31 293 Primair Onderwijs

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2012

Eind mei 2011 presenteerden wij onze actieplannen voor het primair onderwijs: Basis voor Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep! (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 176) In die actieplannen zetten wij de ambities uiteen die het kabinet heeft met het primair onderwijs. Vandaag hebben we een volgende stap gezet in de realisatie van die plannen. Want samen met de PO-Raad hebben wij het Bestuursakkoord Primair Onderwijs – Impuls opbrengstgericht werken en professionalisering 2012–2015 ondertekend.1 In dit Bestuursakkoord staan concrete afspraken over het realiseren van de doelstellingen in de actieplannen.

Om de bovengenoemde ambities te kunnen realiseren, hebben we alle betrokkenen in het primair onderwijs hard nodig. Daarom spreken de PO-Raad en wij alle betrokkenen aan op hun verantwoordelijkheid: schoolbestuurders, schoolleiders, leraren en waar nodig ook ouders. Om het beste uit alle leerlingen te halen, is een opbrengstgerichte aanpak op scholen nodig. De aanpak zoals beschreven in het bestuursakkoord komt, waar mogelijk, overeen met de werkwijze voor het voortgezet onderwijs. In december 2011 ontving u het bestuursakkoord voor het voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289 nr. 110).

In het Bestuursakkoord Primair Onderwijs staan de volgende gezamenlijke ambities centraal:

  • 1. Scholen werken opbrengstgericht. Schoolbesturen stellen meetbare doelen voor leerlingprestaties op hun scholen en informeren hun omgeving daarover via Vensters PO.

  • 2. We streven naar een sterke vermindering van het aantal zeer zwakke scholen en een sterke vermindering van het aantal taal- en rekenzwakke scholen.

  • 3. Er is een doelgericht aanbod voor alle leerlingen, óók in de kleutergroepen en voor (cognitief) talentvolle leerlingen.

  • 4. Scholen betrekken ouders bij de prestaties van hun kinderen. Want betrokken ouders dragen bij aan de leeropbrengsten.

  • 5. Leraren professionaliseren zich verder zodat ze in staat zijn opbrengstgericht te werken, en kunnen – meer dan nu – omgaan met verschillen tussen leerlingen in de groep (in overeenstemming met de bekwaamheidseisen2).

  • 6. Leraren registreren zich als zodanig in het beroepsregister leraren. Zij krijgen formele beoordelings-, functionerings- en/of loopbaangesprekken en een betere begeleiding als ze beginnen met een loopbaan als leraar.

  • 7. Schoolleiders professionaliseren zich verder zodat ze voldoen aan de bekwaamheidseisen voor schoolleiders en registeren zich als zodanig in het beroepsregister schoolleiders.

Bovenstaande ambities zijn voorzien van kwantitatieve tussen- en einddoelen voor 2013 en 2015. Het (v)so sluit zoveel mogelijk aan bij de ambities van het basisonderwijs. Opbrengstgericht werken is in het (v)so geënt op het wetsvoorstel Kwaliteit (v)so.

Om de doelen te behalen, ontvangen schoolbesturen – naast de lumpsum – aanvullende middelen in een zogenoemde prestatiebox. Het gaat om in totaal circa € 130 miljoen in 2012, oplopend tot circa € 150 miljoen in 2015.

Ruimte vóór en vertrouwen ín het schoolbestuur vormen bij de uitwerking van de ambities het uitgangspunt in onze aanpak. Schoolbesturen vertalen met de scholen – en in overleg met betrokkenen bij de school zoals ouders – de landelijke ambities naar concrete doelen op schoolniveau. Verantwoording loopt via het jaarverslag: schoolbesturen geven daarin aan hoe ze het geld hebben ingezet. Het programma School aan Zet ondersteunt schoolbesturen en scholen bij het vertalen van de landelijke ambities naar schoolspecifieke doelen en de ontwikkeling van een adequate aanpak.

Op basis van een landelijke monitor brengen we in 2013 (midterm-review) en 2015 in kaart in hoeverre de aanpak van de schoolbesturen de gestelde doelen op landelijk niveau dichterbij brengt. Om de administratieve lasten te minimaliseren, bestaat de monitor grotendeels uit gegevens die sowieso al verzameld worden. Tegenvallende resultaten en/of onvoldoende (financiële) inspanningen op sectorniveau kunnen ertoe leiden dat er andere voorwaarden gaan gelden voor de besteding van de aanvullende middelen in de resterende jaren.

Het bestuursakkoord gaat over de gehele sector primair onderwijs: het regulier basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor de hele sector is kwaliteitsverbetering immers van groot belang.

We zijn ons ervan bewust dat er de komende jaren veel op scholen afkomt – ook in het kader van passend onderwijs. Daarom hebben we ook aanvullende afspraken gemaakt over de invoering ervan, die momenteel worden verder uitgewerkt.

We zien ernaar uit om samen met de schoolbesturen en scholen te werken aan de beste kansen voor alle leerlingen. Over de voortgang van de uitwerking van het bestuursakkoord informeren we u jaarlijks, voor het eerst bij de begrotingsbehandeling in het najaar van 2012.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Dijsselbloem c.s. (Kamerstuk 31 497 nr. 75).

Naar boven