Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2015
Met de brief «Toekomstgericht funderend onderwijs» heb ik onder de noemer #Onderwijs2032
het startschot gegeven voor een brede maatschappelijke dialoog over het curriculum
in het funderend onderwijs.1 Centraal staat de vraag welke kennis en vaardigheden kinderen nu moeten leren, zodat
zij straks zo goed mogelijk op de toekomst zijn voorbereid. Met deze brief informeer
ik uw Kamer over de stand van zaken.
Opdracht aan Platform Onderwijs2032
In februari 2015 is het onafhankelijke Platform Onderwijs2032 ingesteld. Het platform
heeft de opdracht om op basis van een brede maatschappelijke dialoog te komen tot
een gedragen visie op een toekomstgericht curriculum. Hierbij staan de volgende drie
vragen centraal:
-
▪ Welke gebieden van kennis en vaardigheden vormen onderdeel van een evenwichtig en
toekomstgericht curriculum?
-
▪ Welke kennis en vaardigheden zouden meer of juist minder aandacht kunnen krijgen?
-
▪ Welke algemene ontwerpprincipes voor een vernieuwd curriculum zijn te benoemen?
Interactieve werkwijze Platform Onderwijs2032
Het maatschappelijke belang van een uitdagend, toekomstgericht curriculum wordt weerspiegeld
in de wijze waarop het platform de werkzaamheden heeft vormgegeven. Zo hebben er hebben
meer dan 150 bijeenkomsten en gesprekken met leraren, schoolleiders en ouders plaatsgevonden,
zijn er discussiesets ontwikkeld en zijn brainstormsessies met leerlingen georganiseerd. Daarnaast zijn
velen via diverse sociale media, nieuwsbrieven, en de website onsonderwijs2032.nl
in gesprek met het platform – en met elkaar – getreden. Ten slotte heeft het platform
zo’n tweehonderd adviesdocumenten, whitepapers, verslagen, surveys en manifesten uit alle geledingen van de samenleving ontvangen.
Toetsing hoofdlijnenadvies als tussenstap
Op basis van de brede maatschappelijke dialoog – en gevoed door wetenschappelijke
inzichten en ervaringen in het buitenland – heeft het platform vandaag een eerste
advies op hoofdlijnen gepresenteerd. In dit hoofdlijnenadvies worden de contouren
van een toekomstgericht curriculum geschetst. De werkzaamheden van het platform zijn
daarmee echter nog niet afgerond. Deze tussenrapportage dient als belangrijke tussenstap
om de hoofdlijnen bij alle betrokkenen te kunnen toetsen.
Bij verschillende bijeenkomsten en gesprekken ligt de komende maanden de vraag op
tafel of de hoofdlijnen uit het advies herkend en gedeeld worden. Hierover wordt onder
andere gesproken op het Onderwijsfestival, het congres van de Algemene Onderwijsbond,
en in een bijeenkomst met de PO- en VO-Raad. Daarnaast wordt op een aantal po- en
vo-scholen gesproken met leraren, leerlingen, schoolleiding over wat de hoofdlijnen
van het advies betekenen voor de praktijk in de school. In versnellingskamers wordt
met betrokken partijen de mogelijke betekenis van een vernieuwd toekomstgericht curriculum
voor onder meer examinering, leraren, toezicht en het vervolgonderwijs verder onderzocht.
De brede nationale dialoog wordt in de maand oktober voortgezet en geeft iedereen,
van leerlingen, docenten, ouders en bestuurders tot wetenschappers en vertegenwoordigers
van maatschappelijke organisaties, MKB’ers en het bedrijfsleven, de gelegenheid om
– online en in bijeenkomsten – input te leveren en te reageren op de hoofdlijnen van
het advies. Ook de Kamer is van harte uitgenodigd om aan het verdere debat deel te
nemen.
Eindadvies, beleidsreactie en vervolgproces
De opbrengst uit de tweede dialoogronde wordt verwerkt in het eindadvies dat het platform
rond de jaarwisseling zal opleveren. Zoals ik u eerder heb toegezegd zal het eindadvies
samen met de beleidsreactie aan uw Kamer worden aangeboden. In deze beleidsreactie
zal ik reageren op de visie van het platform op een toekomstgericht curriculum en
zal ik beschrijven op welke wijze het vervolgproces wordt ingericht. Ook het vervolg
zal nadrukkelijk samen met leraren, schoolleiders en maatschappelijke organisaties
worden vormgegeven zodat we gezamenlijk tot een gebalanceerde en toekomstgerichte
opdracht voor het onderwijs komen, die op breed draagvlak kan rekenen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker