Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2012
1. Inleiding
Bijgaand bied ik u het rapport «Kwaliteit gemeentelijk toezicht kinderopvang 2010/2011»
van de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) aan.1 Hieronder ga ik zowel in op de resultaten van dit rapport als op de beleidsconclusies
die ik hieraan verbind.
2. Het IvhO-onderzoeksrapport
De IvhO onderzoekt of de gemeenten de kwaliteit van de kinderopvang voldoende bewaken.
Jaarlijks beoordeelt de IvhO of de gemeenten hun toezicht en handhaving conform de
wet- en regelgeving uitvoeren. De gegevens uit het rapport zijn ontleend aan gemeentelijke
jaarverslagen inzake kinderopvang over 2010. Tevens is gebruik gemaakt van aanvullende
informatie zoals van de resultaten van het «Project achterblijvende gemeenten» over
een deel van 2011. Dit project van de IvhO is opgezet om te bewerkstelligen dat gemeenten
zich actiever met het toezicht op en vooral de handhaving van de kwaliteit van de
kinderopvang inzetten.
De voor mijn beleid meest relevante onderzoekresultaten zijn:
-
– Het totaal aantal door de GGD uitgevoerde verplichte onderzoeken is gestegen van bijna
10 000 naar ruim 12 000. Dit betekent een stijging van 80 procent in 2009 naar 85
procent in 2010. Daarmee is de wettelijke norm van 100 procent dichterbij gekomen.
-
– In bijna 45 procent van de inspectierapporten constateerde de GGD dat er geen tekortkomingen
zijn gesignaleerd. Bij de overige inspectierapporten (55 procent) werd het advies
gegeven om te handhaven. Het beeld over 2010 is iets beter dan dat over 2009.
-
– Bij gemeenten groeide in 2011 de aandacht voor de beoordeling van de ingezette handhavingacties
en verdere opvolging van de handhaving.
-
– De handhavingacties richting ondernemers zijn in 2010 zwaarder dan in 2009. Het aantal
zwaardere handhavingacties, is verdubbeld ten opzichte van 2009.
-
– Het project «Achterblijvende gemeenten», waarbij de IvhO met individuele gemeenten
gerichte verbeterafspraken maakt, leidde tot een sterke groei van gemeenten, die alle
wettelijke taken op orde hebben.
3. Beleidsconclusies
Ondernemers in de kinderopvang zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit die zij leveren
aan kinderen en hun ouders. Dat kan en moet nog beter, want het is niet wenselijk
dat in meer dan de helft van de inspectierapporten tekortkomingen worden geconstateerd.
Een goede uitvoering van toezicht en handhaving is van groot belang om ondernemers
die de regels niet naleven, aan te pakken. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het
toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Zij dienen het
feitelijke toezicht, op basis van landelijke uniforme criteria, te laten uitvoeren
door de GGD. De inzet van het handhavingsinstrumentarium moet borgen, dat het overtreden
van wet- en regelgeving niet loont. Vanuit mijn verantwoordelijkheid schep ik de
landelijke kaders en randvoorwaarden.
Met de IvhO concludeer ik dat er sprake is van een positieve trend in het toezicht
op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Er worden meer inspecties
uitgevoerd, er is minder sprake van overtredingen, de gemeentelijke aandacht voor
toezicht en handhaving kinderopvang neemt toe evenals het aantal zwaardere handhavingsacties.
Dit is van belang omdat ondernemers die de regels overtreden, hiervan de (financiële)
gevolgen ondervinden.
Wel constateer ik, dat er nog een verdere verbetering nodig is. Daarom heb ik per
2012 een aantal maatregelen ingezet, zoals een structurele verhoging van het beschikbare
budget in het gemeentefonds tot € 24,9 mln. per jaar, de invoering van risicogestuurd
toezicht en de verdere uitrol van de Gemeenschappelijke Inspectieruimte ter ondersteuning
van de werkzaamheden van gemeenten.2 De website van de IvhO bevat het actuele overzicht van de gemeenten, die hun wettelijke
minimumeisen toezicht en handhaving (on)voldoende naleven.
Ik zal blijven monitoren of de ingezette maatregelen eraan bijdragen dat de noodzakelijke
verbeteringen tot stand komen en dat de door de IvhO geconstateerde positieve trend
zich doorzet.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp