31 311
Zelfstandig ondernemerschap

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2009

Hierbij doen wij u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën, de voortgangsrapportage over doorgroei van ondernemingen toekomen (zie bijlage). Deze notitie is een uitwerking van de toezegging in de brief «Vergemakkelijken van doorgroei» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 311, nr. 21). Daarnaast heeft het kabinet aan Uw Kamer de toezegging gedaan de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland te vragen een top 10 belemmeringen voor doorgroei op te stellen, die inzicht geeft in de resterende belemmeringen voor doorgroei. In deze voortgangsrapportage vindt u naast deze top 10 belemmeringen voor doorgroei, ook de kabinetsreactie op de door de werkgeversorganisaties aangegeven belemmeringen aan.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Voortgangsnotitie «Vergemakkelijken van doorgroei»

1. Inleiding

Het kabinet heeft in de brief «Vergemakkelijken van doorgroei» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 311, nr. 21) een aantal concrete maatregelen aangekondigd om onnodige belemmeringen voor doorgroei van kleine of startende ondernemingen weg te nemen. In deze brief is aangekondigd dat uw Kamer rond Prinsjesdag 2009 zal worden geïnformeerd over de voortgang van deze maatregelen.

Deze voortgangsrapportage doe ik u hierbij toekomen. Naar aanleiding van bovengenoemde brief heeft het kabinet aan uw Kamer de toezegging gedaan de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland te vragen een top 10 belemmeringen voor doorgroei op te stellen die inzicht geeft in de door deze organisaties ervaren belemmeringen voor doorgroei. In deze voortgangsrapportage vindt u de kabinetsreactie op de door hen aangegeven belemmeringen, waarbij wordt ingegaan op de maatregelen rondom deze thema’s die reeds zijn genomen of door het kabinet in gang zijn gezet.

2. Voortgang aangekondigde acties

In de brief «Vergemakkelijken van doorgroei» zijn de maatregelen onderverdeeld in vier aangrijpingspunten, zijnde het verminderen (of vereenvoudigen) van de regeldruk, het verschuiven van uitvoerende taken en risico’s, het verbeteren van de informatievoorziening over wet- en regelgeving en het verlichten van regime voor startende en/of kleine ondernemingen. Deze voortgangsrapportage is ook langs deze lijnen gestructureerd.

2.1 Eerste aangrijpingspunt: verminderen van de regeldruk, administratieve lasten en kosten

Het eerste aangrijpingspunt betreft het verminderen (of vereenvoudigen) van regeldruk voor het bedrijfsleven. Het afgelopen jaar heeft het kabinet de volgende stappen ondernomen deze regeldruk te verminderen die vooral voor kleine ondernemingen belangrijk zijn:

Eerstedagsmelding (EDM)

  In de vorige brief is aangekondigd de wettelijke verplichting van alle werkgevers tot het doen van een melding voor aanvang van de arbeid van een nieuwe werknemer (EDM) af te schaffen. Deze verplichting is per 1 januari 2009 afgeschaft. Wel is de mogelijkheid behouden, bij beschikking van de belastinginspecteur, werkgevers een EDM-verplichting op te leggen na geconstateerde fraude of illegale tewerkstelling.

Identificatieplicht

  Vorig jaar heeft het kabinet aangekondigd met een standpunt te komen over het advies van de Commissie Regeldruk Bedrijven met betrekking tot de identificatieplicht, namelijk dat de nalevingskosten van de identificatieplicht van een nieuwe werknemer fors gereduceerd kunnen worden zonder dat het doel van de wetgeving aangetast wordt. Naar aanleiding van dit advies is een gemengde werkgroep Identificatieplicht ingesteld onder het voorzitterschap van de directeur Naleving van het ministerie van SZW, met drie vertegenwoordigers van de werkgevers en vertegenwoordigers van de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie.

  De vermindering van de regeldruk door de identificatieplicht wordt uitgewerkt rond drie thema’s:

– Verbeterde voorlichting voor werkgevers die een nieuwe werknemer in dienst nemen;

– Helderdere verantwoordelijkheidsverdeling in de relatie uitzendbureau/inlener;

– Controle- en sanctiebeleid.

  Een voorstel voor verbeterde informatie is aan werkgeversorganisaties aan voorgelegd voor commentaar. Verwachte afronding van de werkzaamheden is in de loop van oktober 2009.

Bestemmingsplannen

  Het kabinet heeft in de brief van vorig jaar toegezegd aandacht te besteden aan (gemeentelijke) drempels voor ondernemers om met meer werknemers vanuit huis te werken. Tevens is toegezegd samen met de VNG een handreiking voor gemeenten op te stellen over bestemmingsplannen. Het kabinet is van mening dat de Wet Ruimtelijke Ordening gemeenten voldoende mogelijkheden biedt om globaal te bestemmen. Het is nu aan gemeenten om de ruimte die de wet biedt te benutten en in bestemmingsplannen meer ruimte en flexibiliteit in te bouwen. Om gemeenten daarbij te helpen, is in opdracht van het ministerie van VROM een brochure «Globaal Bestemmen» opgesteld. Deze brochure zal naar verwachting in het najaar verschijnen en samen met de VNG onder de aandacht worden gebracht van gemeenten en stedenbouwkundige bureaus.

Modern migratiebeleid

  Het kabinet heeft vorig jaar aangekondigd het migratiebeleid te moderniseren om een significante vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven te bereiken. Het wetsvoorstel met betrekking tot de toelating en het verblijf van vreemdelingen die op reguliere gronden verblijf in Nederland wensen, is voor advies voorgelegd aan Raad van State. De planning is het wetsvoorstel in 2011 af te ronden.

Statistiekverplichtingen

  In de vorige brief is aangekondigd de statistiekverplichtingen verder te verminderden door de introductie van een gezamenlijke conjunctuurenquête van CBS, EIB, KvK, VNO-NCW en MKB Nederland, ConjunctuurEnquête Nederland (COEN). Deze gezamenlijke conjunctuurenquête is met ingang van 2009 operationeel. Deze is opgebouwd rondom bestaande maandenquêtes van CBS en EIB en is met de steun van het ministerie van Economische Zaken tot stand gekomen. Deze enquête brengt vier keer per jaar de belangrijkste ontwikkelingen en verwachtingen in het Nederlandse bedrijfsleven in kaart, uitgesplitst naar regio en bedrijfstak, waarbij in de analyse en de vraagstelling van deze enquête wordt ingespeeld op de actuele ontwikkelingen. Door de intensieve samenwerking dalen de administratieve lasten van deze conjunctuurenquêtes met 25%, terwijl de kwaliteit van de statistiek verbetert en de onderzoekskosten dalen.

Afschaffing jaarrekeningplicht micro-ondernemingen

  De afschaffing van de jaarrekeningplicht voor micro-ondernemingen wordt door Nederland en enkele andere lidstaten bepleit in Europa, maar besluitvorming over dit punt is nog niet afgerond. Om micro-ondernemingen vrij te kunnen stellen van de jaarrekeningplicht moeten de Europese regels eerst verder worden versoepeld. Op dit moment wordt in ons land gebruik gemaakt van alle vereenvoudigingen die de Europese regelgeving toe laat.

Regeldruk arbeidsomstandighedenbeleid:

  Vorig jaar heeft het kabinet aangekondigd een mogelijke vereenvoudiging van de Risico-inventarisatie & -evaluatieregeling (RI&E-regeling) voor kleine bedrijven te verkennen. In de eerste helft van 2009 hebben SZW en sociale partners in een werkgroep onderzocht of en zo ja op welke wijze een vereenvoudiging van de RI&E-regeling voor kleine bedrijven mogelijk is. Over de uitkomsten vinden nog besprekingen plaats. In de nabije toekomst zal er een reactie kenbaar gemaakt worden over de uitkomsten hiervan.

Fiscaliteit

  Vorig jaar is in de notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap bij het Belastingplan 2009 de vraag gesteld of een andere, meer evenwichtige verdeling van de ondernemersfaciliteiten haalbaar is, waarbij deze faciliteiten meer dan nu bijdragen aan het starten en doorgroeien van ondernemingen.1 Met de maatregelen in het belastingplan 2010 realiseert het kabinet een evenwichtiger verdeling van ondernemersfaciliteiten en wordt het starten en doorgroeien van ondernemingen gestimuleerd.

  De MKB-winstvrijstelling stelt een vast percentage van de winst vrij van belasting. Hiervoor geldt thans nog de voorwaarde dat wordt voldaan aan het urencriterium. Deze voorwaarde vervalt. Voortaan bestaat dus recht op de MKB-winstvrijstelling ongeacht het aantal uren dat aan een onderneming wordt besteed. Hybride en deeltijdondernemers krijgen daardoor ook MKB-winstvrijstelling.2 Daarnaast wordt de MKB-winstvrijstelling verhoogd van 10,5 naar 12%. Het afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling en het verhogen van de vrijstelling verlaagt de marginale belastingdruk op winstinkomen en bevordert doorgroei, ook van hybride en deeltijdondernemers.

Kleine banen voor jongeren

  In het Belastingplan 2010 is een voorstel opgenomen om kleine banen voor jongeren tot 23 jaar vanaf 2010 vrij te stellen van de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en vanaf 2011 van de loonheffing. Deze maatregel zorgt er enerzijds voor dat de loonkosten van kleine banen voor jongeren zullen dalen en anderzijds de administratieve lasten zullen afnemen. Kleine en startende ondernemers kunnen daardoor goedkoper en makkelijker jonge werknemers voor een aantal uren in de week in dienst nemen.

2.2 Tweede aangrijpingspunt: verschuiven van uitvoerende taken en risico’s

Het tweede aangrijpingspunt betreft het verschuiven van uitvoerende taken en risico’s van de werkgever terug naar bijvoorbeeld de overheid. Het verschuiven van taken en het verminderen van gegevensuitvraag kunnen de regeldruk beperken. Op dit gebied heeft het kabinet het afgelopen jaar de volgende maatregelen genomen:

Loonadministratie: loon- en premieheffing:

  Voor werkgevers is het invullen en bijhouden van de loonadministratie complex, waardoor dit gepaard gaat met administratieve lasten. In de vorige brief over doorgroei heeft het kabinet aangegeven de administratieve lasten van loon- en premieheffing te verminderen. Daartoe worden, gelijktijdig met het Belastingplan 2010, twee wetsvoorstellen ingediend waarmee op diverse fiscale terreinen de regelgeving voor burgers, bedrijfsleven en belastingdienst wordt vereenvoudigd.

– Ten eerste zal het wetsvoorstel Uniformering loonbegrip worden ingediend waarmee de diverse loonbegrippen voor de loonbelasting, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet worden geharmoniseerd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voornemen tot opheffing van discoördinatiepunten in het loon voor de loonbelasting en het premieloon waarover is gesproken in de brieven aan uw Kamer van 8 oktober 2007 en 3 juli 20083. Het kabinet ziet het wegnemen van de verschillen als een noodzakelijke stap om verdere vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten te bereiken voor werkgevers en de Belastingdienst. Hiermee wordt het loonstrookje voor de burger simpeler en de loonadministratie voor de bedrijven makkelijker. In het voorjaar van 2010 zal, mede afhankelijk van het koopkrachtbeeld voor 2011, een keuze worden gemaakt voor invoering van het uniforme loonbegrip per 1 januari 2011 of 2012.

– Ten tweede zal het wetsvoorstel Fiscale vereenvoudiging worden ingediend. Onderdeel hiervan is de vereenvoudiging van de behandeling van vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting. Momenteel bestaan er circa 30 verschillende regels om vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemer, zoals de fiets van de zaak etc., te waarderen en te belasten of onbelast te laten. Via het wetsvoorstel zal dit systeem worden vervangen door een forfaitaire regeling op werkgeversniveau, afgezien van enkele specifieke regelingen zoals voor reiskosten. De nieuwe werkkostenregeling treedt volgens het wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2011 in werking.

Scholing

  Het kabinet heeft vorig jaar aangekondigd in overleg met de sociale partners te bezien welke benadering het meest geschikt is om tot een «scholingsklimaat» te komen waarin alle werkenden de gelegenheid hebben deel te nemen aan scholing. Daarbij is één van de toetspunten de eventuele (administratieve) gevolgen voor het MKB. Met ingang van 26 juni 2009 zijn in het kader van het stimuleringspakket twee nieuwe subsidieregelingen voor werkgevers geïntroduceerd, namelijk de scholingsbonus en het Ervaringsprofiel en Ervaringscertificaat (EVC). De scholingsbonus is bedoeld om nieuwe werknemers om- of bij te scholen. Zelfstandigen die personeel in dienst willen nemen, kunnen gebruik van deze scholingsbonus maken. Met het EVC wordt inzichtelijk gemaakt welke kennis en vaardigheden een werknemer heeft. Zelfstandigen die zich genoodzaakt zien hun personeel te ontstaan, kunnen via de EVC-maatregelen ervoor zorgen dat het ontslagen personeel eenvoudiger elders werk vindt. Deze regelingen zijn bedoeld om werkgevers en werknemers te ondersteunen in de huidige economische crisis. Beide regelingen zijn gericht op met ontslag bedreigde werknemers.

Aansprakelijkheid

  Het kabinet heeft in de vorige brief toegezegd te onderzoeken op welke wijze de aansprakelijkheidswetgeving in andere landen is vormgegeven en op welke wijze de jurisprudentie zich in Nederland in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Het kabinet zal een extern onderzoek laten verrichten om inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de jurisprudentie op het gebied van de reikwijdte van aansprakelijkheid voor werkgevers en de mogelijke afdekking van deze risico’s door middel van een aansprakelijkheidsverzekering. Het kabinet zal uw kamer begin 2010 informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.

Verlof

  In de beleidsverkenning modernisering verlof en arbeidstijden heeft het kabinet als uitgangspunt geformuleerd dat de lasten voor werkgevers niet mogen stijgen en dat rekening dient te worden gehouden met de positie van het MKB. De beleidsverkenning is uitgewerkt conform dit uitgangspunt. De voorgestelde maatregelen zien erop toe dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, werkgever en werknemer in balans blijft. Voor het kabinet blijft voorop staan dat verlof en arbeidspatronen primair moeten worden geregeld in onderling overleg tussen werkgever en werknemer.

2.3 Derde aangrijpingspunt: verbeteren van informatievoorziening

Het derde aangrijpingspunt betreft het verbeteren van de informatievoorziening en dienstverlening over wet- en regelgeving. Voor ondernemers is het van belang dat de informatie over wet- en regelgeving duidelijk, toegankelijk en overzichtelijk is.

Verbeteren informatievoorziening over wet- en regelgeving

Vorig jaar heeft het kabinet een aantal maatregelen aangekondigd om de informatievoorziening over wet- en regelgeving aan bedrijven te verbeteren, onder andere op het gebied van regels en subsidies, aanbesteden en arbeidsomstandighedenbeleid.

Antwoord voor bedrijven

  De ondernemer kan sinds 2008 voor informatie over wet- en regelgeving terecht bij Antwoord voor bedrijven, dat bestaat uit de website www.Antwoordvoorbedrijven.nl en een klantencontactcentrum dat vragen per telefoon, e-mail en chat beantwoordt. Dit is de eerstelijnsvoorziening op het gebied van regels en subsidies voor ondernemers van de gehele overheid, dus van het rijk, provincie, gemeenten en waterschappen. Inmiddels is de informatie van de website direct of via een link beschikbaar op websites van de Kamers van Koophandel, gemeentes en brancheorganisaties. Daarnaast is op de website het Meldpunt onduidelijke en strijdige regelgeving geplaatst en zal het mogelijk worden online vergunningen en subsidies aan te vragen. Het afgelopen jaar is het bezoek van de website www.antwoordvoorbedrijven.nl gestegen van 40 000 bezoeken per maand in het voorjaar van 2008 naar 140 000 bezoeken per maand in het voorjaar van 2009.

Kamers van Koophandel

  Om de informatievoorziening aan (potentiële) werkgevers verder te verbeteren is op de startpagina van www.kvk.nl een themadossier personeel over de verschillende aspecten van het werkgeverschap ingericht. Hiermee is voorheen versnipperde informatie gebundeld en meer centraal te vinden. Onderdeel van het dossier is een rekentool waarmee de ondernemer de loonkosten van een nieuwe of extra werknemer kan berekenen.

TenderNed

  TenderNed wordt hét systeem voor elektronisch aanbesteden in Nederland en helpt het aanbestedingsproces te stroomlijnen en te moderniseren. Dit verbetert de informatievoorziening over en de toegankelijkheid van aanbestedingen. Dit komt ook ten goede aan kleine en startende ondernemingen. In de vorige brief heeft het kabinet aangekondigd dat in 2009 een nieuwe versie van TenderNed beschikbaar zou komen. Zoals eerder reeds gemeld in het antwoord op schriftelijke vragen bij de behandeling van het jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken, heeft de nieuwbouw van TenderNed enige vertraging opgelopen.1 TenderNed zal nu naar verwachting in de loop van 2010 worden opgeleverd. Het voornemen is in de nieuwe Aanbestedingswet de verplichting op te nemen de aankondiging van een opdracht via TenderNed te publiceren. Deze wettelijke maatregel zorgt ervoor dat alle aankondigingen op één centrale plek te vinden zijn.

Informatie over arbeidsomstandighedenbeleid

  Het kabinet heeft vorig jaar aangekondigd informatie over het arbeidsomstandighedenbeleid via de websites www.arboportaal.nl en www.rie.nl beschikbaar zou worden gemaakt. Om de informatievoorziening aan zzp’ers verder te verbeteren is op voor de arboportaal website een «Special voor zzp’ers» ontwikkeld. Hiermee wordt de zzp’er voorzien van additionele informatie in een herkenbare en aansprekende vorm. Ook heeft de Arbeidsinspectie een brochure Zelfstandigen en de Arbowet uitgegeven (ook te downloaden via www. arbeidsinspectie.nl) met de relevante regelgeving, de belangrijkste arbeidsrisico’s en de manier waarop de Arbeidsinspectie handhaaft.

Nalevingsassistent

  Het doel van het project Nalevingshulp is het kennistekort bij startende en kleine ondernemers met betrekking tot de wet- en regelgeving weg te nemen. De vorm van de nalevingshulp kan per branche verschillen: in sommige branches kan volstaan worden met een boekje, in andere branches moet worden gewerkt aan een ICT-matige oplossing. In het najaar van 2009 worden de eerste resultaten voor de nalevingshulp voor ondere andere de branches recreatiebedrijven, horeca en kinderopvang gerealiseerd. In 2011 zullen voor 25 branches nalevinghulpen gereed zijn.

Verbeteren informatievoorziening over de arbeidsmarkt

In de vorige brief over doorgroei heeft het kabinet aangekondigd 100 Locaties voor Werk en Inkomen (LWI) te creëren. Inmiddels werken de ketenpartners CWI, UWV en gemeenten aan de invoering van geïntegreerde dienstverlening op de 120 Werkpleinen (voorheen Locaties Werk en Inkomen). Voor werkgevers wordt dat vormgegeven via een gezamenlijk dienstverleningsconcept en één aanspreekpunt.

Over de voortgang daarvan wordt gerapporteerd via de zogenaamde Landkaart, die geraadpleegd kan worden op de website www.samenvoordeklant.nl. De meest actuele gegevens wijzen uit dat een gezamenlijk dienstverleningsconcept voor werkgevers op 42% van de Werkpleinen is uitgewerkt en bekrachtigd door het managementteam. Op 55% van de Werkpleinen is men bezig met de ontwikkeling van het dienstverleningsconcept. Voor het principe «één aanspreekpunt voor de werkgever» geldt dat dit is gerealiseerd op 60% van de Werkpleinen en in ontwikkeling is op 38% van de Werkpleinen.

Daarnaast is de werkwijze die nu wordt toegepast binnen de Mobiliteitscentra van belang. Hoewel de Mobiliteitscentra zijn opgezet om adequaat te kunnen inspelen op de huidige economische crisis, kan de werkwijze mogelijk breder worden toegepast. Zo kunnen zich regionale punten ontwikkelen waarin publieke en private partijen met elkaar samenwerken. Zij binden en verbinden regionale initiatieven op het terrein van regionale arbeidsmobiliteit, werk en scholing van publieke en private partijen (leer-werkloketten, brancheservicepunten, netwerken van werkgevers en Poortwachtercentra). Belangrijke partijen zijn o.a. brancheorganisaties, gemeenten en provincies, uitzendbureaus, detacheringbureaus, uitzendbureaus, loopbaan-adviesorganisaties, onderwijsinstellingen, kenniscentra en Kamer van Koophandel.

2.4 Vierde aangrijpingspunt: een verlicht regime

Het sluitstuk van de vorig jaar aangekondigde aanpak is het verlichten van het regime voor kleine of startende bedrijven. Hoe meer via de voorgaande drie aangrijpingspunten wordt gerealiseerd, hoe kleiner de noodzaak voor het instellen van een verlicht regime is. Het kabinet heeft in de vorige brief een aantal maatregelen en onderzoeken aangekondigd op het gebied van regeldruk, en ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Regeldruk voor kleine of startende bedrijven

Starten van een BV

  Vorig jaar heeft het kabinet aangekondigd het oprichten van een BV gemakkelijker te maken voor startende en doorgroeiende ondernemers. Op 31 mei 2007 is het wetsvoorstel «Flex BV» ingediend bij de Tweede Kamer (Tweede kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 058, nr. 2). Dit voorstel maakt het mogelijk dat een BV wordt opgericht zonder het nu verplichte minimumkapitaal van EUR 18 000. Bij inbreng in natura wordt niet langer een accountantsverklaring vereist. Het wetsvoorstel biedt de aandeelhouders meer keuzevrijheid in de inrichting van de BV en de blokkeringsregeling bij aandelenoverdracht is niet langer verplicht. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel dit jaar nog aangenomen. Daarnaast is er een wetsvoorstel Herziening toezicht rechtspersonen (HTR) in voorbereiding waarin het preventief toezicht (ministeriële verklaring van geen bezwaar) bij oprichting van een rechtspersoon wordt afgeschaft. Dit wetsvoorstel HTR doorloopt op dit moment het parlementaire besluitvormingstraject. Verwacht wordt dat dit tijdig zal worden afgerond om aansluitend bij de ontwikkeling van het informatiesysteem per medio 2010 het nieuwe systeem in werking te kunnen laten treden.

Belastingwetgeving

  Met betrekking tot de belastingwetgeving heeft het kabinet vorig jaar aangegeven het verkrijgen van een VAR-beschikking (Verklaring Arbeidsrelatie) te vergemakkelijken, de grens voor kwartaalaangifte omzetbelasting te verhogen, en de loonaangifte voor directeurgrootaandeelhouders te vergemakkelijken.

Automatische verlening VAR

  Ter vermindering van de administratieve lasten zullen met ingang van kalenderjaar 2010 VAR-beschikkingen voortaan automatisch worden verstrekt als zich gedurende drie jaar geen wijziging heeft voorgedaan. Dit betekent bijvoorbeeld dat een ondernemer of een directeur-grootaandeelhouder die drie jaar achtereenvolgens een VAR-winst respectievelijk een VAR-dga heeft gehad voor bepaalde werkzaamheden, de jaren daarna diezelfde VAR automatisch krijgt opgestuurd zolang hij op dezelfde wijze hetzelfde werk blijft doen, zonder dat daaraan een uitdrukkelijk verzoek vooraf hoeft te gaan.

Verhoging grens kwartaal aangifte omzetbelasting

  Deze maatregel betreft de verhoging van de grens waarboven maandaangifte moet worden gedaan. Deze grens is, per 1 januari 2009, verhoogd van € 7000 tot € 15 000. Overigens ter zijde wordt hier opgemerkt dat, als onderdeel van het crisispakket, btw-plichtige ondernemingen die maandaangifte doen en maandelijks btw afdragen, met ingang van 1 juli 2009, kunnen kiezen voor kwartaalaangifte- en betaling.

Vereenvoudiging loonaangifte dga

  De loonaangifte voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) is vergemakkelijkt door het laten vervallen van een aantal rubrieken voor de dga als niet-verzekerde werknemer. Deze maatregel zal per 1 januari 2010 ingaan. Deze versimpelde maandaangiften van de dga kunnen al voor het hele jaar aan het begin van het jaar worden ingediend. De bijbehorende betalingskenmerken worden aan het begin van het jaar voor alle tijdvakken aan de inhoudingsplichtigen bekendgemaakt. Kort samengevat komt het erop neer dat de dga in één keer zijn vereenvoudigde maandaangiften voor het hele jaar kan klaar zetten en dat hij er dan nagenoeg geen omkijken meer naar heeft.

  De softwareleveranciers zijn namelijk gewezen op de aangeboden nummergenerator welke er voor zorgt dat het betalingskenmerk binnen het loonaangiftepakket wordt gegenereerd en dat het wordt klaargezet voor de te verrichten betaling.

Kosten en administratieve handelingen bij voldoen van heffingen

  Zoals vorig jaar aangekondigd heeft het kabinet de directe en indirecte kosten (administratieve lasten) van heffingen voor bedrijven in kaart gebracht en de effecten op doorgroei onderzocht. Uit dit onderzoek naar de perceptie van bedrijven op de administratieve lasten en kosten van heffingen, uitgevoerd door EIM,1 blijkt dat in beginsel heffingen de doorgroei niet belemmeren.

  Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd die pleiten voor veranderingen bij de heffingen van bedrijfs- of productschappen. Ook het bundelen van heffingen krijgt brede steun van de ondervraagde werkgevers. Aan bundeling van heffingen worden wel voorwaarden verbonden: ondernemers willen wel overzicht behouden waarvoor, hoeveel en aan wie men betaalt en de mogelijkheid tot gespreide betaling bij hoge bedragen dient geboden worden. Heffingen die wel als last worden ervaren, voornamelijk door het grootbedrijf, zijn de muziekheffingen van Buma-Stemra en Sena. In de herziening Wet toezicht collectief beheer, die naar verwachting in 2010 in werking zal treden, wordt de transparantie vergroot inzake de hoogte en de opbouw van deze heffingen. Tevens wordt het toezicht op de inningsorganisaties verbeterd. Bij Buma-Sterma en Sena lopen daarnaast initiatieven om te kijken of verdere bundeling van facturen zinvol is.

  In ditzelfde onderzoek geven de ondernemers en de grote ondernemers wederom meer dan de kleine ondernemers echter wel aan dat ze zich in hun doorgroei belemmerd voelen door de volgende drie belastingen: loonheffing, omzetbelasting/BTW en OZB. De ervaren last van deze belastingen heeft niet zozeer te maken met het proces, maar heeft vooral te maken met de hoogte van deze belastingen.

Nieuwe wet- en regelgeving

  Om beter bewust te worden van de lasten van nieuwe wet- en regelgeving voor het kleinbedrijf heeft het kabinet vorig jaar aangekondigd de effecten bij de totstandkoming van nieuwe wet- en regelgeving vooraf zichtbaar maken. Daarom is in de Bedrijfseffectentoets het belang van rekening houden met effecten van wet- en regelgeving op het kleinbedrijf explicieter gemaakt. Zo wordt bijvoorbeeld gevraagd expliciet aan te geven hoeveel bedrijven in het middenen kleinbedrijf worden geconfronteerd met de nieuwe wet- of regelgeving en wat de relatieve impact op deze MKB-bedrijven zal zijn. De wijzigingen zijn dit voorjaar van kracht geworden.

Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Maximeren WGA-premie

  Vorig jaar heeft het kabinet toegezegd om uw Kamer te informeren over de vooren nadelen van verlaging van de maximum WGA-premie voor kleine werkgevers. In de brief van 18 december 20081 heeft het kabinet uw Kamer hierover geïnformeerd. Opgemerkt is dat de WGA zal worden geëvalueerd in 2009 en dat daarbij ook aandacht zal worden besteed aan de invloed van de WGA op beslissingen van ondernemers om personeel aan te nemen en verder door te groeien. Naar aanleiding van de resultaten van die evaluatie kan worden beslist over eventuele wijzigingen. Het kabinetstandpunt naar aanleiding van de evaluatie wordt voorzien in oktober 2009, hierin zal mogelijke maximering van de WGA-premie worden meegenomen.

Afschaffen drempelbedrag in de regeling werkplekaanpassing

  Op 1 januari 2009 zijn de drempelbedragen in de subsidieregeling voor werkgevers op € 0 gesteld. Hierdoor wordt het mogelijk dat een werkgever in alle gevallen waarin een aanpassing van de werkplek noodzakelijk is een subsidie kan aanvragen voor het (laten) aanbrengen van arbeidsplaatsvoorzieningen die naar aard van de zaak duurzaam zijn verenigd met zijn bedrijf. Deze maatregel is ingevoerd doordat de regering de belemmeringen voor werkgevers om Wajongers in dienst te nemen zoveel mogelijk wil wegnemen. Het kabinet heeft daarom vorig jaar aangekondigd het aannemen van Wajongers aantrekkelijker te maken door het drempelbedrag in de regeling voor een eventuele werkplekaanpassing af te schaffen. Deze wijziging is niet alleen van toepassing op Wajongers geworden , maar op alle personen met een structurele functionele beperking waarvoor een aanpassing van de werkplek noodzakelijk is.

Onderzoek naar verzuimverzekeringen

  Het kabinet heeft vorig jaar aangekondigd onderzoek te zullen doen naar de werking voor ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor het MKB. Dit onderzoek zal eind 2009 worden afgerond. Uw Kamer zal vervolgens worden geïnformeerd over de uitkomsten.

2.5 Belemmeringen voor doorgroei door sectorale- en branchespecifieke afspraken

Tot slot heeft het kabinet in de vorige brief aangegeven dat de overheid niet de enige partij is die kan bijdragen aan de vermindering van regeldruk, maar dat de sociale partners, door middel van cao-afspraken, hier ook invloed op uitoefenen. Er zijn bij deze constatering twee toezeggingen gedaan:

• Het kabinet heeft vorig jaar aangekondigd de sociale partners op te roepen bij het maken van cao-afspraken op het terrein van verlof, ziekte en arbeidsongeschiktheid rekening te houden met de gevolgen voor kleine (of startende) bedrijven. Het kabinet wilde, alvorens over te gaan tot een dergelijke oproep, meer inzicht hebben in de kosten en baten van bovenwettelijke cao-regelingen op het terrein van verlof, ziekte en arbeidsongeschiktheid, en de verschillen hiervan tussen grote en kleine bedrijven. Extern onderzoek heeft uitgewezen dat volgens werkgevers dergelijke bovenwettelijke cao-regelingen leiden tot beter gemotiveerde werknemers. Bovenwettelijke cao-regelingen op het terrein van verlof en verzuim kunnen in het kleinbedrijf tot grotere pieken in werkbelasting en kosten leiden dan in het grootbedrijf. Bovendien zijn de kosten voor bovenwettelijke cao-regelingen op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid relatief hoger in het kleinbedrijf.1 Het kabinet zal het onderzoek ter consultatie voorleggen aan de sociale partners.

• Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd onderzoek te doen naar de ruimte voor flexibiliteit binnen cao’s, met name in het MKB. Dit onderzoek is aanbesteed en zal dit najaar worden afgerond. Hierin wordt gekeken naar ervaringen van kleine en middelgrote ondernemingen met eventuele knelpunten in cao’s. Na afronding zal het kabinet de bevindingen van de onderzoeken bespreken met sociale partners.

3. Top 10 belemmeringen voor doorgroei

Het ministerie van Economische Zaken heeft de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland gevraagd een top 10 van de door hen ervaren belemmeringen voor doorgroei op te stellen. VNO-NCW en MKB Nederland geven aan dat veel van de door hen in de top 10 benoemde knelpunten niet nieuw zijn en dat de agenda van het kabinet om te komen tot vermindering van regeldruk ertoe geleid heeft dat veel knelpunten al zijn geïdentificeerd en in beweging zijn. Hieronder vindt u de top 10 en een appreciatie van het kabinet met betrekking tot de aangedragen knelpunten.

1. Flexibele arbeidsmarkt

De werkgeversorganisaties pleiten voor een verdere verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke contracten. De cao-partijen kunnen nu al een verruiming van de huidige «ketenbepaling» regelen in de cao (artikel 7: 668a BW lid 5). Voorts heeft het kabinet onlangs een wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State gezonden om jongeren gedurende de huidige economische crisis langer aan het werk te houden door tijdelijk mogelijk te maken dat vaker (maximaal 4 contracten) en langer (maximaal 4 jaar) opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met jongeren tot 27 jaar mogen worden aangegaan. De reden deze maatregel specifiek op jongeren te richten is dat jongeren relatief harder worden getroffen door de crisis. Bovendien is bijna 39% van het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (553 000 van alle werknemers) jonger dan 25 jaar. Met het oog op de huidige economische crisis betreft het een tijdelijke maatregel van twee jaar met een mogelijkheid tot verlenging. Er zal een evaluatie van de maatregel plaatsvinden. De beoogde datum van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel is 1 januari 2010.

2. Werkgeverschap gemakkelijker maken

Moratorium nieuwe verplichtingen werkgevers

De werkgeversorganisaties pleiten voor een moratorium op nieuwe verplichtingen voor de werkgever en een geleidelijke herschikking van verantwoordelijkheden waardoor een evenwichtige balans ontstaat, met als voorbeeld een vereenvoudiging van het verlofstelsel. Het kabinet onderschrijft dat de balans tussen werkgeversen werknemersverantwoordelijkheden aan verandering onderhevig is. Zoals hierboven is beschreven gebeurt dit bij de huidige herziening van het verlofstelsel reeds, waarbij het uitgangspunt wordt gehanteerd dat dit geen extra lasten voor het bedrijfsleven mag opleveren.

Het kabinet doet, zoals in deze brief beschreven, reeds veel om ondernemen te stimuleren en te vergemakkelijken. Bij herschikking van verantwoordelijkheden en instellen van nieuwe regelgeving houdt het kabinet uiteraard rekening met de gevolgen hiervan voor het bedrijfsleven en streeft er dan ook naar louter wanneer het strikt noodzakelijk is extra plichten opleggen. Het instellen van een moratorium op nieuwe verplichtingen voor werkgevers gaat het kabinet echter een stap te ver, aangezien dit de ruimte voor toekomstig beleid te zeer zou beperken.

Verlichting loondoorbetalingsplicht bij ziekte

De werkgeversorganisaties pleiten voor een verlichting van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte, met name als het gaat om vormen van ziekte en arbeidsongeschiktheid waar de werkgever niets aan kan doen en die de werknemer had kunnen voorkomen. De verplichte loondoorbetaling bij ziekte is onderdeel van het overheidsbeleid om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid terug te dringen. Daarbij wordt het finaliteitsbeginsel gehanteerd: voor de inkomensbescherming van een arbeidsongeschikte werknemer doet niet ter zake wat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid is. Belangrijker is wat de arbeidsmogelijkheden voor de arbeidsongeschikte werknemer zijn. De (re-integratie naar) werk staat voorop.

Dit beleid heeft het beoogde effect gehad. De systematiek van loondoorbetaling die in stappen naar 2 jaar is gebracht en de poortwachtersfunctie heeft in combinatie met de wet WIA ervoor gezorgd dat de arbeidsongeschiktheid, een van de majeure problemen van Nederland vanaf de jaren tachtig tot begin deze eeuw, uiteindelijk onder controle is gebracht. De instroom in de arbeidsongeschiktheid is van circa 100 000 personen in 2000 teruggebracht tot een jaarlijks niveau van circa 25 000 mensen nu. Ook het ziekteverzuim is dankzij deze maatregelen teruggebracht van circa 10 (jaren tachtig) naar 4 procent. Voortzettingvoortzetting van dit beleid is dan ook aangewezen.

Uitbreiding no riskpolis

Werkgeversorganisaties pleiten er voor de no risk-polis beschikbaar te maken voor de eerste twee ziektejaren, om re-integratie buiten het eigen bedrijf te stimuleren.1 Bij de invoering van de Wet WIA is door de wetgever uitdrukkelijk gekozen voor de huidige vormgeving van de no riskpolis, waarbij uitgegaan wordt van een private verantwoordelijkheid gedurende de eerste twee ziektejaren en de no riskpolis pas aan de orde kan komen nadat beoordeeld is of iemand in aanmerking komt voor de WIA. De werkgeversorganisaties bepleiten nu echter een vervroegde no riskpolis in de eerste twee ziektejaren. Naar aanleiding daarvan is het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid thans in overleg met de Stichting van de Arbeid om de mogelijkheden voor re-integratie bij een andere werkgever te bezien. Daarnaast wordt de werking van de WIA in 2010 geëvalueerd, waarbij re-integratie een onderdeel is van de evaluatie. Sociale partners worden daarbij betrokken.

3. Minder administratieve lasten rond de loonadministratie

De werkgeversorganisaties vinden dat de vele fiscale verplichtingen omtrent het in dienst hebben of nemen van personeel enorme administratieve lasten met zich mee brengen. Daarom pleiten zij ervoor dat de Belastingdienst de administratieve lasten van de salarisverwerking (berekening van de hoeveelheid belasting die betaald moet worden) uit handen van de werkgever neemt. De maatregelen die het kabinet op dit terrein voorstelt, zijn al genoemd in onderdeel 2.2 van deze rapportage.

4. Goede toegang tot kapitaal

De werkgeversorganisaties onderstrepen het belang van een goede toegang tot kapitaal en geven een aantal belangrijke onderwerpen aan op dit gebied, zijnde transparantie en eenvoudige toegang tot kapitaal, het handhaven van en een goede toegang tot verruimde borgstellingsregelingen, betere informatie over deze borgstellingsregelingen en het verruimen van de fiscale Carry back regeling en een versnelde afschrijving van investeringen in bedrijfsgebouwen.

Transparantie en eenvoudige toegang tot kapitaal

De overheid heeft verschillende maatregelen in het leven geroepen of verruimd voor de (zelfstandig) ondernemers om de kredietverlening aan kleine en startende ondernemingen te ondersteunen. De volgende garantieregelingen zijn beschikbaar voor ondernemers:

• Besluit Borgstelling MKB-kedieten (BBMKB) is bedoeld om de kredietverlening aan het MKB te stimuleren. BBMKB kan uitkomst bieden als een ondernemer geld nodig heeft een onderneming te starten en te drijven of als de ondernemer wil innoveren. De overheid staat garant voor een deel van de lening, zodat de bank eerder krediet verleent aan de ondernemer. De overheid stond garant voor leningen aan bedrijven tot maximaal 100 werknemers, nu tot maximaal 250 werknemers. Voor starters staat EZ garant voor leningen tot 200 000 euro (was 100 000 euro). Het maximale garantiebedrag per bedrijf is verhoogd naar 1,5 miljoen euro (was 1 miljoen);

• Garantie Ondernemingsfinanciering: bedoeld voor ondernemingen die van de bank een krediet willen bedoeld voor eigen bedrijfsactiviteiten of een bedrijfsovername. Deze regeling biedt banken een garantie van vijftig procent voor nieuwe bankleningen van minimaal 1,5 miljoen euro en maximaal 50 miljoen euro;

• Groeifaciliteit: dit is een garantieregeling voor financiers die risicokapitaal verstrekken aan bedrijven uit het MKB. Daarbij kan het zowel gaan om aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen als om achtergestelde leningen verstrekt door banken;

• Exportkredietverzekering: deze EKV-faciliteit is uitgebreid om de weggevallen mogelijkheden van de verzekeringsmarkt op te vullen. De verzekeringsmarkt biedt geen dekking meer op een aantal Oost-Europese landen en Rusland. Door hier in te voorzien ontstaat weer een complete markt voor exportkredietverzekering;

• Regeling microfinanciering is bedoeld voor de startende en de gevestigde zelfstandige ondernemer, waardoor deze in aanmerking kan komen voor een microkrediet of borgstelling door de overheid voor leningen tot € 35 000. Deze regelingen gaan samen met een landelijke netwerk van microfinancieringsinitiatieven, een transparant en kwalitatief goed coachingsysteem en een screeningsysteem. Vooralsnog betreft het pilots die doorlopen tot 1 januari 2011.

Goede toegang tot verruimde borgstellingsregelingen en betere informatie over deze borgstellingsregelingen

Overheidspartijen werken samen aan een betere toegankelijkheid van regelingen en instrumenten en een verbetering van de informatievoorziening daarover naar ondernemers. Uitvoeringsorganisaties werken inmiddels aan verbetering en verbreding van hun accountmanagement en er wordt samengewerkt met brancheorganisaties en intermediairs om het informatieaanbod richting ondernemers te verbeteren en aan te sluiten bij de kanalen die ondernemers gebruiken. Concrete acties zijn onder andere een voorlichtingscampagne voor opvolgers bij bedrijfsoverdrachten die wordt ontwikkeld en twee campagnes die begin 2009 door EZ zijn gevoerd rondom de resultaten op het gebied van de vermindering van regeldruk voor ondernemers en de ondernemerschapsinstrumenten BBMKB, Garantie Ondernemingsfinanciering, WBSO, Microfinanciering en Durfkapitaal. Daarnaast zorgt de stroomlijning van het bedrijfsgerichte EZ-instrumentarium voor een toegankelijker instrumentarium voor ondernemers door standaardisatie en vereenvoudiging van regelingen. Dit is bij ondernemers getoetst en in samenspraak met hen verder ontwikkeld, waardoor het instrumentarium nu beter aansluit aan bij hun belevingswereld. EZ beziet samen met andere overheden of verdere winst mogelijk is. Daarnaast is EZ in voortdurend overleg met de banken en werkgeversorganisaties over de ontwikkelingen rondom de kredietverlening en neemt indien nodig passende maatregelen om de kredietverlening verder te verbeteren. Om de bekendheid van de BBMKB-regeling bij ondernemers te verbeteren, worden verschillende media-instrumenten gebruikt: radiospots, online banners via Antwoordvanbedrijven.nl, advertorials in vakbladen, zoekmachinemarketing en artikelen over verruiming van de instrumenten in diverse zakelijke bladen. Naast deze door EZ geïnitieerde communicatie-instrumenten hebben enkele banken ook zelf BBMKB-ambassadeurs aangesteld, die tot doel hebben de BBMKB-regeling meer bekend te maken bij de doelgroep en bij de accountmanagers.

Fiscale carry back regeling en een versnelde afschrijving van investeringen

Het kabinet heeft ter bestrijding van de economische crisis een pakket maatregelen bekendgemaakt, waaronder een aantal maatregelen die de liquiditeitspositie van ondernemers verbeteren, zoals de tijdelijke versoepeling van de verliesverrekening en de willekeurige afschrijving. Zowel IB- als Vpb-ondernemers kunnen eerder hun IB / Vpb terugkrijgen bij terugwenteling van een verlies. Dit betekent voor bedrijven een liquiditeitsimpuls van 335 miljoen euro in 2009. Daarnaast kunnen ondernemers zelf bepalen wanneer ze nieuwe bedrijfsmiddelen afschrijven. Door willekeurige afschrijving kunnen bedrijven investeringen in bedrijfsmiddelen – behoudens een aantal uitgezonderde bedrijfsmiddelen zoals gebouwen – die in het kalenderjaar 2009 plaatsvinden in twee jaar afschrijven, dus maximaal 50% in 2009 en 50% in 2010. Beide regelingen zijn met een jaar verlengd.

5. Internationaal zakendoen

De werkgeversorganisaties geven met betrekking tot internationaal zakendoen aan dat bedrijven in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de internationalisering van hun activiteiten. Maar de overheid kan volgens hen ook een helpende hand bieden om de randvoorwaarden voor internationaal zakendoen te verbeteren, door onder andere open markten te bevorderen, voortzetting van het internationale luik van de BBMKB en het wegnemen van drempels voor het MKB bij het gebruik van exportkredietverzekeringen, structureel voldoende budget voor het buitenlandinstrumentarium en de ontwikkeling van MKB-landenprogramma’s.

Open markten

De overheid onderschrijft het belang dat VNO-NCW en MKB-NL toekennen aan open markten voor de mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om te internationaliseren. De overheid richt zich daarbij in de eerste plaats op liberalisering van de handel via de lopende Doha onderhandelingen in de WTO en via het afsluiten van vrijhandelsakkoorden met markten die voor de EU en Nederland van belang zijn. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan het beschermen van de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven door het bestrijden van handelsbarrières en/of oneerlijke concurrentie in het buitenland.

Voortzetting van het internationale luik in het BBMKB en wegnemen van drempels voor MKB bij het gebruik van exportkredietverzekeringen.

Het internationale luik in de BBMKB zal worden voortgezet. Belangrijk is dat de banken van deze faciliteit goed op de hoogte zijn en deze actief gebruiken om de internationaal actieve ondernemer hiermee te kunnen faciliteren. De banken zullen intern nog meer aandacht moeten geven aan de bekendheid van de regeling zodat deze regeling op accountmanagersniveau effectief en actief ingezet kan worden. Waar het gaat om het wegnemen van drempels voor het MKB bij het gebruik van exportkredietverzekeringen moet worden opgemerkt dat de EKV open staat voor alle bedrijven, groot en klein. Het is echter zo dat maar weinig MKB-bedrijven in opkomende markten grote risicovolle transacties sluiten terwijl dat juist het bereik is van de EKV.

Structureel voldoende budget voor buitenlandinstrumentarium (o.a. 2gthere, prepare2start en 2xplore)

Een structureel budget voor het buitenlandinstrumentarium is een goede zaak. Wel lijkt het strategisch verstandig per jaar te bezien waar dit budget zal worden ingezet, zodat het maximale effect kan worden bereikt met de beschikbare middelen. Zo is in 2009 bijvoorbeeld Package4Growth ingesteld, speciaal voor export naar en investeringen in China en India om hiermee te voorzien in een groeiende behoefte aan ondersteuning op deze markten. Voor 2g@there is er de mogelijkheid om te groeien. Sinds de nieuwe regeling open is, komen er aanzienlijk meer aanvragen binnen dan hiervoor. Het budget van € 16 mln. voor dit jaar zal waarschijnlijk nagenoeg volledig gecommitteerd worden. Het budget voor Prepare2start is geen knelpunt: er is voldoende structureel budget: het bedraagt per 1 januari 2009 € 15 mln. In de afgelopen jaren is dit budget in totaal met € 5 mln. verhoogd. Prepare2start loopt heel goed en ook steeds meer doorstarters maken gebruik van de regeling. 2xplore is een tijdelijk instrument, maar ook voor dit instrument bestaat grote belangstelling, en niet alleen vanwege de kredietcrisis. Naar verwachting kan al in september 2009 de helft van het budget gecommitteerd worden en wordt het budget voor dit jaar uitgeput. Voor volgend jaar is er een budget gereserveerd voor € 1,5 mln.

Ontwikkeling MKB landenprogramma’s

De EVD verschaft informatie over kansen op de betreffende markten via de website, spreekdagen, seminars, presentaties, publicaties in de BM en Internationaal Ondernemen, door middel van marktverkenningen en door beantwoording van vragen van Nederlandse ondernemers. Dit jaar zijn de spreekdagen van de EVD voor Duitsland en Frankrijk gecombineerd aangeboden (spreekdagen nabije markten: Frankrijk, Duitsland, België en VK), welke goed zijn bezocht. Er komen nog spreekdagen voor Duitsland alleen. De informatievoorziening over deze markten is zeer uitgebreid en wordt continue aangepast aan de actuele vraag van het Nederlandse MKB. Daarnaast is de EVD in overleg met MKB Nederland om te komen tot een landenprogramma dat toegevoegde waarde heeft naast de al bestaande dienstverlening.

6. Innovatie bevorderen

Innovatie is volgens de werkgeversorganisaties een belangrijke voorwaarde voor de doorgroei van ondernemingen. Zij vinden het daarom van belang dat de overheid het innovatieproces stimuleert. De werkgeversorganisaties onderkennen dat de overheid op dit gebied reeds veel doet, maar zien, zeker voor doorgroeiers met concrete plannen, nog een aantal verbeterpunten, zoals consistentie en snelheid in overheidsbeleid en uitvoering, een laagdrempelig en toegankelijk stimuleringsinstrumentarium en het centraal stellen driehoek «onderzoek-innovatie-onderwijs».

Consistentie en snelheid in overheidsbeleid

Met betrekking tot de gewenste consistentie en snelheid van overheidsbeleid heeft de beslistermijn voor het afgeven van beschikkingen de aandacht. In algemene zin wordt er naar gestreefd de tijdsduur tussen de indiening van een subsidieaanvraag en de toekenning van een beschikking relatief kort te houden. De termijn die daarvoor staat is twaalf weken. Op dit moment is een beslistermijn van vier weken soms haalbaar en soms niet. Dat hangt af van de wijze van beoordelen, maar ook van de wijze van indiening van aanvragen. Eventuele versnelling van de termijn zal mede afhankelijk zijn van automatisering. Verder wordt gestreefd naar verdere vereenvoudiging van het proces van subsidie- en kredietverlening. Doelen zijn een hogere klanttevredenheid, een grotere kwaliteit van de dienstverlening en minder uitvoeringskosten. Denk daarbij aan de standaardisatie van aanvraagformulieren die klanten invullen bij hun subsidieaanvraag. Een ander voorbeeld is dat klanten voortaan automatisch per kwartaal een voorschot ontvangen. De samenvoeging van SenterNovem, EVD en Octrooicentrum, in nauwe afstemming met Syntens, kan het serviceniveau en de efficiency verhogen.

Laagdrempelig en toegankelijk stimuleringsinstrumentarium

Met betrekking tot het stimuleringsinstrumentarium heeft de minister van Economische Zaken op 28 februari 2008 een brief gestuurd aan uw Kamer over een ingrijpende stroomlijning van het subsidie-instrumentarium van EZ.1 Deze stroomlijning, die op 1 januari 2010 voltooid dient te zijn, draait om vermindering van het aantal subsidieregelingen, het logisch ordenen van de resterende regelingen en uniformering van de juridische voorschriften. Per 1 januari 2010 zijn er zeven subsidieregelingen die ieder instrumenten bevatten voor herkenbare onderwerpen als innovatie, duurzaamheid en energie en internationaal ondernemen. Vanaf 1 januari 2009 zijn reeds vier van deze nieuwe subsidieregelingen in werking en zijn op die zelfde datum een aantal oude subsidieregelingen ingetrokken. Via gerichte evaluatie wordt de effectiviteit van de subsidieregelingen bewaakt.

De werkgeversorganisaties stellen de invoering van een accountmanagerschap bij uitvoerende organisaties voor. In bovengenoemde stroomlijningsbrief is accountmanagement als actiepunt opgenomen, daarnaast is meer klantgericht werken een actiepunt in het fusieproject van de verschillende EZ uitvoeringsorganisaties. Samenwerking tussen regelingen bij SenterNovem en Syntens-adviseurs is een voortdurend aandachtspunt.

De invoering van een innovatievoucher plus ofwel een supervoucher op de huidige innovatievoucher is een interessante optie die wordt aangedragen door de werkgeversorganisaties. Het kabinet zal de mogelijkheid van een supervoucher nader onderzoeken – ook vanuit de optiek ondernemers een extra steun in de rug te bieden bij de vertaling van nieuwe kennis richting vervolgstappen. Het is belangrijk dat MKB-ondernemers innoveren en daarmee tot nieuwe producten/processen komen.

De werkgeversorganisaties stellen voor SIA/RAAK ook open te stellen voor individuele ondernemers. Nu is de regeling in de praktijk alleen gericht op consortia van minimaal drie MKB-bedrijven. Echter RAAK kenmerkt zich juist door een collectieve aanpak. Voorafgaand aan een project worden de vragen van meerdere bedrijven in de regio in kaart gebracht (vraagsturing), tijdens het project wordt een kerngroep van bedrijven bij kennisactiviteiten betrokken (kenniscirculatie). Na afloop wordt de kennis onder een bredere groep van bedrijven verspreid (kennisdisseminatie). Na afloop wordt vervolgens afzonderlijk gekeken of er behoefte is aan een vervolg (duurzaamheid). Bedrijven en bedrijvenvertegenwoordigers nemen altijd deel aan een consortium en dragen bij aan de projectsturing. Juist deze aanpak zorgt ervoor dat er breed toegankelijke kennis wordt ontwikkeld waar ook kleine ondernemingen van kunnen profiteren om door te groeien.

Centraal stellen driehoek «onderzoek-innovatie-onderwijs»

Met betrekking tot het centraal stellen van de driehoek «onderzoek-innovatie-onderwijs» geven de werkgeversorganisaties aan dat goede uniforme afspraken dienen te worden gemaakt over intellectueel eigendom, het bevorderen van stages en duale trajecten of afstudeer opdrachten voor studenten en het beschikbaar stellen fiscale facilliteiten voor het opleiden van personeel.

Eind 2008 hebben 15 partijen, waaronder de ministers van EZ, OCW, LNV en VWS, de Valorisatieagenda «Kennis moet circuleren» ondertekend. In deze agenda hebben de partijen verschillende actiepunten afgesproken. Alle betrokken partijen zullen stappen ondernemen om een optimale kennisbenutting tot stand kan komen. Er is met dit doel een Commissie onder voorzitterschap van Aad Veenman die de uitvoering van de agenda zal bewaken. Een van de acties is het opzetten van een programma gericht op het tot stand brengen van basisfaciliteiten voor valorisatie. Daar worden de huidige SKE regeling en Centres of Entrepeneurschip in ondergebracht. Het goed organiseren van het IE beleid van kennisinstellingen is één van de andere elementen die in de voorstellen aan bod zal komen. Daarnaast hebben de Federatie voor technologische branches (FHI) en de FME onder hun leden een enquête gehouden over het beleid ten aanzien van Intellectueel Eigendom bij TNO en de grote technologische instituten. Daarna zal de minister van EZ in overleg treden met TNO, FHI en FME over de uitkomsten van dat onderzoek en te nemen acties. Het kabinet zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek en het overleg.

Bevorderen stages/duale trajecten of afstudeeropdrachten HBO/WO-studenten

Het kabinet probeert op verschillende manieren stages en of duale trajecten in het hoger onderwijs te bevorderen. Zo kunnen werkgevers via de afdrachtsvermindering onderwijs (WVA onderwijs) in aanmerking komen voor een fiscale tegemoetkoming voor een duale student. Daarnaast bestaat er een subsidieregeling – Programma Internationalisering Beroepsonderwijs (PIB) – ter bevordering van internationale stages voor zowel student als docent. Dit programma wordt uigevoerd door de EVD.

Fiscale faciliteiten voor opleiden personeel

Scholing is belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling van het bedrijf. Daarnaast versterkt scholing ook de kansen op de arbeidsmarkt. Zowel werknemers als werkgevers hebben invloed op de inzetbaarheid. De werknemer kan zelf initiatief nemen om zijn kennis en vaardigheden te vergroten en de werkgever kan dat bevorderen door middel van goed personeelsbeleid en het aanbieden of opleggen van scholing. De praktijk laat ook zien dat werknemers en werkgevers het belang van scholing inzien: in 124 van de 125 door SZW bekeken cao’s zijn afspraken gemaakt over scholing en 114 cao’s zin afspraken gemaakt over scholingsverlof. Desalniettemin kunnen er verstoringen zijn die de prikkels tot het investeren in scholing negatief beïnvloeden. Een deel van deze verstoringen pakt de overheid in samenwerking met de sociale partners nu reeds op, onder andere via financiële en niet-financiële weg. Hieronder zijn de belangrijkste (fiscale) instrumenten gericht op het stimuleren van scholing opgesomd.

– Aftrek scholingsuitgaven inkomstenbelasting: aftrek van scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrekpost in de inkomstenbelasting.

– Afdrachtvermindering onderwijs: vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen voor inhoudingsplichtigen als tegemoetkoming in de kosten voor scholing van werknemers. De afdrachtvermindering onderwijs kent verschillende varianten waaronder de afdrachtvermindering voor de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en de beroepsopleidende leerweg (BOL), voor leerwerktrajecten in het VMBO en HBO, voor startkwalificatie (scholing van voormalig werkloze werknemers tot startkwalificatieniveau) en de EVC-procedure.

Subsidies voor opleiden personeel

Tot slot zijn met ingang van 26 juni 2009 in het kader van het stimuleringspakket twee nieuwe subsidieregelingen voor werkgevers geïntroduceerd, namelijk de scholingsbonus en de mogelijkheid van vergoedingen voor kosten van het Ervaringsprofiel (EVP) en het Ervaringscertificaat (EVC). Deze subsidieregelingen worden uitgevoerd door UWV.

7. Meer kansen voor kleinere bedrijven bij aanbestedingen overheid

De werkgeversorganisaties zien een belangrijke rol voor de overheid als opdrachtgever in het stimuleren van doorgroei van (innovatieve) ondernemingen. Om de kansen voor kleinere bedrijven bij aanbestedingen te vergroten zien zij een aantal verbeteringen, zoals verminderen en uniformering van administratieve lasten van aanbesteding, een adequate rechtsbescherming, het kritischer bezien of clustering nodig is, heroverweging van formulering van de gestelde eisen, en professionalisering van aanbestedende diensten en uitwisseling van best practices.

De toegankelijkheid van aanbestedingen van de overheid voor het MKB is een aandachtspunt dat zal worden meegenomen in de nieuwe aanbestedingswet. De verwachting is dat het wetsvoorstel Aanbestedingswet begin 2010 aan de Tweede Kamer wordt gezonden. Wat betreft uniformering en het verminderen van administratieve lasten van aanbesteding is de verwachting dat de uniforme eigen verklaring en TenderNed een reductie van de administratieve lasten zullen opleveren.

8. Meer fysieke ruimte om te groeien

De werkgeversorganisaties geven aan dat ondernemers knelpunten ondervinden bij uitbreiding van het huidige bedrijfspand of verhuizing naar een nieuwe locatie, door bijvoorbeeld gebrek aan ruimte voor doorgroei van bedrijven op bestaande bedrijventerreinen, onvoldoende geschikte locaties in regio’s voor vestiging van bedrijven en gebrek aan ruimte voor detailhandel.

Bedrijventerreinen vervullen een essentiële functie in de Nederlandse economie. Ruimte om te ondernemen is dan ook een belangrijk speerpunt van het nieuwe bedrijventerreinenbeleid. Tegelijkertijd leggen bedrijventerreinen een beslag op de ruimte en wil het kabinet onnodige inbreuken op open ruimte en landschap voorkomen. Dit betekent dat een zorgvuldige en efficiënte behoefteraming, planning en realisatie van nieuwe bedrijventerreinen geboden is in combinatie met de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. In een convenant met provincies en gemeenten worden daartoe afspraken gemaakt waarbij provincies de regierol krijgen. Gemeenten worden opgeroepen om hun bedrijventerreinenbeleid regionaal af te stemmen. Gemeenten en provincies zijn ook verantwoordelijk voor specifiek beleid voor de detailhandel. Het pleidooi van de werkgeversorganisaties bij de vormgeving van het regionaal bedrijventerreinenbeleid door regionaal samenwerkende gemeenten het bedrijfsleven nauw te betrekken wordt onderschreven.

9. Beter toezicht lokale overheden

Voor het stimuleren van doorgroei is volgens de werkgeversorganisaties vermindering van de toezichtlasten nodig, door vertrouwen in plaats van wantrouwen voorop te stellen in lokaal toezicht, een voortvarende medewerking van VNG en IPO en een snelle aansluiting bij modernisering van waterschappen.

De aandacht van het kabinet ligt primair bij het verbeteren van toezicht en handhaving bij inspecties waarvoor het Kabinet zelf verantwoordelijk is. Deze toezichtlasten worden aangepakt in het programma Vernieuwing Toezicht. Omdat een groot deel van de toezichtlasten voor bedrijven voor rekening komt van lokale toezichthouders (autonoom of in medebewind) wil het kabinet dat ook gemeenten, provincies en waterschappen hun toezichtlasten merkbaar verminderen. Een aantal grotere gemeenten (de zogenaamde G4 en G32) heeft zich via een convenant met de Staatssecretaris van EZ en MKB-Nederland gecommitteerd aan een risicogestuurde aanpak en betere afstemming en/of bundeling van toezichthouders. Daarnaast zijn er diverse activiteiten over de aanpak van toezichtlasten vanuit het Rijk gericht op medeoverheden, zoals de pilots gericht op betere samenwerking tussen lokaal toezicht en rijksinspecties op een aantal domeinen, de regionale roadshows «Minder Regels, meer service» en het normenkader dienstverlening bedrijven, waarin via servicenormen de kwaliteit van toezicht wordt verbeterd.

Ook al bereiken sommige gemeenten vanuit bestaande initiatieven (op onderdelen) al goede resultaten, het algemene beeld is dat er nog veel verbetering bereikt kan worden. Het kabinet komt dit najaar met een aanpak waarin in samenwerking met bedrijfsleven en medeoverheden ambities worden geformuleerd die tot meer resultaat zullen leiden. In dat verband verwacht het kabinet dat gemeenten ook bij de vorming van nieuwe Colleges in 2010 concrete afspraken over lokaal toezicht maken.

10. Betere vergunningverlening lokale overheden

Een laatste belemmering voor doorgroei zien de werkgeversorganisaties de trage, ingewikkelde vergunningprocedures, in het bijzonder op gebied van milieu, natuur en bouw. Hoewel de omgevingsvergunning ontegenzeggelijk verbetering zal brengen, zal dit het knelpunt voor doorgroeiers niet oplossen. Daarom stellen werkgeversorganisaties voor regionale omgevingsdiensten verantwoordelijk moeten worden voor het verlenen van de omgevingsvergunning (inclusief vergunning natuurbeschermingswet).

Eind juni hebben het IPO, de VNG en het Rijk overeenstemming bereikt over de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de regionale omgevingsdiensten die per 1 januari 2012 operationeel moeten zijn. Dit wordt ook wel de package deal «Mans/eindbeeld» genoemd.1 Het is een samenhangend pakket aan afspraken om de noodzakelijke verbeteringen van de uitvoering van het omgevingsrecht te realiseren. Uitgangspunt daarbij is dat regionale omgevingsdiensten de ambtelijke voorbereiding en uitvoering van bestuursbeslissingen voor hun rekening nemen, en hebben dus geen eigen bestuurlijke bevoegdheden. Zij zullen zich in de eerste plaats richten op activiteiten die van bovenlokaal belang zijn en op activiteiten die uit oogpunt van doelmatigheid of efficiency bij voorkeur op regionaal niveau moeten worden verricht.

In deze package deal is onder meer afgesproken dat provincies en gemeenten een deel van hun taken op het gebied van de uitvoering van het omgevingsrecht (het basistakenpakket), per 1 januari 2012 onderbrengen bij regionale uitvoeringsdiensten (omgevingsdiensten). Het gaat om het complexe milieutoezicht op bedrijven en het milieutoezicht met een bovenlokale dimensie. Daarnaast gaat het om de voorbereiding van de omgevingsvergunningen voor inrichtingen waarvoor de provincies nu bevoegd gezag zijn op grond van de Wet milieubeheer en voor IPPC- en BRZO-inrichtingen waarvoor de gemeenten het bevoegd gezag zijn. Voor het voorbereiden van alle omgevingsvergunningen wordt momenteel gewerkt aan het opstellen van kwaliteitscriteria, die in het bijzonder gericht zullen zijn op de voor vergunningverlening benodigde kritische masa in termen van deskundigheid en capaciteit. In de package deal zijn hierover (en over de implementatie van de kwaliteitscriteria) afspraken gemaakt. Ook voor toezicht en handhaving gaan kwaliteitscriteria gericht op benodigde kritische massa gelden, in aanvulling op de bestaande procesgerichte criteria.

De package deal is met de Tweede Kamer besproken tijdens het Wetgevingsoverleg op 29 juni 2009 over de invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Het bestuur van de VNG heeft de overeenkomst aan haar leden voorgelegd. Tot nu toe is nog niet duidelijk wat de uitslag daarvan is. Het VNG-bestuur besluit begin september of het de package deal definitief accepteert. Van de zijde van de VNG wordt wel aangegeven dat veel leden kanttekeningen plaatsen bij het (huns inziens te omvangrijke) takenpakket dat bij de uitvoeringsorganisaties zal worden ondergebracht. Dat basistakenpakket maakt het voor waterschappen aantrekkelijk om aan te sluiten bij de regionale uitvoeringsdiensten.

Het IPO, de VNG en het Rijk zijn nu hard aan de slag om de overeenkomst uit te voeren. Begin augustus is een «kwartiermaker» gestart met het opstellen van een gezamenlijk uitvoeringsprogramma. Het omvat onder meer de ontwikkeling en implementatie van kwaliteitscriteria, de wettelijke verankering van de afspraken, de informatiehuis-houding en de verbetering van de afstemming strafrecht-bestuursrecht. Het deelproject «kwaliteitscriteria» zal in september duidelijkheid moeten geven over de kritische massa die overheden moeten hebben om hun taken op het gebied van vergunningverlening en toezicht goed uit te voeren.

4. Conclusie

In deze brief is de voortgang geschetst van de concrete maatregelen die zijn genomen om onnodige belemmeringen voor doorgroei van kleine of startende ondernemingen weg te nemen. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in vier aangrijpingspunten, zijnde het verminderen (of vereenvoudigen) van de regeldruk, het verschuiven van uitvoerende taken en risico’s, het verbeteren van informatievoorziening over wet- en regelgeving en het verlichten van regime voor startende en/of kleine ondernemingen. Het kabinet heeft ervoor gekozen de regeldruk te verminderen (of te vereenvoudigen) die vooral voor kleine bedrijven belangrijk zijn. Door het verschuiven van uitvoerende taken en risico’s van de werkgever terug naar bijvoorbeeld de overheid en het verminderen van de gegevensuitvraag door de overheid wordt de regeldruk verder beperkt. Het verbeteren van de informatievoorziening en de dienstverlening over wet- en regelgeving is van belang doordat ondernemers baat hebben bij informatie over wet- en regelgeving die duidelijk, toegankelijk en overzichtelijk is. Het sluitstuk van deze aanpak is het verlichten van het regime voor kleine of startende bedrijven.

Op het gebied van regeldruk is inmiddels een aantal regimes verlicht. Het oprichten van een BV wordt naar verwachting medio 2010 gemakkelijker. Met betrekking tot de belastingwetgeving is het verkrijgen van een VAR-beschikking vergemakkelijkt, de grens voor kwartaalaangifte omzetbelasting verhoogt, en de loonaangifte voor directeurgrootaandeelhouders vergemakkelijkt. In de Bedrijfseffectentoets is het belang van rekening houden met effecten van wet- en regelgeving op het kleinbedrijf explicieter gemaakt. Op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid is ook sprake van een verlicht regime. Zo is bijvoorbeeld het drempelbedrag in de regeling werkplekaanpassing afgeschaft.

Nu is de overheid niet de enige partij die kan bijdragen aan de vermindering van regeldruk voor kleine en/of startende ondernemingen. Ook de sociale partners kunnen door middel van cao-afspraken invloed op de regeldruk uitoefenen. Het kabinet overweegt de sociale partners op te roepen bij sectorale en branchespecifieke afspraken te letten op de gevolgen voor kleine en/of startende bedrijven. Daar waar er in cao’s belemmeringen zich voordoen zou het aanbevelingswaardig zijn deze weg te nemen. Tevens is een onderzoek aanbesteed naar de ruimte voor flexibiliteit binnen cao’s.

Tevens heeft het ministerie van Economische Zaken aan de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland gevraagd een top 10 van belemmeringen voor doorgroei op te stellen. De werkgeversorganisaties ervaren belemmeringen voor doorgroei rondom thema’s als flexibiliteit van de arbeidsmarkt, verplichtingen van het werkgeverschap, loonadministratie, toegang tot kapitaal, internationaal zakendoen, innovatie, aanbestedingen overheid, fysieke ruimte om te groeien en toezicht en vergunningverlening lokale overheden. Uit onderhavige kabinetsreactie op de door de werkgeversorganisaties aangegeven belemmeringen blijkt dat deze belemmeringen reeds door de overheid zijn gesignaleerd en met huidig en gepland toekomst beleid zoveel mogelijk zijn of zullen worden weggenomen.


XNoot
1

Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009).

XNoot
2

Hybride ondernemers zijn mensen die naast een baan een onderneming hebben. Deeltijdondernemers zijn mensen die in deeltijd (zonder baan ernaast) ondernemen, bijvoorbeeld in combinatie met de zorg voor kleine kinderen.

XNoot
3

Tweede Kamer, kamerstukken 31 236.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 924 XIII nr. 1.

XNoot
1

Boog, J., S. Bruins, M. Linssen en M. Tom, 2009, Vormen heffingen een belemmering voor de doorgroei van bedrijven? Administratieve lasten en kosten van heffingen in de perceptie van bedrijven, Zoetermeer. (nog niet gepubliceerd).

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 311, nr. 26.

XNoot
1

SEO Economisch Onderzoek, 2009, De effecten van bovenwettelijke Cao-regelingen vanuit werkgeversperspectief. www.seo.nl

XNoot
1

Momenteel bestaat een dergelijke no riskpolis bij het in dienst nemen van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. Als een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer binnen 5 jaar na in dienst treden ziek wordt, dan worden de loonkosten gecompenseerd en tevens telt deze werknemer niet mee in de berekening van de gedifferentieerde arbeidsongeschiktheidspremie.

XNoot
1

Kamerstukken 2007/08, 31 200 XIII, nr. 47.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 – 2009, 29 388 nr. 130.

Naar boven