Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2015
In het Algemeen Overleg op 22 januari 2015 is de doorstroming vanuit de kleutergroepen
naar groep drie aan de orde gekomen.1 De heer Van Meenen vroeg mij, naar aanleiding van indrukken die hij heeft opgedaan
in het onderwijsveld, of de Inspectie van het Onderwijs verantwoording vraagt van
scholen wanneer zij herfstleerlingen, geboren tussen oktober en december, niet versneld
naar groep drie laten gaan.2 In antwoord op deze vraag kan ik u het volgende mededelen.
Scholen maken voor de overgang naar groep drie voor iedere leerling een beredeneerde
keuze op basis van diens ontwikkeling. De inspectie heeft geen richtlijnen voor wanneer
leerlingen naar groep drie moeten. De inspectie vraagt dan ook geen verantwoording
aan een school wanneer zij leerlingen die in de periode oktober tot en met december
zijn geboren, niet versneld naar groep drie laat gaan.
Wel kijkt de inspectie wanneer zij een school bezoekt, met het oog op een goede doorstroming
vanuit de kleutergroepen, naar de leeftijdsopbouw in groep drie. Het ijkpunt voor
de telling is nog altijd 1 oktober. Mocht er een opvallend aantal leerlingen van zeven
jaar of ouder in groep drie zitten, dan zal de inspectie aan de school vragen hoe
zij dit kan onderbouwen.3 De school kan vervolgens haar beleid toelichten dat ten grondslag ligt aan de gemaakte
keuzes. Alleen als er door de school onvoldoende onderbouwing wordt gegeven maakt
de inspectie een opmerking over de doorstroming in haar onderzoeksrapport. De school
wordt er dan op geattendeerd dat de doorstroming gedurende de schoolperiode ongunstig
afwijkt van het landelijk gemiddelde. De inspectie oordeelt niet over deze constatering
maar ziet het als een aandachtspunt voor de school.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. In juli van dit jaar zal het kabinet
in de reactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek naar effectieve leerroutes
dieper ingaan op de feitelijke gang van zaken en de motieven en achtergronden bij
zittenblijven, waaronder het extra kleuteren in het basisonderwijs.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker