Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 31311 nr. 175 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 31311 nr. 175 |
Vastgesteld 5 september 2016
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 29 juni 2016 over rentederivaten in het MKB (Kamerstuk 31 311, nrs. 172, resp. 173).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 juli 2016 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 2 september 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken met betrekking tot de herbeoordelingen rentederivaten door banken. De leden van de fractie van de VVD hebben daarover nog wel een aantal vragen.
Uniform herstelkader herbeoordelingen rentederivaten
De leden van de VVD-fractie vinden dat bedrijven gewoon moeten krijgen waar ze recht op hebben in het dossier MKB rentederivaten. En dat is snel duidelijkheid en herstel van fouten. En als er (financiële) schade is ontstaan, dan moet die vergoed worden door de banken. De banken moeten ruimhartig zijn in hun beoordeling als het niet goed is gegaan of dat niet kan worden aangetoond. De banken zijn primair verantwoordelijk voor het probleem van de rentederivaten bij het MKB en de herbeoordeling van de dossiers, en dus ook voor het oplossen daarvan.
Het is goed nieuws dat er nu eindelijk duidelijkheid is voor de betrokken MKB’ers en dat de fouten nu snel hersteld kunnen worden. Dat moet nu ook snel gebeuren. Het is goed dat er bijvoorbeeld is gekeken naar herstel en compensatie van overhedges en risico-opslagen voor de rente. De leden van de VVD-fractie zijn ook blij dat er op verzoek van CDA/D66/VVD in de herbeoordeling voorrang wordt gegeven aan klanten die in bijzonder beheer zitten.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat nu precies de verschillen zijn van dit uniform herstelkader met het eerder door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gehanteerde herstelkader in het dossier MKB-derivaten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesprekken zijn gevoerd met vertegenwoordigers van MKB- en claimorganisaties en dat de grootste belangenbehartigers van het MKB het kader als positief voor het overgrote deel van de MKB-klanten beoordelen en het herstelkader daarmee op een breed draagvlak kan rekenen. Met welke organisaties heeft er allemaal overleg plaatsgevonden? En welke organisaties waren positief en zorgen dus voor een breed draagvlak? Welke niet? Welke claimstichtingen staan wel en niet achter het uniform herstelkader?
De AFM verwacht dat het traject van het toetsen van dossiers aan het herstelkader en het waar nodig compenseren van klanten medio 2017 kan worden afgerond. In hoeverre heeft de AFM daar voldoende capaciteit (kwalitatief en kwantitatief) voor? Wat is de inschatting van de banken als het gaat om de planning en het afronden van het dossier MKB-derivaten, want zij zullen het meeste werk moeten doen?
Hoe is er door de commissie met onafhankelijke deskundigen gekeken naar jurisprudentie op het gebied van MKB-derivaten in de afgelopen tijd en in hoeverre is hier rekening mee gehouden? Hoe is het feit dat er nu een herstelkader is, dat is opgesteld door onafhankelijke deskundigen, van invloed op (toekomstige) uitspraken van rechters dan wel het Kifid inzake dossiers met MKB-derivaten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het opstellen van het herstelkader is gezocht naar een integrale oplossing die, mede gezien het aantal dossiers, de eenvoud en snelheid waarmee het herstel moet kunnen verkregen, een voor verreweg de meeste betrokkenen doeltreffende oplossing biedt. Voor welke groepen MKB’ers biedt het uniform herstelkader geen of een onvoldoende doeltreffende oplossing?
Toepassingsgebied
Om hoeveel MKB-derivaten gaat het nu in totaal en bij welke banken zitten deze? Alleen niet-professionele én niet-deskundige klanten komen in aanmerking voor het voorgestelde uniform herstelkader. Aan beide voorwaarden zal dus moeten worden voldaan, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie. Hoeveel van de MKB’ers met een MKB-derivaat zijn niet-professioneel? En hoeveel van de MKB’ers met een MKB-derivaat zijn daarnaast ook nog eens niet-deskundig?
In hoeverre is er sprake van dat ondernemers die wel financiële schade hebben gehad in het dossier MKB-derivaten (omdat het een niet passend product was, omdat ze onvoldoende of niet zijn geïnformeerd, omdat ze slecht zijn geadviseerd) die financiële schade nu niet, dan wel niet volledig, vergoed krijgen? Om welke groepen gaat het dan? Om hoeveel ondernemers gaat het dan?
In hoeverre is er sprake van dat ondernemers die geen financiële schade hebben, dan wel een passend product hebben gekregen en ook goed geïnformeerd en geadviseerd zijn, nu wel een vergoeding gaan krijgen dan wel die meer vergoeding gaan krijgen dan de financiële schade daadwerkelijk is? Om welke groepen gaat het? Om hoeveel ondernemers gaat het?
Stappen uniform herstelkader
Het uniform herstelkader schrijft een aantal stappen voor die banken zetten om te compenseren en naar de toekomst toe te herstellen. In hoeverre krijgen MKB’ers met een rentederivaat na deze stappen altijd het best passende product na het herstel? Hoe kan dit beoordeeld worden?
Stap 3 van het uniform herstelkader betreft een coulancevergoeding. Wat is de reden dat de commissie van onafhankelijke deskundigen hiervoor heeft gekozen? In hoeverre komt deze vergoeding bovenop de financiële schade die in de andere stappen al vergoed moet gaan worden door de banken en is dit dus een plus op de vergoede en daadwerkelijke financiële schade?
De leden van de VVD-fractie lezen dat alle MKB-klanten coulancehalve grotendeels gecompenseerd worden voor verhogingen van de renteopslag. Waarom is dit «coulancehalve»? En wat betekent in dit kader «grotendeels»? Graag een uitgebreide toelichting.
Deutsche Bank
De ledenvan de fractie van de VVD vinden het spijtig dat Deutsche Bank zich nog niet geschaard heeft achter de oplossing. Des te meer omdat de meeste ondernemers bij Deutsche Bank nooit bewust voor deze bank gekozen hebben, maar door de afsplitsing van ABN AMRO destijds noodgedwongen over moesten naar Deutsche Bank. Dat Deutsche Bank zich nog niet heeft aangesloten, zorgt weer voor onduidelijkheid bij ondernemers bij die bank en dat is niet goed. De leden van de VVD-fractie hopen dan ook dat Deutsche Bank zich alsnog snel zal aansluiten bij de andere banken.
Wat is de reden dat Deutsche Bank zich niet, dan wel nog niet heeft aangesloten bij het uniform herstelkader? Wanneer verwacht de Minister een besluit van Deutsche Bank of ze wel of niet mee gaan doen?
Hoe gaat de AFM de afhandeling van de MKB-derivaten bij Deutsche Bank beoordelen, nu ze zich (nog) niet hebben geschaard achter de oplossing van het uniform herstelkader? Welk herstelkader of welke onderdelen van het uniform herstelkader wordt daarbij gebruikt? Welke mogelijkheden heeft de AFM om daarbij zaken al dan niet af te dwingen?
Overig
Op specifieke onderwerpen kunnen de onafhankelijke deskundigen bindende adviezen geven op verzoek van de klant. Aan wat voor onderwerpen wordt dan gedacht? Wanneer kunnen klanten wel of niet een verzoek indienen voor een bindend advies? Is het risico niet dat alle klanten zo’n verzoek zullen indienen nu de mogelijkheid wordt gecreëerd? Om hoeveel adviezen gaat het naar verwachting? Kan de commissie dat in de korte periode tot medio 2017 aan en dus tijdig afhandelen?
Rentederivaten zijn niet perse slechte producten. Maar het product moet wel passend zijn en je moet weten wat je doet en de werking van het product begrijpen. De meeste derivaten zijn aangeboden en afgenomen in de periode 2005 – 2008, waarin de variabele rentetarieven per saldo zijn gestegen. Vanaf 2008 zijn de rentetarieven per saldo sterk gedaald. In hoeverre en hoeveel gevallen zouden sommige MKB-rentederivaten bij een andere rente-ontwikkeling, dus een stijging, wel een goed en passend product zijn geweest en voordeel hebben opgeleverd voor de MKB’ers?
In hoeverre verkopen banken op dit moment nog rentederivaten aan het MKB? En aan welke groepen MKB dan? In hoeverre verkopen banken ook geen rentederivaten meer aan het MKB ook als dit wel passend en nuttig zou zijn? In hoeverre is er daardoor ook sprake dat sommige MKB’ers waarvoor de producten in een aantal gevallen wel nuttig en passend kunnen zijn, niet meer kunnen afnemen? Hoe wenselijk vindt de Minister dit?
Eerder hebben de leden van de fractie van de VVD al aangegeven dat de hele gang van zaken rondom de afhandeling van het dossier MKB-derivaten bewijst dat het de hoogste tijd is om de AFM de bevoegdheid te geven om hardleerse banken met naam en toenaam te gaan noemen. Hierover is in maart 2016 ook een motie van de VVD aangenomen. Wanneer gaat dit nu wettelijk geregeld worden?
Extern onderzoek AFM toetsingen herbeoordelingen rentederivaten
De leden van de fractie van de VVD hebben het proces bij AFM eerder een onbegrijpelijke gang van zaken genoemd en zich afgevraagd hoe AFM dit allemaal heeft kunnen missen. Zeker omdat medio 2015 de AFM de kwaliteit van de herbeoordelingen nog voldoende vond. Het rapport van Alvarez & Marsal geeft een behoorlijk onthutsend beeld hoe het dossier MKB-rentederivaten is opgepakt door de AFM. Wat vindt de Minister van de uitkomsten, want in de begeleidende brief van de Minister wordt daar niet op ingegaan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het mis is gegaan door een unieke samenloop van oorzaken in het derivatenproject. Dat klinkt de leden van de VVD-fractie in de oren als «ze konden er eigenlijk niks aan doen» en «het overkwam ze». En dat is wat de leden van fractie van de VVD betreft te makkelijk. Graag een reactie van de Minister op dit punt.
Naar aanleiding van het onderzoek van Alvarez & Marsal zijn aanvullende maatregelen genomen. Uit de managementreactie van de AFM op het onderzoek blijkt de leden van de VVD-fractie niet echt duidelijk welke extra maatregelen er nu na het verschijnen van het bureau zijn genomen. Er wordt vooral verwezen naar maatregelen die eerder al in gang gezet zijn (in bijvoorbeeld 2014 en 2015). Kan de Minister duidelijk aangeven wat de AFM nu echt extra gaat doen?
Heeft de Minister vertrouwen in de aangekondigde maatregelen om dit soort missers in de toekomst bij de AFM te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben er kennis van genomen dat de commissie van deskundigen tot een uniform herstelkader is gekomen. Dit biedt gedupeerden in de derivatenaffaire uiteindelijk een overzichtelijke afwikkelingsprocedure. Deze leden blijven niettemin van mening dat deze producten nooit aan klanten aangesmeerd hadden mogen worden. Zij betreuren daarnaast de onwelwillende houding die enkele banken in eerste instantie hadden ten aanzien van het voorstel. Deze leden zijn er wat dat betreft positief over dat Rabobank inmiddels heeft toegezegd mee te doen aan het herstelkader. Er mocht van deze bank gezien het coöperatieve karakter ook niet anders worden verwacht. Zij verwachten van Deutsche Bank eenzelfde opstelling. Tot slot zijn deze leden tevreden over de verbeteringen die de AFM naar aanleiding van het rapport van het adviesbureau heeft ondernomen. Wel hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er is gekozen voor een uniform herstelkader. Deze leden appreciëren het gekozen traject omdat het de afwikkeling van dit dossier voor betrokkenen versnelt, versimpelt en duidelijkheid verschaft. Wel vragen deze leden zich af in hoeverre er door deze generieke maatregel gedupeerden zijn die worden bevoordeeld dan wel benadeeld ten opzichte van een individuele afwikkeling. Zo merken deze leden bijvoorbeeld op dat er in het herstelkader gekozen is voor een maximum coulancevergoeding van € 100.000,–. Deze leden vragen zich af waarom er voor dit bedrag gekozen is, en of het kabinet er zicht op heeft of er een groot aantal betrokkenen is dat door dit gekozen bedrag niet volledig gecompenseerd zal worden. Ook vragen deze leden in hoeverre deze generieke maatregel banken (en klanten) de mogelijkheid biedt om in bijzondere gevallen af te wijken van de uniforme procedure.
Daarnaast lezen deze leden in het uniform herstelkader dat voor klanten met een rentecap stap 3 van het herstelkader niet wordt doorlopen. Zij vragen of zij hieruit kunnen opmaken dat er dan ook geen coulancevergoeding wordt geboden. Zij zijn benieuwd waarom hiervoor is gekozen. Verder constateren de leden van de PvdA-fractie dat voor de vierde stap in het herstelkader de rente dient te worden vastgezet op het oorspronkelijk niveau. Deze leden vragen zich af naar welk oorspronkelijk renteniveau precies verwezen wordt.
Ook lezen de leden van de PvdA-fractie dat banken ter begeleiding van het afwikkelingstraject externe beoordelaars aantrekken die moeten voldoen aan selectiecriteria van de AFM. Bovenstaande leden vragen welke criteria dit zijn en om wat voor beoordelaars het gaat.
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden dat de AFM direct stappen heeft ondernomen naar aanleiding van het rapport van het onafhankelijk onderzoeksbureau. Wel vragen deze leden in hoeverre het kabinet meent dat het nog aan structurele capaciteiten bij de AFM ontbreekt om de volgende keer krachtdadig op te treden bij dit soort dossiers. In dat kader lezen de leden van de PvdA-fractie in het rapport dat de AFM geen mogelijkheden heeft om in geval van massale schade een gemeenschappelijke compensatie af te dwingen. In het derivatendossier bleek bijvoorbeeld dat banken de mogelijkheid hadden om het voorstel van de commissie van deskundigen naast zich neer te leggen. De leden van de PvdA-fractie zijn echter van mening dat banken zich dienen te houden aan het uniforme herstelkader zoals opgesteld door de commissie. Bovengenoemde leden vragen zich daarom af of het kabinet er iets in ziet om een onafhankelijke toezichthouder aan te stellen die juridisch bindende collectieve schadeloosstellingen kan opstellen, zoals bijvoorbeeld reeds in het Verenigd Koninkrijk het geval is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport extern onderzoek op AFM-toetsingen van de herbeoordelingen rentederivaten door banken. Zij hebben hierover enkele vragen.
De tekortkomingen van de AFM in het rentederivatendossier zijn in het voordeel van de banken geweest, niet in het voordeel van de gedupeerden. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe hij hier tegenaan kijkt. Kan hij verklaren waarom de tekortkomingen die zijn geconstateerd in het voordeel van de financiële sector zijn uitgevallen? Hoe is het volgens hem mogelijk dat AFM-medewerkers te weinig kritisch naar het oordeel van banken hebben gekeken? Heeft de druk die medewerkers van banken hebben ervaren volgens het onderzoek van Alvarez & Marsal hieraan bijgedragen? Kan worden gesteld dat de druk die banken op de AFM hebben gezet heeft bijgedragen aan de tekortkomingen in dit dossier?
De leden van de SP-fractie zijn in het verlengde hiervan nieuwsgierig of banken vaker weerstand bieden of druk leveren op medewerkers van toezichthouders. Is de Minister het met deze leden eens dat medewerkers van toezichthouders niet onder druk van banken zouden mogen worden gezet?
De leden van de SP-fractie lezen dat de AFM een tweetal maatregelen heeft genomen om verbeteringen door te voeren in het rentederivatenproject. Zij vragen de Minister of hij verwacht dat deze maatregelen voldoende zijn. Is er volgens hem nog aanvullende actie nodig of gewenst?
Kan de Minister aangeven hoeveel capaciteit en kennis van buiten is aangetrokken? Om hoeveel fte gaat het? Wat zijn de kosten hiervan? Kan ook worden aangegeven hoeveel capaciteit binnen AFM is verschoven naar dit dossier? Waar komt deze capaciteit precies vandaan, vragen de leden van de SP-fractie?
In het rapport lezen de leden dat de concrete toetsing van de dossiers is teruggekoppeld aan de banken. Is dit ook teruggekoppeld aan de gedupeerde partijen, vragen de leden van de SP-fractie?
Uniform herstelkader herbeoordelingen rentederivaten in het MKB
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de Minister dat de Rabobank en Deutsche Bank nog geen besluit hebben genomen over deelname aan het Uniform Herstelkader. Deze leden hebben vernomen dat de Rabobank zich inmiddels wel heeft gecommitteerd, maar dat dit niet geldt voor Deutsche Bank en vernemen daarom graag van de regering welke inspanningen zij gaat verrichten om ervoor te zorgen dat Deutsche Bank zich ook aan het kader te committeren. Daarnaast vernemen de leden van de SP-fractie graag van de regering om welke redenen sommige belangenbehartigers zich niet achter het uniform herstelkader kunnen scharen en welke mogelijkheden bestaan om toch tot een oplossing voor deze groepen te komen. Tevens zijn deze leden benieuwd in hoeverre het inleveren van haar Nederlandse vergunning te maken heeft met het niet committeren van Deutsche Bank aan het herstelkader.
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de Minister en in het uniform herstelkader dat klanten met een contract dat is beëindigd voor 1 april 2014 zich op eigen initiatief kunnen aanmelden. Deze leden zijn benieuwd naar welke inspanningen wordt gevraagd van banken om deze klanten te informeren om van deze mogelijkheid tot schadevergoeding gebruik te maken.
De leden van de SP-fractie lezen in het herstelkader dat de generieke coulancevergoeding gemaximeerd wordt op € 100.000 en dat bij notionals groter dan € 10 miljoen over het bedrag boven € 10 miljoen geen compensatie meer wordt berekend. Deze leden vernemen echter uit diverse bronnen dat enkele grotere MKB-bedrijven een grotere schade heeft geleden dan € 100.000 terwijl zij toch onder de reikwijdte van het kader vallen. Deze leden vragen de Minister toe te lichten om hoeveel bedrijven en individuen dit zou gaan, hoe groot de schade is die niet wordt vergoed en waarom gekozen is deze schade niet te vergoeden als blijkt dat het om een kleine groep bedrijven en individuen gaat.
De leden van de SP-fractie vernemen uit het herstelkader dat acceptatie van het herstel leidt tot finale kwijting van eventuele gevolgschade. Deze leden vragen de Minister toe te lichten of gevolgschade van nog lopende derivaten is te verwachten, hoeveel derivaten nog doorlopen na de verwachte afronding van het dossier, in hoeverre potentiële gevolgschade in de gesprekken voor het herstel worden meegenomen en of deze binnen de gemaximeerde coulancevergoeding valt.
De leden van de SP-fractie lezen in het herstelkader dat de derivatencommissie zich in de pilotfase zal bezighouden met verdere uitwerking van diverse thema’s. Deze leden zijn benieuwd naar het verloop van de pilotfase, met name naar zaken als welke producten sowieso niet onder het bereik van het herstelkader gaan vallen. Deze leden vragen de Minister of de Kamer over de resultaten van de pilotfase kan worden geïnformeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling de brief van de Minister gelezen over het herstelkader rentederivaten. Een wens die de leden van de fractie van het CDA al ruim twee jaar geleden hadden in dit dossier is omgezet in beleid en zij uiten daar hun blijdschap over. Zij wensen hierover nog een aantal vragen te stellen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij, alles overziend, het herstelkader aan zijn verwachtingen voldoet. Is de Minister bereid te erkennen dat voormalig Kamerlid Van Hijum op 8 april 2014 tijdens het vragenuur een terecht pleidooi deed voor een transparante regeling voor alle gedupeerden, een suggestie die de Minister destijds nog van de hand wees? Wat is in de afgelopen jaren het kantelpunt voor de Minister geweest waardoor hij van opvatting is veranderd dat een uniform herstelkader uiteindelijk toch de juiste weg was in dit dossier?
De leden van de CDA-fractie vragen of de AFM inmiddels orde op zaken heeft gesteld in het rentederivatendossier, waar het eerder (o.a. op deskundigheid, capaciteit, enz.) blijkens het rapport van Alvarez & Marsal niet goed ging?
De leden van de CDA-fractie spreken hun teleurstelling uit over het feit dat niet alle banken in eerste instantie hebben gezegd medewerking te verlenen aan het uitvoeren van het herstelkader. Inmiddels heeft Rabobank besloten alsnog mee te doen, hetgeen deze leden toejuichen. Zij merken echter op dat een grote speler in het derivatendossier, Deutsche Bank, zich nog niet heeft gecommitteerd. Welke actie onderneemt de Minister nog om ook deze bank te bewegen zich aan te sluiten bij de uitvoering van het herstelkader? Wat is de opvatting van de Minister over het niet meedoen van eerst Rabobank en nu nog steeds Deutsche Bank?
De leden van de CDA-fractie waarderen het feit dat de Minister heeft gesproken met organisaties van MKB-bedrijven en dat zij het kader voor het overgrote deel van de MKB klanten toereikend vinden. Deze leden vragen hierbij echter wel om een reactie van de Minister op een heel aantal vertegenwoordigers van MKB-partijen die juist niet tevreden zijn en de compensatie te beperkt vinden. Heeft de Minister in eerste instantie ook met hen gesproken? Zo nee, is hij bereid om ook met deze partijen nog in gesprek te gaan zodat knelpunten kunnen worden besproken? Kan de Minister een overzicht geven van welke MKB-organisaties en -claiminstanties zijn betrokken bij het opstellen en/of het beoordelen van het herstelkader?
Over de juridische gevolgen hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen. Zo lezen zij dat er sprake is van een «finale kwijting» wanneer een ondernemer akkoord gaat met de resultaten als door een bank aangeboden, die ondernemer dan geen verdere juridische stappen kan ondernemen. Deze leden vragen naar de juridische houdbaarheid van deze clausule en hoe dit in de praktijk zal werken, aangezien het herstelkader zelf ook niet juridisch bindend is. In dit kader wijzen deze leden ook op het reglement van het loket voor rentederivaten bij Kifid, waar banken op basis van artikel 49.2 nog wel de gang naar de rechter mogen maken indien daar principiële redenen voor zijn. Waarom wordt die route voor de ondernemer nu uitgesloten? En over het Kifid-reglement gesproken, wanneer wordt dit reglement nu precies aangepast? Hoe wordt voorkomen dat procedures in het kader van Kifid aan de ene kant en het herstelkader aan de andere kant door elkaar gaan lopen? Kan de Minister garanderen dat dit elkaar niet gaat bijten? Daarbij vragen deze leden of het eerdere reglement van Kifid over de rentederivaten niet veel te beperkend was, nu blijkt dat het huidige herstelkader veel ruimer is opgesteld. Kunnen ondernemers die via Kifid een uitspraak hebben gekregen alsnog gebruik maken van het nieuwe herstelkader? Wordt de totstandkoming van het reglement en loket bij Kifid nog geëvalueerd?
De leden van de CDA-fractie vragen naar een geopperde situatie, waarbij een ondernemer die geen schade zou hebben ondervonden toch kan rekenen op een schadevergoeding. Kan de Minister aangeven of een dergelijke situatie inderdaad kan bestaan en hoe hij hier tegenaan kijkt?
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie naar de relatie met het woekerpolisdossier, ofwel de beleggingsverzekeringen. Gezien de ervaringen nu met het rentederivatendossier, ziet de Minister ook mogelijkheden om het dossier van de beleggingsverzekeringen te versnellen en om wellicht toch met een uniform herstelkader te komen, zodat ook het woekerpolisdossier sneller zou kunnen worden afgerond dan nu voorzien?
Ik heb met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, PvdA, SP en het CDA over rentederivaten in het MKB. Om een logische opbouw in de beantwoording te krijgen en om mogelijke doublures te vermijden heb ik gekozen voor een thematisch geordende beantwoording volgens de volgende rubricering:
1. Uniform herstelkader;
2. Aanleiding en totstandkoming;
3. Deelname Deutsche Bank aan het uniform herstelkader;
4. Extern onderzoek AFM; en
5. Kifid en overig.
De fractie van de VVD vraagt in hoeverre de klant na het door de bank doorlopen van de stappen uit het uniform herstelkader altijd beschikt over het best passende product.
Het herstelkader bestaat uit een aantal stappen. Zo dient de bank in stap 1 van het herstelkader een gestructureerd rentederivaat om te zetten in een rentecap, rentecollar of een renteswap. In stap 2 dient de bank alle eventuele technische onvolkomenheden van een rentederivaat te herstellen. Dit zogeheten technisch herstel dient ertoe om het rentederivaat in overeenstemming te brengen met de onderliggende financiering(en). Ook worden in deze stap, voor zover margin calls in het verleden zijn gemaakt, de gestelde zekerheden vrijgegeven en worden MKB-ondernemingen gecompenseerd die in het verleden aan de bank de marktwaarde hebben betaald uit hoofde van een vervroegde aflossing dan wel een bedrijfsbeëindiging. In stap 3 wordt aan MKB-ondernemingen met een renteswap en/of rentecollar een coulancevergoeding aangeboden. In stap vier wordt de MKB-ondernemer door de bank vergoed voor eventuele toegepaste verhogingen van de renteopslag op een variabelrentende lening in combinatie met een renteswap. Daarbij geldt dat een MKB-ondernemer die een bepaald percentage coulancevergoeding heeft ontvangen in stap 3 (bijvoorbeeld 20%), kort gezegd alleen over het resterende percentage compensatie in stap 4 ontvangt (80%), om dubbeltellingen te voorkomen.
Na het doorlopen van de stappen in het herstelkader zal het product voor zover dat nodig was hersteld zijn en beter aansluiten bij de doelen van de klant. Het (achteraf) beoordelen of het product het best passende product is, is geen onderdeel van het herstelkader. Mocht een klant zich niet kunnen vinden in het door de bank voorgestelde herstel dan kan de klant zich tot de bank richten. Als de klant en de bank er gezamenlijk niet uitkomen dan staat de gang naar het tijdelijk Kifid-loket rentederivaten of de rechter nog steeds open.
De fracties van de VVD, PvdA en het CDA vragen wat de reden is dat de onafhankelijke deskundigen hebben gekozen voor een coulanceregeling, in hoeverre MKB-ondernemingen al dan niet schade vergoed krijgen, in hoeverre deze vergoeding een plus is op de vergoede en daadwerkelijke financiële schade, en of een situatie kan bestaan dat een ondernemer die geen schade heeft ondervonden toch kan rekenen op een schadevergoeding.
Na het doorlopen van de stappen in het herstelkader zal een te complex rentederivaat zijn omgezet in een eenvoudiger rentederivaat (het noodzakelijke substituut), zullen eventuele technische onvolkomenheden van het rentederivaat zijn hersteld en zullen eventuele renteopslagverhogingen zijn teruggedraaid. Indien een MKB-onderneming schade heeft ondervonden doordat hij een gestructureerd rentederivaat had of er technische onvolkomenheden zaten in het rentederivaat dan wordt dit rechtgezet door uitvoering van de stappen 1 en 2 van het herstelkader. Indien de klant geen dergelijke schade heeft ondervonden zal hij in deze stappen geen herstel krijgen. In stap 3 wordt een coulancevergoeding aangeboden aan MKB-ondernemingen met een renteswap of rentecollar. In stap 4 worden coulancehalve opslagverhogingen op variabelrentende leningen in combinatie met een renteswap teruggedraaid.
De onafhankelijke deskundigen hebben gekozen voor een coulanceregeling in stappen 3 en 4 omdat het in individuele gevallen moeilijk na te gaan is of, en zo ja, in welke mate ontoereikende informatievoorziening aan een MKB-ondernemer een schending van de zorgplicht van een bank oplevert. In het verlengde daarvan is evenzeer moeilijk achteraf na te gaan of, en zo ja in hoeverre, de betreffende MKB-ondernemer daardoor schade heeft geleden. Een dergelijke aanpak zou leiden tot een sterk geïndividualiseerde aanpak die qua tijd, uitvoerbaarheid en vermoedelijk ook kosten, relatief veel zou vergen. Omwille van de eenvoud, maar ook de snelheid van herstel, is daarom in stap 3 en 4 geabstraheerd van deze vraag en gekozen voor een regeling die zoveel mogelijk gevallen op spoedige wijze bereikt, zonder ieder individueel geval in detail te hoeven toetsen. Deze integrale oplossing biedt naar verwachting een voor verreweg de meeste betrokkenen doeltreffende oplossing.
De fracties van de PvdA en de SP vragen verder waarom er is gekozen voor een maximum aan de coulanceregeling van 100.000 euro en hoe groot het aantal MKB-ondernemingen is dat hierdoor niet volledig gecompenseerd wordt. De fractie van de PvdA vraagt verder wat de reden is dat er geen coulancevergoeding wordt aangeboden aan MKB-ondernemingen met een rentecap.
De onafhankelijke deskundigen hebben gekozen voor een maximering van de coulancevergoeding omdat dit alles afwegende leidt tot een doelmatig herstel. Het overgrote deel van de MKB-ondernemers wordt niet beperkt door deze maximering, die zich alleen laat gelden bij financieringen die zo omvangrijk zijn dat daar bij het «traditionele MKB» niet snel sprake van zal zijn. Van deze grotere ondernemingen met dito financieringsbehoefte mag in de regel namelijk eerder worden verwacht dat zij zich adequaat laten voorlichten waardoor een maximering van de coulancevergoeding op zijn plaats is.
Of een MKB-ondernemer (voor het overige) volledig gecompenseerd wordt, hangt af van het (additionele) herstel van het rentederivaat dat plaatsvindt in de overige stappen van het herstelkader. In de overige stappen is een eventuele vergoeding niet gemaximeerd. Dergelijke vergoedingen in andere stappen worden opgeteld bij het (eventueel gemaximeerde) bedrag uit stap 3. De MKB-ondernemer kan dus in totaal een hogere vergoeding krijgen dan het in stap 3 gemaximeerde bedrag
Voor rentecaps hoeven banken geen coulancevergoeding aan te bieden. Deze producten kunnen, door hun kenmerken, niet tot het eventuele nadeel hebben geleid waarvoor in stap 3 een coulancehalve vergoeding is voorgeschreven. Zo vindt bij een rentecap geen ruil plaats van een vaste rente met een variabele rente maar wordt bescherming geboden tegen een stijgende rente terwijl de klant nog steeds kan profiteren van een dalende rente. Indien de rentecap niet goed aansluit op de onderliggende lening(en), komt de rentecap wel in aanmerking voor technisch herstel in stap 2 van het herstelkader.
De fractie van de VVD vraagt wat «coulancehalve» en «grotendeels» betekent bij het compenseren van verhogingen van de renteopslag in stap 4. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie naar welk oorspronkelijk renteniveau de rente moet worden teruggezet in stap 4 van het herstelkader.
In het belang van een snel en efficiënt herstel worden coulancehalve alle MKB-ondernemingen met een variabelrentende lening in combinatie met een renteswap grotendeels gecompenseerd voor eventuele verhogingen van renteopslagen. Banken vergoeden renteopslagverhogingen «coulancehalve» omdat het achteraf moeilijk is vast te stellen in welke gevallen de klant wel goed is geïnformeerd en in welke gevallen niet. Zo zijn er gevallen waarin de bank de klant wel voldoende heeft geïnformeerd over het feit dat de volledige rentelasten niet gefixeerd worden door het aangaan van een renteswap. De tegemoetkoming wordt aan deze MKB-ondernemingen geboden zonder dat per geval beoordeeld wordt of daar (juridische) gehoudenheid zijdens de bank toe was en vindt aldus coulancehalve plaats.
«Grotendeels» ziet op de omstandigheid dat indien een klant al een bepaald percentage coulancevergoeding in stap 3 van het herstelkader heeft ontvangen, de klant over dit percentage geen compensatie meer in stap 4 ontvangt. Dit is gedaan om dubbele compensatie op dit punt te voorkomen. Doordat de klant in stap 3 een percentage van de betaalde rente onder het rentederivaat terugkrijgt van de bank, wordt de klant daarmee feitelijk in de positie gebracht als ware het rentederivaat er voor dat deel niet is geweest. Een eventuele verhoging van de renteopslag hoeft voor dat deel dan ook niet coulancehalve te worden vergoed.
Indien de klant bijvoorbeeld 20% coulancevergoeding over de netto kasstromen heeft ontvangen in stap 3, worden de doorgevoerde renteopslagverhogingen in stap 4 voor 80% van de hoofdsom van de lening ongedaan gemaakt. Als cijfermatig voorbeeld: een klant heeft een variabelrentende lening van EUR 500.000 en een rentederivaat met een hoofdsom van eveneens EUR 500.000. De renteopslag op de lening is met 1 procentpunt verhoogd. Voor het rentederivaat wordt – in stap 3 – 20% van de kasstromen die zijn betaald vergoed. In stap 4 wordt daarom maar over EUR 400.000 (80%) de renteopslagverhoging vergoed, oftewel 0,8 procentpunt van het totaal aan renteopslagverhogingen wordt ongedaan gemaakt.
De fractie van de SP vraagt verder of er nog gevolgschade van nog lopende derivaten wordt verwachten, hoeveel derivaten nog doorlopen na de verwachte afronding van het dossier, in hoeverre potentiële gevolgschade in de gesprekken voor het herstel worden meegenomen en of deze binnen de gemaximeerde coulancevergoeding valt.
Het herstelkader voorziet in verschillende stappen voor het herstellen van eventuele schade uit het verleden alsook voor mogelijke toekomstige (gevolg)schade. Zo worden gestructureerde rentederivaten verplicht omgezet in het noodzakelijke substituut en worden alle technische onvolkomenheden van een rentederivaat hersteld. Voorts worden coulancehalve renteopslagverhogingen grotendeels teruggedraaid. Hierdoor krijgt de klant teveel betaalde rente (kosten) terug en zal zij deze gedurende de resterende looptijd van het rentederivaat ook niet meer hebben. Verder zien banken af van het doen van margin calls voor een eventuele negatieve marktwaarde van het rentederivaat (zolang de MKB-ondernemer niet op eigen initiatief zijn financiering bij de bank heeft beëindigd) en worden mogelijkheden voor vervroegd aflossen en bedrijfsbeëindiging aangepast conform de voorwaarden van een vastrentende lening (indien de mogelijkheid tot kosteloos aflossen door de betreffende bank in haar voorwaarden werd gegeven).
Acceptatie van het herstel heeft tot gevolg dat door de MKB-ondernemer aan de bank finale kwijting wordt gegeven voor eventuele gevolgschade. Indien een MKB-ondernemer meent dat ondanks herstel toch sprake is van gevolgschade die afzonderlijke compensatie vereist, kan deze het herstelkader of de aangeboden oplossing verwerpen en zich op individuele basis tot de bank richten. Als de klant en de bank er gezamenlijk niet uitkomen staat de gang naar het Kifid of de rechter open.
Hoeveel derivaten nog doorlopen kan ik niet zeggen. In algemene zin kan ik wel zeggen dat het grootste deel van de nog lopende contracten is afgesloten in 2007 met een looptijd van 10 jaar. Dat betekent dat de meeste contracten in 2017 zullen aflopen.
De fractie van het CDA vraagt naar de juridische houdbaarheid van de «finale kwijting» clausule en hoe dit in de praktijk zal werken, aangezien het herstelkader juridisch niet bindend is. De fractie wijst hierbij op het reglement van het tijdelijk Kifid-loket voor rentederivaten waarbij nog wel een gang naar de rechter mogelijk is.
Indien een MKB-ondernemer de compensatie onder het herstelkader die door de bank wordt aangeboden aanvaardt, komt door aanbod en aanvaarding een bindende (juridisch afdwingbare) overeenkomst tussen de bank en de MKB-ondernemer tot stand. Onderdeel van deze overeenkomst is dat er kwijting aan de bank wordt verleend. Met de aanvaarding van het aanbod tot compensatie is een (eventueel) geschil over het rentederivaat definitief afgedaan. Een gang naar de rechter of het Kifid is in dat geval dan ook niet meer nodig. Voor de goede orde: een klant kan het aanbod tot compensatie altijd weigeren en in plaats daarvan kiezen voor een gang naar de rechter of het Kifid.
De fracties van de VVD en PvdA vragen wat precies de verschillen zijn van het uniform herstelkader met het eerder door de AFM gehanteerde herstelkader en in hoeverre de generieke maatregel banken (en klanten) de mogelijkheid biedt om in bijzondere gevallen af te wijken van het uniforme herstelkader.
In het uniforme herstelkader is voorgeschreven in welke specifieke situaties banken herstelacties en (coulance)vergoedingen moeten uitvoeren en aanbieden aan de MKB-ondernemer. In het eerder door de banken gehanteerde kader werd een herbeoordeling uitgevoerd om te bepalen of het advies/product passend was en of de dienstverlening aan de wettelijke normen voldeed. Hierin waren geen specifieke voorschriften opgenomen voor benodigde aanpassingen aan rentederivaten of aan de hoogte of berekening van vergoedingen.
Nu de banken het uniform herstelkader aanvaard hebben, hebben de banken zich gecommitteerd om niet ten nadele van de klant van het herstelkader af te wijken. Dit betekent dat het de banken vrij staat om in positieve zin (ten voordele van de klant) van het herstelkader af te wijken.
De fracties van de VVD en PvdA vragen voor welke groepen MKB-ondernemingen het uniform herstelkader geen of onvoldoende doeltreffende oplossingen biedt en in hoeverre er door deze generieke maatregel gedupeerden zijn die worden bevoordeeld dan wel benadeeld ten opzichte van een individuele afwikkeling
Het uniform herstelkader ziet op alle niet-professionele en niet-deskundige MKB-ondernemingen, waaronder ook particulieren. Ook voor «oude gevallen» is een regeling getroffen. Alleen MKB-ondernemingen die als professioneel kunnen worden aangemerkt of waarvan een voldoende deskundigheid mag worden verwacht, bijvoorbeeld bepaalde vastgoedbeleggers, vallen buiten de reikwijdte van het uniform herstelkader.
De leden van de SP-fractie vragen welke inspanningen banken moeten leveren om klanten te informeren over het uniforme herstelkader en de mogelijkheden tot herstel met een contract dat is beëindigd voor 1 april 2014 zich op eigen initiatief kunnen aanmelden. De leden van de SP-fractie vragen verder naar het verloop van de pilot-fase en of ik de Kamer over de resultaten van de pilot-fase wil informeren.
De inspanningen die banken moeten leveren om klanten te informeren over het uniforme herstelkader verschilt al naar gelang de status van het rentederivaat van een MKB-onderneming op 1 april 2011. Op basis van het uniforme herstelkader betrekken banken klanten die (gedurende enige periode) tussen 1 april 2011 en 1 april 2014 een «lopend» rentederivaat hadden, actief. Dit betekent dat de klant geen initiatief hoeft te ondernemen. Voor MKB-ondernemingen met een rentederivaat dat na 1 januari 2005 was afgesloten en voor 1 april 2011 voortijdig is geëindigd geldt dat zij zich op eigen initiatief moeten aanmelden voor een beoordeling aan de hand van het herstelkader (opt-in). Om in aanmerking te komen voor de opt-in dient de klant de voor de uitvoering van het herstelkader benodigde documentatie aan de bank te verstrekken. In de pilot-fase zal door de onafhankelijke deskundigen nader worden geduid welke documentatie voor uitvoering van het herstelkader benodigd is. Deze pilot-fase zal naar verwachting tot 1 november van dit jaar duren. Gelet op de motie van het lid Ronnes c.s. zal ik de Kamer na de afsluiting van de pilot-fase halfjaarlijks informeren over de voortgang van het herstel.1 In deze voortgang zal ik ook terugkomen op de resultaten van de pilot-fase.
De fractie van de VVD vraagt over welke specifieke onderwerpen bindende adviezen kunnen worden gegeven. Verder vragen de leden van de VVD-fractie wanneer klanten een verzoek tot bindend advies kunnen indienen, of hiermee niet het risico wordt gelopen dat alle klanten een dergelijk verzoek indienen, om hoeveel adviezen het naar verwachting gaat en of de commissie deze verzoeken in de korte termijn tot medio 2017 kan afhandelen.
Het herstelkader voorziet uitsluitend in een drietal specifieke situaties tot de mogelijkheid tot bindend advies. Hiertoe is door de onafhankelijke deskundigen besloten vanwege het gegeven dat bepaalde omstandigheden niet op voorhand zijn in te kaderen, mede vanwege het uniforme karakter van het herstelkader.
Kort gezegd voorziet het herstelkader in de mogelijkheid van bindend advies indien:
1. De coulancevergoeding geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend door de bank en de MKB-ondernemer van mening is dat de bank als grondslag hiervoor het kredietbeleid vanuit het verleden onjuist hanteert. Het Herstelkader voorziet in een uitzondering op het toekennen van een coulancevergoeding indien de klant vanuit het kredietbeleid van de bank de rentelasten diende vast te leggen.
2. Indien de MKB-ondernemer van mening is dat de bank de «vaste kern» ten aanzien van zijn lening in een rekening-courantkrediet op onjuiste wijze vaststelt. Een mismatch tussen een variabelrentende lening en een rentederivaat wordt in stap 2 ook hersteld bij een lening in de vorm van een rekening-courantkrediet. Aangezien hiervan de opgenomen lening kan verschillen dient een «vaste kern» aan hoogte van de lening te worden vastgesteld. In de pilot-fase wordt een nadere invulling van dit begrip door de onafhankelijk deskundigen vastgesteld
3. Een MKB-ondernemer van mening is dat een overhedge in omvang of overhedge in looptijd niet zodanig wordt hersteld dat dit resulteert in hetgeen door de MKB-ondernemer beoogd was bij het aangaan van de variabelrentende lening.
De mogelijkheid tot het vragen van bindend advies staat bovendien alleen open voor klanten die de oplossing zoals voorgeschreven door het herstelkader voor het overige wel accepteren. Klanten die om bindend advies vragen dienen zich dus bij voorbaat te conformeren aan de uitkomst van het herstelkader na het bindende advies. Klanten zijn hier overigens geenszins toe verplicht: zij kunnen het aanbod tot herstel van de bank afslaan als zij zich daar niet in kunnen vinden.
De kosten voor de MKB-ondernemer voor een bindend advies bedragen 250 euro. Deze kosten worden gerestitueerd indien ten gunste van de MKB-ondernemer wordt beslist. De onafhankelijke deskundigen hebben hiervoor gekozen om te voorkomen dat MKB-ondernemingen al te lichtvoetig omgaan met het aanvragen van een bindend advies. De overige kosten die verband houden met een bindend advies procedure worden gedragen door de desbetreffende bank.
In dit stadium kan er nog geen inschatting worden gemaakt van het te verwachten aantal verzoeken en daaruit voortvloeiende adviezen en kan dus ook geen inschatting worden gemaakt van de tijd die de eventuele bindend adviesprocedures nemen om tot afwikkeling te komen.
De fractie van het CDA refereert naar een pleidooi van voormalig Kamerlid Van Hijum op 8 april 2014 tijdens het vragenuur voor een transparante regeling voor alle gedupeerden en vraagt of ik bereid ben te erkennen dat dit een terecht pleidooi was en wat voor mij de afgelopen jaren het kantelpunt is geweest waardoor ik van opvatting zou zijn veranderd.
Zoals ik ook tijdens het Algemeen Overleg van 3 maart jl. heb aangegeven vond en vind ik op basis van de informatie waarover ik toen beschikte de gekozen oplossingsrichting met herbeoordelingen door banken en toezicht daarop door de AFM de meest geschikte. Toen in december 2015 nieuwe feiten aan het licht kwamen – er waren fouten gemaakt in zowel de herbeoordelingen van rentederivaten als het toezicht daarop – heb ik op basis van deze nieuwe feiten en op basis van het advies van de AFM een nieuwe beslissing genomen.
De fractie van het CDA vraagt of alles overziend, het herstelkader aan mijn verwachtingen voldoet.
Ik ben van mening dat het uniforme herstelkader recht doet aan de belangen van MKB-ondernemingen. Daarnaast is het goed en efficiënt uitvoerbaar en kan het herstelkader rekenen op een breed draagvlak van vertegenwoordigers van het MKB.
De leden van de PvdA-fractie vragen aan welke selectiecriteria de externe beoordelaars moeten voldoen die banken inhuren bij de toepassing van het uniform herstelkader.
De externe beoordelaars zijn op basis van selectiecriteria van de AFM voorgedragen door de banken en goedgekeurd door de AFM.
Voor de goedkeuring heeft de AFM bepaalde selectiecriteria gesteld, zoals:
– de rol van de externe beoordelaars mag niet worden ingevuld door een partij die dezelfde bank eerder heeft bijgestaan bij de herbeoordeling van individuele rentederivatencontracten;
– de rol van de externe beoordelaars mag niet worden ingevuld door een partij die vanaf 1 januari 2012 heeft geopereerd als huisaccountant van de bank; en
– de externe beoordelaar dient economisch onafhankelijk te zijn van de opdrachtgevende bank.
Deze selectiecriteria waarborgen dat de onafhankelijkheid van de externe beoordelaars niet in het geding is. Daarnaast dienen de externe beoordelaars over voldoende expertise te beschikken. De externe beoordelaars rapporteren onafhankelijk aan de AFM over de voortgang van de herbeoordelingen en het herstel door banken.
De fracties van de VVD, SP en PvdA vragen allen in hoeverre de AFM over voldoende capaciteit (kwalitatief en kwantitatief) beschikt voor dit dossier.
De werkzaamheden die in dit kader moeten worden uitgevoerd door de AFM, zijn topprioriteit. Om de uitvoering goed te laten verlopen en de sturing goed in te richten is er een taskforce ingesteld. Verder is er intern kennis en expertise over rentederivaten vrijgemaakt. Op dit moment zijn ruim 10 fte binnen de AFM ingezet voor dit project, vanuit diverse afdelingen afkomstig, zodat alle benodigde expertise geborgd is. Tevens heeft de AFM voor de periode tot medio 2017 externe expertise ingehuurd.
De AFM monitort voorts of er bij andere projecten capaciteit ontbreekt om daadkrachtig op te treden. Zo wordt de voortgang van dossiers met een hoog risico elk kwartaal in het bestuur besproken. Naar aanleiding van de geconstateerde tekortkomingen heeft de AFM lopende projecten en afgeronde publicaties onderzocht om te toetsen of hierbij ook een risico bestaat op dezelfde tekortkomingen als die zich in het project rentederivaten hebben voorgedaan. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat geen van de projecten dusdanig risicovol zijn dat er direct veranderingen doorgevoerd moeten worden ten aanzien van het project. Er zijn geen signalen dat het momenteel aan structurele capaciteit ontbreekt bij de AFM om daadkrachtig op te treden. De AFM blijft dit monitoren en zal mij informeren indien deze situatie verandert.
Het is tot slot primair aan de banken om er zorg voor te dragen dat alle dossiers binnen de afgesproken termijn aan de hand van het uniforme herstelkader zijn getoetst en de klant is geïnformeerd over het herstel.
De fractie van de VVD vraagt om hoeveel rentederivatencontracten het nu in totaal gaat, bij welke banken deze zitten, bij hoeveel MKB-ondernemingen als niet-professioneel en niet-deskundig worden aangemerkt, en wat de inschatting van de banken is als het gaat om de planning en het afronden van dit dossier.
Dit is op dit moment nog onduidelijk. De banken zullen de AFM in september informeren over het exacte aantal contracten onder het nieuwe herstelkader en hoeveel MKB-ondernemingen als niet-professioneel en/of niet-deskundig worden aangemerkt. De AFM zal deze aantallen – op geaggregeerd niveau – openbaar maken.
De NVB heeft mij aangegeven dat de banken er naar streven om het proces zo snel en zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. De uitvoering van het herstelkader vraagt in eerste instantie om een gedegen voorbereiding om deze daarna uit te voeren. Het is nu nog te vroeg om een gedetailleerde inschatting te kunnen maken per bank. Dit is mede afhankelijk van de uitkomsten van de pilot-fase, de nadere werkwijze van de AFM t.a.v. de externe beoordelaars en de verdere invulling en eventuele wijzigingen van het herstelkader door de onafhankelijke deskundigen in de pilot-fase.
De fractie van de SP vraagt in hoeverre de tekortkomingen die zijn geconstateerd bij de herbeoordeling van rentederivaten door banken in het voordeel van de financiële sector zijn uitgevallen en of de concrete toetsing van de dossiers bij de herbeoordelingen is teruggekoppeld aan de gedupeerde klanten.
De AFM heeft in een nadere analyse van haar steekproeven, eind 2015, geconstateerd dat de herbeoordelingen van rentederivaten door banken uiteenliepen en dat deze onjuistheden en onvolkomenheden bevatten. In de herbeoordelingen, alsmede in de controle daarop door de AFM, waren de eigen werkprogramma’s van de banken onvoldoende toegepast.
Hierdoor konden klanten niet rekenen op een correcte herbeoordeling van hun dossiers en waar nodig een passende oplossing. Om deze onzekerheid weg te nemen heb ik, op advies van de AFM, drie onafhankelijke deskundigen aangesteld met als taak een uniform herstelkader op te stellen. Dit herstelkader schrijft voor hoe de herbeoordelingen door banken moeten worden uitgevoerd en welke herstelacties banken in specifieke situaties moeten uitvoeren. Het herstelkader minimaliseert voorts de interpretatieruimte van de banken en externe beoordelaars waarborgen de correcte toepassing van het herstelkader. Hierdoor is het voor de bank niet meer mogelijk om in zijn voordeel te herstellen.
In verband met haar geheimhoudingsplicht kan de AFM haar eerdere oordeel over de banken niet terugkoppelen aan derden, zoals specifiek gedupeerde partijen. Dat heeft zij dan ook niet gedaan.
De fractie van de SP vraagt of de druk die medewerkers van banken hebben ervaren volgens het onderzoek van Alvarez&Marsal hebben bijgedragen aan een te weinig kritische houding van de AFM en de tekortkomingen in dit dossier. In het verlengde hiervan vragen de leden van de SP-fractie of banken vaker weerstand bieden of druk leveren op medewerkers van toezichthouders en wat ik hiervan vindt.
Bij de concrete toetsing van de dossiers en de terugkoppeling naar de banken, gingen de banken doorgaans met meer ervaren (senior) juristen en experts het gesprek aan met de AFM, aldus het rapport van Alvarez&Marsal. Medewerkers hebben in meerdere of mindere mate weerstand ervaren van de banken. Het betrof weerstand over het inrichten van de werkprocessen en het meebewegen in de door de AFM gewenste richting. De ervaren weerstand heeft volgens Alvarez&Marsal de complexiteit van het project vergroot.
Banken, en andere onder toezicht staande instellingen, en de medewerkers van de AFM handelen ieder vanuit hun eigen perspectief en rol. Dat betekent in algemene zin dat betrokkenen over en weer kritisch zijn en dat ook mogen zijn. Van (oneigenlijke) druk mag uiteraard geen sprake zijn.
De fracties van de VVD, SP en het CDA vragen met welke vertegenwoordigers van het MKB overleg heeft plaatsgevonden bij het overeenkomen van het uniforme herstelkader en welke vertegenwoordigers en claimstichtingen positief zijn over het herstelkader en zorgen voor een breed draagvlak en welke niet. De fractie van het CDA vraagt verder of ik in eerste instantie met deze partijen heb gesproken. De fracties van de SP en het CDA vragen voorts of ik bereid ben in gesprek te gaan met partijen die het herstelkader niet ondersteunen en welke mogelijkheden er bestaan om toch tot een oplossing voor deze groepen te komen.
De onafhankelijke deskundigen hebben bij het overeenkomen van het herstelkader gesproken met brancheorganisatie die het MKB vertegenwoordigen. Dit zijn MKB Nederland, LTO Nederland, ONL voor Ondernemers en de Nederlandse Melkveehouders Vakbond. Daarnaast heeft zij gesproken met organisaties die opkomen voor individuele ondernemers in dit dossier. Dit zijn Claim Participants, MKB-Claim, Stichting Meldpunt Klachten Banken, Stichting Renteswapschadeclaim en Stichting Swapschade. Tot slot zijn er gesprekken gevoerd met het Kenniscentrum Rentederivaten en met advocaten en (andere) adviseurs van MKB-klanten en individuele MKB-klanten zelf.
De vertegenwoordigers en claimstichtingen MKB Nederland, ONL voor Ondernemers, LTO Nederland en Stichting Renteswapschadeclaim hebben aangegeven dat zij het herstelkader ondersteunen. Stichting Renteswapschadeclaim heeft verder aangegeven dat tenminste 90% van de bij de stichting aangesloten klanten onder het herstelkader zeer ruim gecompenseerd wordt. De claimstichtingen Stichting Swapschade en Claim Participants hebben zich kritisch uitgelaten over de inhoud en/of de wijze waarop het herstelkader tot stand is gekomen. Claim Participants heeft verder een officieel verzoek ingediend bij de rechtbank Amsterdam voor het houden van een gerechtelijk getuigenverhoor over het herstelkader en hoe dit overeen is gekomen.2 Dit staat er echter niet aan in de weg dat MKB-ondernemingen die zich bij de betreffende belangenbehartigers hebben aangesloten, op individuele basis het voorstel voor herstel van hun bank wel kunnen accepteren.
Ik heb de onafhankelijke deskundigen de opdracht gegeven om een herstelkader overeen te komen en hen, onder andere op verzoek van diverse Kamerleden, meegegeven dat zij bij het overeenkomen van het herstelkader ook de vertegenwoordigers van het MKB zouden betrekken. Dit hebben zij conform mijn opdracht gedaan. Uiteindelijk zijn zij tot een herstelkader gekomen dat door alle banken wordt onderschreven en dat op een breed draagvlak van vertegenwoordigers van het MKB kan rekenen. Ik zie daarom geen reden om zelf met deze instanties te gaan praten.
De fractie van de VVD vraagt hoe de onafhankelijke deskundigen bij het opstellen van herstelkader rekening hebben gehouden met jurisprudentie op het gebied van rentederivaten afgesloten door het MKB.
De onafhankelijke deskundigen hebben samen met haar juridische adviseurs de jurisprudentie op het gebied van rentederivaten onderzocht en hebben hier bij het opstellen van het herstelkader rekening mee gehouden, met dien verstande dat de jurisprudentie op het vlak van rentederivaten en zorgplicht een fragmentarisch beeld geeft en invulling door de rechter in concrete zaken sterk is geënt op de casuïstiek van het betreffende individuele geval. Deze jurisprudentie leent zich dan ook niet voor (één-op-één) overname in het herstelkader als algemene regels voor de onder het herstelkader te beoordelen gevallen.
De fracties van de VVD, SP en CDA vragen naar de redenen dat eerst Rabobank en en daarna Deutsche Bank zich nog niet gecommitteerd hadden aan het uniform herstelkader, naar mijn opvatting daarover, naar de wijze waarop de AFM de herstel door Deutsche Bank gaat beoordelen, en in hoeverre het inleveren van de Nederlandse bankvergunning door Deutsche Bank te maken heeft met het in eerste instantie niet committeren van Deutsche Bank aan het herstelkader.
Op 21 juli jl. heeft ook Deutsche Bank bekend gemaakt dat zij zich heeft aangesloten bij het uniforme herstelkader. Hiermee hebben alle betrokken banken zich aan het uniform herstelkader gecommitteerd. Deutsche Bank zal eerst de uitvoering van haar eigen herstelkader afronden voordat zij het uniforme herstelkader zal toepassen op haar klanten. Indien uit het uniforme herstelkader een hogere vergoeding of herstel komt, dan ontvangen de klanten deze additionele vergoeding/herstel. De AFM zal de afhandeling van de rentederivatencontracten bij Deutsche Bank op dezelfde manier beoordelen als bij de andere vijf banken.
Zowel Rabobank als Deutsche Bank hadden eerder aangegeven dat zij meer tijd nodig hadden om tot een besluit te komen. Het is goed dat ook zij tot dit besluit zijn gekomen. Door het committeren van Deutsche Bank aan het herstelkader is het opstellen van een vergelijking tussen het herstelkader van Deutsche Bank en het uniforme herstelkader niet meer nodig en heb ik daarmee invulling gegeven aan mijn eerdere toezegging in het AO rentederivaten van 3 maart jl. en de motie van het lid Ronnes c.s.3
Deutsche Bank heeft in een nieuwsbericht kenbaar gemaakt dat zij haar Nederlandse vergunning heeft ingeleverd omdat zij ernaar streeft om wereldwijd zo veel als mogelijk vanuit branches (bijkantoren) te opereren.4 Hierdoor wordt volgens Deutsche Bank de complexiteit van de organisatie verminderd en hebben klanten die in meerdere landen actief zijn maar met één juridische wederpartij te maken. Het niet meer vergunningplichting zijn in Nederland heeft volgens Deutsche Bank derhalve geen relatie met het uniform herstelkader.
De fractie van de VVD vraagt wat ik vind van de uitkomsten van het onderzoek van Alvarez&Marsal en mijn reactie op de observatie dat het mis is gegaan door een unieke samenloop van omstandigheden.
Ik concludeer met de AFM dat een unieke samenloop van omstandigheden in het rentederivatenproject heeft geleid tot tekortkomingen in de toetsingen door de AFM van de herbeoordelingen. Net als de AFM neem ik de conclusies van dit onderzoek zeer serieus. De financiële sector en de samenleving moeten kunnen vertrouwen op het goed functioneren van de financiële toezichthouder. De AFM zet zich er hard voor in om herhaling van een dergelijke samenloop te voorkomen en heeft tegelijkertijd verbeteringen in haar organisatie doorgevoerd.
De fracties van de VVD en CDA vragen welke extra maatregelen er door de AFM zijn genomen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van Alvarez&Marsal en of de AFM orde op zaken heeft gesteld op de punten waarop het blijkens het rapport niet goed ging. Verder vragen de fracties van de VVD en de SP of ik verwacht dat de aangekondigde maatregelen voldoende zijn
De AFM heeft de door het rapport geboden leerpunten voortvarend opgepakt. Het bestuur heeft meerdere belangrijke maatregelen genomen om te voorkomen dat een dergelijke samenloop van omstandigheden zich nog eens voordoet.
Zo heeft de AFM, na de constatering van de tekortkomingen in december 2015, direct een aantal maatregelen getroffen om verbeteringen door te voeren in het rentederivatenproject. Er is een eenduidige aansturing vanuit het bestuur gekomen met één verantwoordelijk bestuurslid, dat tevens de in december opgerichte taskforce leidt. Daarnaast is besloten de functie Kwaliteitsbewaking centraal te beleggen binnen de organisatie, is er extra capaciteit en kennis vrijgemaakt, is een strategische personeelsplanning ingevoerd om de kwaliteit van bezetting te bewaken (onder meer voldoende senioriteit) en er is externe expertise ingehuurd. Hierdoor is de samenstelling van het projectteam zowel kwalitatief als kwantitatief aanzienlijk versterkt. Verder wordt het risicoprofiel van het rentederivatenproject structureel gemonitord en periodiek besproken in het bestuur van de AFM.
Naar aanleiding van het onderzoek van Alvarez&Marsal heeft de AFM in 2016 een nieuwe wijze van risico-monitoring van projecten ingevoerd, escalatielijnen bij besluitvorming verheldert, en zet de AFM zich in voor het makkelijker bespreekbaar maken van signalen en feedback. Ik heb vertrouwen in de door de AFM aangekondigde maatregelen.
De fractie van het CDA vraagt wanneer het reglement van het Kifid (inzake de reikwijdte) wordt aangepast, of dit reglement niet veel te beperkend was, nu blijkt dat het huidige herstelkader veel ruimer is opgesteld, hoe wordt voorkomen dat procedures in het kader van Kifid aan de ene kant en het herstelkader aan de andere kant door elkaar gaan lopen, of ondernemers die via Kifid een uitspraak hebben gekregen alsnog gebruik kunnen maken van het nieuwe herstelkader, en tenslotte of de totstandkoming van het reglement en loket bij Kifid geëvalueerd wordt.
Banken zullen alle MKB-ondernemingen met een rentederivaat (die binnen de reikwijdte van het herstelkader vallen) beoordelen aan de hand van het uniforme herstelkader. Ook klanten die al eerder tot een schikking zijn gekomen met de bank of waarbij een uitspraak door het Kifid of de rechter is gedaan. Indien er al eerder financiële tegemoetkomingen door de bank aan de klant zijn verstrekt die verband houden met het rentederivaat dan zullen deze in mindering worden gebracht op het herstel.
Daarnaast heeft Kifid op 19 juli jl. middels een nieuwsbericht bekendgemaakt dat zij MKB-klanten met klachtzaken over rentederivaten bij het tijdelijke Kifid-loket een «denkpauze» geeft. Dit biedt MKB-klanten de gelegenheid zich te beraden over de gevolgen van het uniforme herstelkader voor hun klachtzaak. De procedure bij Kifid zal worden aangehouden zolang partijen tijd voor overleg nodig hebben.
Het eerdere reglement van het tijdelijk Kifid-loket voor rentederivaten was gebaseerd op de herbeoordelingen zoals die door banken werden uitgevoerd. Met het uniforme herstelkader is de reikwijdte en de doorlooptijd van het traject gewijzigd waardoor het reglement niet meer goed aansluit op de praktijk. Ik heb daarom in mijn brief van 1 maart jl. banken en belangenbehartigers van het MKB verzocht om met elkaar in overleg te treden om het reglement aan te passen zodat het aansluit op het uniforme herstelkader en het loket langer open te laten stellen.
De NVB heeft mij laten weten dat zij, naar aanleiding van het overeengekomen uniforme herstelkader, het reglement voor het tijdelijk Kifid-loket in overleg met MKB-Nederland heeft aangepast. Dit nieuwe reglement zal op korte termijn door het Kifid ter goedkeuring aan mij worden voorgelegd.
Tot slot wordt het Kifid op dit moment geëvalueerd. Daarbij wordt gekeken naar de onafhankelijkheid, versnippering en borging van consumentenbelangen. Ik zie daarom geen aanleiding om het reglement en het tijdelijk Kifid-loket rentederivaten separaat te evalueren. Dit najaar zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van deze evaluatie.
De fractie van de VVD vraagt in hoeverre het overeengekomen uniforme herstelkader van invloed is op (toekomstige) uitspraken van rechters dan wel het Kifid inzake rentederivaten bij het MKB.
Ik kan niet aangeven wat de invloed zal zijn van het herstelkader op (toekomstige) uitspraken van de rechter of het Kifid. Het is aan de betreffende rechter of commissie die een klacht over rentederivaten behandelt of en zo ja, op welke wijze dit wordt meegenomen in de beoordeling van de onderhavige zaak.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre en in hoeveel gevallen een rentederivaat bij een andere rente-ontwikkeling, dus een stijging, wel een goed en passend product was geweest en voordeel had opgeleverd voor de MKB-onderneming. Verder vragen deze leden in hoeverre banken op dit moment nog rentederivaten aan het MKB verkopen en zo ja, aan welke groepen en in hoeverre er daardoor sprake is dat sommige MKB-ondernemingen waarvoor de producten in een aantal gevallen wel nuttig en passend zouden zijn, deze niet meer kunnen afnemen en of ik dit wenselijk vind.
Een rentederivaat kan een geschikt/nuttig product zijn ongeacht de rente-ontwikkeling indien het derivaat aansluit bij de onderliggende financiering en beantwoordt aan het eventueel door een MKB-ondernemer beoogde doel van afdekken van renterisico, en de MKB-er voorts voldoende is geïnformeerd over de eigenschappen en effecten van het rentederivaat.
De NVB heeft mij aangegeven dat sommige banken geen rentederivaten meer verkopen aan het MKB. Andere banken zijn terughoudend bij de verkoop aan het niet-professionele MKB. Banken geven aan dat rentederivaten evenals voorheen passende en nuttige producten kunnen zijn om het renterisico af te dekken. Of een rentederivaat wordt aangeboden hangt af van de klantsituatie en is mede afhankelijk van de omvang van de financiering en de mate waarin de klant het renterisico wil en kan dragen.
De fractie van de VVD vraagt wanneer het wettelijk is geregeld dat de AFM de bevoegdheid heeft om hardleerse banken met naam en toenaam te gaan noemen.
De bevoegdheid voor de AFM en DNB om instellingen bij naam te noemen bij de publicatie van instellingsvergelijkend onderzoek is opgenomen in het wetsvoorstel Transparant toezicht financiële markten. De internetconsultatie van dit wetsvoorstel is gesloten op 14 augustus jl. Deze reacties worden momenteel zorgvuldig bestudeerd waarbij wordt nagegaan welke betekenis zij hebben voor de inhoud van het wetsvoorstel.
De fractie van de PvdA vraagt of ik er iets in zie om een onafhankelijke toezichthouder aan te stellen die juridisch bindende collectieve schadeloosstellingen kan opstellen, zoals bijvoorbeeld reeds in het Verenigd Koninkrijk het geval is.
Ik laat op dit moment de voor- en nadelen van een bevoegdheid om een collectief compensatiekader op te kunnen stellen onderzoeken. Een dergelijke mogelijkheid heb ik benoemd als een mogelijkheid in het recent gepubliceerde consultatiedocument «Effectiviteit en gewenste mate van bescherming voor zzp-ers en mkb-ers bij financiële diensten en producten». Een dergelijke bevoegdheid vergt een zorgvuldige juridische uitwerking. Ik informeer u hierover nader in het kader van de uitkomsten van deze consultatie.
De fractie van het CDA vraagt of ik gezien de ervaringen nu met het rentederivatendossier mogelijkheden zie om het dossier beleggingsverzekeringen te versnellen.
Ik acht deze route, met het opstellen van een uniform herstelkader, niet mogelijk voor het dossier beleggingsverzekeringen. Hiervoor is dit dossier te omvangrijk, te complex en te divers. Door deze complexiteit verwacht ik dat partijen er gezamenlijk niet uit zullen komen, hoe genereus de regeling ook zou zijn omdat het niet mogelijk is iedereen tevreden te stellen. Bij het rentederivatendossier was de problematiek overzichtelijker en hebben belangenbehartigers van het MKB positief gereageerd op het uniforme herstelkader.
Antedateren Rabobank
In relatie tot de berichten in de media eerder dit jaar dat Rabobank tijdens herbeoordelingen klanten stukken zou hebben laten antedateren om die alsnog toe te voegen aan het dossier kan ik de Kamer, conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg over rentederivaten in het MKB op 3 maart 2016, als volgt informeren.5 De AFM heeft het door Rabobank zelf uitgevoerde onderzoek naar mogelijk antedateren inclusief de onderliggende dossiers ontvangen en in het tweede kwartaal van 2016 onderzocht. De AFM kan mij omwille van toezichtsvertrouwelijkheid niet rechtstreeks over haar bevindingen informeren. Rabobank heeft mij geïnformeerd dat de AFM op basis hiervan geen aanleiding heeft gezien om verdere stappen te ondernemen. De AFM heeft zich volgens Rabobank achter haar eerdere conclusie geschaard dat herstel c.q. aanpassing heeft plaatsgevonden na uitvoering van de herbeoordeling.
AO Rentederivaten d.d. 3 maart 2016 (Kamerstuk 31 311, nr. 171) en VAO Herbeoordeling rentederivaten MKB d.d. 16 maart 2016. Gewijzigde motie d.d. 22 maart 2016 t.v.v. Kamerstuk 31 311, nr. 168 (Kamerstuk 31 311, nr. 170)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31311-175.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.