Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2016
Met deze brief bied ik uw Kamer de Landelijke rapportage «Toezicht en handhaving kinderopvang» van de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) aan1. Het rapport beschrijft hoe gemeenten het toezicht op, en de handhaving van de Wet
kinderopvang in 2015 hebben uitgevoerd.
Uit het rapport blijkt dat gemeenten en GGD’en hun wettelijke taak steeds beter uitvoeren:
in 2015 is 97% van alle locaties onderzocht (tegen 96% in 2014). De IvhO constateert
een daling (van ongeveer 20% t.o.v. 2014) in het aantal jaarlijkse onderzoeken waar
overtredingen worden vastgesteld en, hiermee samenhangend, een daling in het aantal
handhavingsadviezen. Het aantal locaties waar, over langere periode, geen tekortkomingen
worden geconstateerd neemt toe. Dit is een mooi beeld.
Om inzicht te krijgen in het effect van de verschillende handhavingsinstrumenten op
de naleving, heeft de IvhO ook een nadere analyse uitgevoerd binnen een groep van
ongeveer 100 gemeenten. Binnen deze groep voldeed een derde van de kinderopvangvoorzieningen
en gastouderbureaus de afgelopen drie jaar geheel aan de wettelijke eisen. Er was
echter ook een groep (ongeveer 20%) die hier niet aan voldeed en waarvan een deel
ook geen verbeteringen laat zien. Ik ga met de IvhO, GGD GHOR NL en de VNG in gesprek
over hoe beter zicht kan worden verkregen op de groep locaties die meerdere jaren
achtereen slecht presteert, wat hiervan de oorzaak is en op welke wijze de naleving
bij deze locaties verbeterd kan worden.
Naast de landelijke rapportage van de IvhO bied ik uw Kamer tevens het onderzoek «Niet handhaven, verklaarbaar?» van de IvhO aan. Het Landelijk rapport over 2014 liet zien dat gemeenten veelvuldig
gebruik maken van de mogelijkheid om beargumenteerd geen handhaving in te zetten na
een handhavingsadvies van de GGD. Op mijn verzoek is dit in 2015 nader onderzocht.
Het onderzoek «Niet handhaven, verklaarbaar?» geeft inzicht in de situaties waarin «beredeneerd niet handhaven» wordt toegepast
en de onderbouwingen die daarvoor worden gebruikt. Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten
«beredeneerd niet handhaven» op allerlei verschillende manieren opvatten en toepassen.
Zo zijn er gemeenten die wel degelijk actie ondernemen, maar «overleg en overreding»
of een «schriftelijke waarschuwing» niet als handhaving beschouwen (en ook niet als
zodanig registreren). Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de beslissing van gemeenten om niet te handhaven veelal een bewuste keuze is waaraan vaak afstemming
met de betrokken GGD ten grondslag ligt.
In navolging van dit onderzoek is de indicator «beredeneerd niet handhaven» aan het
gemeentelijk jaarverslag toegevoegd2. Ook heeft de IvhO presentaties in regio-overleggen van gemeentambtenaren en ggd-toezichthouders
gegeven. Ik vertrouw erop dat hiermee de betrouwbaarheid van de vastleggingen en de
onderbouwing van de inzet van dit instrument sterk zal verbeteren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher