aan mijn opvolger om daar keuzes in te maken en te bezien hoe de kwaliteitsbevordering gastouderopvang verder wordt vormgegeven.

4. Interactievaardigheden in de kinderopvang

In deze brief bied ik u, zoals toegezegd, de uitkomsten aan van het onderzoek naar de ervaren effecten van de trainingen taal- en interactievaardigheden dat is uitgevoerd door de Universiteit Utrecht. In dit onderzoek is uitsluitend gekeken naar de trainingen taal- en interactievaardigheden die zijn uitgevoerd in het eerste aanvraagtijdvak van de Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden. Daarnaast zal ik kort ingaan op het tweede tussentijds verslag van de monitoring door het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) van de trainingen taal- en interactievaardigheden uit het tweede aanvraagtijdvak.

Stand van zaken Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang

De «Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang» wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW. Houders van kindcentra, peuterspeelzalen en gastouderbureaus kunnen op grond van deze subsidieregeling subsidie aanvragen voor hun medewerkers voor het volgen van een training taal- en interactievaardigheden Tink of Oog voor Interactie. De trainingen zijn gericht op het versterken van beroepsgerichte interactievaardigheden om de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 12 jaar optimaal te kunnen ondersteunen. Het gaat enerzijds om individuele trainingen voor pedagogisch medewerkers in dagopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen. Anderzijds gaat het om train-de-trainer-trainingen gericht op het vergroten van de kennis over interactievaardigheden van leidinggevenden of stafmedewerkers bij dagopvang, buitenschoolse opvang of peuterspeelzalen of bemiddelingsmedewerkers bij gastouderbureaus, zodat zij deze kunnen overdragen aan de pedagogisch medewerkers of gastouders binnen hun eigen organisatie.

Momenteel worden de trainingen in het kader van het derde aanvraagtijdvak van de Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden uitgevoerd. De Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden kent in beginsel vier aanvraagtijdvakken. Het is aan mijn opvolger om over het vierde en laatste aanvraagtijdvak te beslissen.

Onderzoek ervaren effecten trainingen

Bijgaand bied ik u het onderzoeksrapport «Interactievaardigheden in de kinderopvang, Een onderzoek naar ervaren effecten van de trainingen «Tink» en «Oog voor Interactie» » van de universiteit Utrecht ter kennisneming aan.

Er is voor gekozen om dit onderzoek gedurende de looptijd van de Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang te laten uitvoeren, zodat de aanbevelingen nog kunnen worden meegenomen bij de voorbereiding van het vierde en laatste aanvraagtijdvak van de Tijdelijke subsidieregeling en bij andere lopende beleidstrajecten op het terrein van kinderopvang.

Het onderzoek bestaat uit kwalitatief onderzoek bestaande uit systematische interviews met deelnemers aan de trainingen, aangevuld met een beperkt aantal objectieve analyses van videomateriaal gemaakt tijdens de gevolgde trainingen, met toestemming van de betrokken houders, medewerkers en ouders.

Op basis van het onderzoek stellen de onderzoekers dat de trainingen voor de meeste deelnemers hebben geleid tot een vergroot bewustzijn van het belang van sterke interactievaardigheden. Het onderzoek laat zien dat het versterken van interactievaardigheden op korte termijn met deze trainingen mogelijk is. Tegelijkertijd is het risico op uitdoven van bereikte effecten aanzienlijk. Of effecten blijvend zijn, hangt af van de manieren van borging binnen de organisatie. In het onderzoek worden verschillende goede voorbeelden hiervan genoemd, zoals het regelmatig bespreken van interactievaardigheden binnen de organisatie of intervisie tussen collega’s. De aanbevelingen uit het onderzoek zijn zowel gericht op SZW, de trainingsaanbieders, de organisaties waar de deelnemers werken als de deelnemers. De bevindingen en aanbevelingen vanuit het onderzoek met betrekking tot de trainingen zullen onder de aandacht worden gebracht van de trainingsaanbieders, Nederlands Jeugd Instituut (NJI) en Sardes.

NJI en Sardes hebben naar aanleiding van hun eigen bevindingen over de aangeboden trainingen al aanpassingen aangebracht in de trainingen en het informatiemateriaal. SZW zal de aanbevelingen uit het onderzoek betrekken bij de lopende beleidstrajecten op het terrein van kinderopvang en bij de eventuele toekomstige beleidsvorming ten aanzien van kwaliteitsbevordering van gastouderopvang.

Tweede tussentijds verslag monitoring trainingen door Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK)

BKK voert als onderdeel van de subsidie van SZW voor de uitvoering van het programma Kwaliteitsimpuls Kinderopvang de monitoring uit van de uitvoering van de trainingen taal- en interactievaardigheden. Het uitvoeren van maatwerktrainingen binnen de eigen organisaties – in vervolg op de train-de-trainer-trainingen – valt buiten de monitoring van de trainingen taal- en interactievaardigheden door BKK.

1 juni jongstleden heeft BKK het tweede tussentijds verslag van de trainingen in het kader van de subsidieregeling «taal- en interactievaardigheden kinderopvang» (tweede tranche) uitgebracht6. Ten opzichte van de monitoring van de trainingen in het eerste tijdvak lieten de trainingen in het tweede aanvraagtijdvak zien dat de motivatie van de medewerkers gedurende de trainingen beter behouden bleef. De interne deelnemers aan de train-de-trainer-trainingen geven aan positief terug te kijken en gemotiveerd te blijven gedurende de trainingen, en dat zij naar eigen zeggen goed gemotiveerd en geëquipeerd zijn om de trainingen binnen de eigen organisatie te gaan verzorgen.

Ik vertrouw erop u middels deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de diverse onderwerpen en onderzoeken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Peuterspeelzaalwerk NL: facts & figures 2014, Bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 31 322, nr. 243 & Peuterspeelzaalwerk NL II: facts & figures 2016, Buitenhek Management & Consult

X Noot
4

Aandachtspunten gemeenten harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, Kamerstuk 34 596, nr. 8

X Noot
5

Kamerstuk 34 596, nr. 12. Deze motie verzoekt de regering om over de voortgang van de voorbereiding en implementatie door kinderdagopvang en peuterspeelzalen te monitoren en de Kamer hierover in het najaar van 2017 te rapporteren.

Naar boven