31 293 Primair Onderwijs

Nr. 280 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2016

De vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van uw Kamer heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht een reactie te geven op het rapport «Onderzoek Spelenderwijs: Gepercipieerde effecten van de dienstverlening van Spelenderwijs Utrecht, zoals ervaren door de ouders van kinderen die deelnemen aan een VE-traject». Omdat voorschoolse educatie (ve) op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ligt, zal ik ingaan op het verzoek.

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Spelenderwijs Utrecht, met als doel het verkrijgen van inzicht in haar aanpak en toegevoegde waarde. Ik juich het toe dat gemeenten en instellingen hun lokale ve-beleid onderzoeken. Op deze manier kunnen instellingen en gemeenten gericht hun eigen beleid en ve-aanbod verbeteren, om daarmee beter tegemoet te komen aan de lokale wensen en behoeften.

Uit het onderzoek komt naar voren dat ouders tevreden zijn over Spelenderwijs. Zij zien leereffecten bij hun kinderen: ouders geven aan dat zij hun kinderen hebben zien ontwikkelen op het gebied van taal, het belangrijkste doel van ve. Ook op de andere vaardigheden waar Spelenderwijs op inzet, zien alle ondervraagden effecten bij hun kinderen. Bovendien voelen de ouders zich ook geïnformeerd en betrokken bij de ve. Ouders zijn een belangrijke factor in het slagen van ve, ouderbetrokkenheid is dan ook belangrijk bij een goede ve.

Deze positieve effecten worden ook door docenten aangegeven. Zij zien dat kinderen die op een opvang hebben gezeten beter voorbereid zijn op het onderwijs, en een betere startpositie hebben. Docenten kunnen vaak een goede vergelijking maken tussen kinderen die wel of niet op een (ve)-opvang hebben gezeten. Het blijkt wel dat docenten het lastig vinden om de effecten die ze zien volledig aan Spelenderwijs toe te schrijven. Dit vanwege het hoge aandeel doelgroeppeuters. Kleuters die van Spelenderwijs komen, hebben soms nog een lager niveau dan kleuters die niet naar de voorschool zijn geweest, omdat ze hun relatief grote (taal)achterstand in de voorschool niet volledig hebben ingehaald.

Het is goed om te zien dat in Utrecht resultaten worden geboekt, en ouders én leraren tevreden zijn over de inzet van ve. Dit onderzoek is gebaseerd op kwalitatieve gegevens, namelijk de meningen van ouders en docenten. Ook vanuit het ministerie wordt er onderzoek gedaan naar de effecten van ve, om zo beter zicht te krijgen op wat ve oplevert en hoe dit het beste kan worden bewerkstelligd. Dit gebeurt op een kwantitatieve wijze, in het onderzoek Pre-COOL. Het tweede rapport van Pre-COOL zal voor de zomer uitkomen. Ook het CPB is bezig om de effecten in kaart te brengen van de middelen die aan de G37 zijn toegekend voor de kwaliteitsimpuls vve op het zittenblijven van de doelgroepkinderen in de G37.1 Ook dit onderzoek zal voor de zomer uitkomen. Voor het zomerreces zal ik u een brief sturen, waar ik uitgebreider inga op de onderzoeken naar effectiviteit van ve.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

In 2011 is € 95 miljoen voor het achterstandenbeleid in de grootste 37 gemeenten (G37) beschikbaar gesteld. Vervolgens zijn met deze gemeenten bestuursafspraken gemaakt over besteding van deze middelen om een gerichte kwaliteitsslag te maken.

Naar boven