31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 346 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2017

Bij brief van 15 september 2016 heeft u mij gevraagd om in te gaan op de verschillen in examinering in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het regulier voortgezet onderwijs (vo), de ervaringen hiermee en de achtergrond van de wijze waarop de examens worden afgenomen. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Verschillende mogelijkheden om examen te doen in het vso

Het vso kent drie uitstroomprofielen: dagbesteding, arbeidsmarktgericht en vervolgonderwijs. Ongeveer 40 procent van de leerlingen in het vso volgt onderwijs in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs en legt een examen af. Over deze groep gaat deze brief. De leerlingen die uitstromen uit de andere profielen leggen geen examen af en verlaten de school met een getuigschrift.

Voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs op 1 augustus 2013, konden leerlingen in het vso op twee manieren examen doen: als extraneus in het regulier vo of via het staatsexamen. Met de nieuwe wet is het mogelijk gemaakt dat scholen voor vso zelf een examenlicentie kunnen aanvragen, zoals de scholen in het voortgezet onderwijs die hebben voor het mogen afnemen van examens. Daarnaast werd het voor vso-leerlingen mogelijk om als extraneus in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) examen af te leggen.

Scholen kiezen, veelal in overleg met leerling en ouders, via welke weg het examen zal worden afgelegd. Welke keuze wordt gemaakt is mede afhankelijk van de beperkingen van de leerling en de mogelijkheden van de school. Zoals geschetst zijn er in het vso vier manieren om examen te doen. Deze kennen, net zoals dat ook geldt voor de examenmogelijkheden in het regulier onderwijs, voor- en nadelen. Hieronder wordt dit per examenmogelijkheid nader toegelicht.

Examenlicentie

Een examenlicentie stelt vso-scholen in staat het eindexamen af te nemen, zoals dat ook gebeurt in het reguliere voortgezet onderwijs. Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen (se) en het centraal schriftelijk examen (cse) dat op school wordt afgenomen en volgt het ritme van examinering, zoals gebruikelijk in het reguliere voortgezet onderwijs: eerst de afronding van het schoolexamen en vervolgens de afronding van het centraal examen. Daarbij zijn slechts beperkt aanpassingen in de wijze van examinering mogelijk. Het cse kan bijvoorbeeld over twee jaar worden gespreid. Dat biedt leerlingen met een beperking de mogelijkheid wat langer over het examen te doen als het examen in één jaar te belastend is. Het vavo en het staatsexamen bieden, zoals hierna beschreven, meer mogelijkheden.

Er is bij deze wijze van examineren geen verschil tussen regulier vo en vso. Voor een leerling biedt deze constructie het voordeel dat het examen bestaat uit een se en een cse. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs bouwt de leerling voor ieder vak geleidelijk zijn eindcijfer op. Leerlingen kunnen wat minder goede cijfers met goede cijfers compenseren. De leerling wordt op en door de eigen school voorbereid op het examen. In het schoolexamencijfer tellen schriftelijke toetsen (schoolexamentoetsen), praktische opdrachten (werkstukken) en handelingsdelen (verplichte opdrachten) mee als deze in het programma van toetsing en afsluiting (pta) staan vermeld. Het cse wordt op de eigen school afgenomen. Het cse is voor iedere examenkandidaat, dus ook voor leerlingen in het vso, gelijk

In de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) is geregeld aan welke voorwaarden een vso-school moet voldoen om een examenlicentie te krijgen. De duur van de cursus, het schoolplan en de bevoegdheden van leerkrachten moeten overeenkomen met een reguliere school voor voortgezet onderwijs. De vso-school moet daarvoor bewijsstukken overleggen. Ook moet de school voldoen aan de eisen die in het Eindexamenbesluit VO zijn opgenomen. De school dient een examenreglement en een pta op te stellen.

Vso-scholen zijn veelal klein en de leerlingpopulatie is heterogeen. Het kan bijvoorbeeld zijn, dat er op een vso-school in een bepaald jaar maar twee leerlingen zijn die een havo of vwo-examen afleggen. De meeste vso-scholen kiezen dan ook, vanwege de beperkte omvang, niet voor het aanvragen van een examenlicentie. Er zijn op dit moment drie vso-scholen die een examenlicentie hebben. Omdat deze mogelijkheid pas sinds augustus 2013 bestaat, is er bij de scholen die dit qua omvang wel aan zouden kunnen, ook nog veel koudwatervrees. De verwachting is dat er nog een handvol vso-scholen is die de komende jaren een examenlicentie zal aanvragen.

Extraneus

Op grond van artikel 30 van de WVO kan een vo-school toestaan dat een (vso-) leerling die niet op de school staat ingeschreven, wordt toegelaten tot het eindexamen.1 Jaarlijks maken bijna 1.000 vso-leerlingen gebruik van deze mogelijkheid.

Voordeel voor de vso-school is dat zij geen eigen eindexamenreglement en pta hoeven op te stellen: zij maken gebruik van het reglement en pta van de reguliere vo-school waarmee zij samenwerken. Het eindexamen bestaat ook hier uit een se en een cse. Leerlingen worden deels op de eigen en deels op de reguliere school, voorbereid op het examen. Het cse wordt meestal op de reguliere vo-school afgenomen. Een voordeel voor de leerling is dat het cijfer voor het schoolexamen geleidelijk wordt opgebouwd en dat wat minder goede met goede cijfers gecompenseerd kunnen worden. Er zijn beperkte aanpassingen in de wijze van examineren mogelijk.

Staatsexamen

Voor vso-scholen zonder examenlicentie bestaat er ook de mogelijkheid om leerlingen gebruik te laten maken van het staatsexamen. De oorspronkelijke doelgroep bestaat uit kandidaten die zich individueel via zelfstudie op een examen voorbereiden. Jaarlijks maken ongeveer 6.000 kandidaten gebruik van deze mogelijkheid, waarvan nu meer dan de helft afkomstig is uit het vso. In tegenstelling tot de varianten die hiervoor zijn genoemd, kent het staatsexamen geen schoolexamen. Het staatsexamen bestaat uit twee onderdelen: het cse en het college-examen. Beide examens worden op de vso-school afgenomen. Het cse is hetzelfde examen dat ook de reguliere vo-leerlingen maken en wordt in dezelfde periode afgenomen. Het college-examen wordt daarna afgenomen en bestaat uit een mondeling examen en soms een schriftelijk onderdeel. Dit examen vervangt het schoolexamen.

De leerlingen worden op en door de eigen school voorbereid op het eindexamen en de examens worden op de eigen school afgenomen. De organisatie en afname van het staatsexamen wordt geregeld door het College voor Toetsen en Examens. Zij vervullen de rol van de school. Het cse is precies hetzelfde examen dat ook reguliere vo-leerlingen maken en wordt volgens hetzelfde examenrooster afgenomen. Het college-examen wordt na het cse afgenomen. De examinatoren zijn veelal (oud) docenten uit het reguliere vo. Zij hebben veel ervaring in het omgaan met verschillen tussen leerlingen en zij houden rekening met hun mogelijkheden en beperkingen. Bij de afname van het college-examen is veel maatwerk mogelijk in de wijze waarop het examen wordt afgenomen. Ook kunnen de examens, meer dan voor de eerder genoemde examenmogelijkheden geldt, over een groter aantal jaren en tijdvakken worden gespreid.

Bij het staatsexamen wordt het eindexamencijfer niet geleidelijk opgebouwd, zoals we gewend zijn in het reguliere onderwijs. De tussentijdse toetsen, werkstukken en opdrachten die de leerling maakt, zijn alleen onderdeel van het onderwijsproces en maken geen deel uit van de examinering. De vso-school heeft immers geen bevoegdheid om zelf schoolexamens te maken die meetellen voor het eindexamencijfer.

Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo)

Een beperkt aantal scholen maakt gebruik van de mogelijkheid om leerlingen via samenwerking met een instelling voor vavo examen af te laten leggen. In tegenstelling tot het reguliere vo kan een vso-leerling niet volledig worden uitbesteed aan het vavo. De leerling wordt deels op het vavo, deels op de eigen school voorbereid op het examen. De vso-school en de vavo-instellingen maken hierover in een samenwerkingsovereenkomst afspraken. Het eindexamen bestaat ook hier uit een se en een cse en wordt afgenomen op het vavo. Ook hier wordt het cijfer voor het schoolexamen geleidelijk opgebouwd. Voordeel van het vavo is net als van het staatsexamen, dat de examens over een aantal jaren gespreid kunnen worden en dat de leerlingen een diploma bij elkaar kunnen vergaren.

Steeds meer vso-leerlingen doen examen

Het aantal leerlingen dat examen doet in het vso groeit nog steeds. Dat vind ik een goede zaak. Het betekent immers dat steeds meer leerlingen in het vso een diploma halen en daarmee gekwalificeerd aan een vervolgopleiding kunnen beginnen.

In 2011 bood 50 procent van de vso-scholen hun leerlingen de mogelijkheid om staatsexamen af te leggen, in 2015 is dat 65 procent. In 2011 werkte 24 procent van de vso-scholen samen met een reguliere vo-school en gaf daarmee leerlingen de mogelijkheid om als extraneus examen te doen, inmiddels biedt meer dan de helft van de vso-scholen die mogelijkheid aan. 40 procent biedt beide mogelijkheden aan tegenover 18 procent in 2011. In 2015 deden 3.440 leerlingen examen, dat is ten opzichte van 2010 een verdubbeling, toen deden 1.719 vso-leerlingen examen. Het aantal vso-leerlingen dat met goed gevolg examen doet, stijgt nog steeds. Dit is een teken dat de kwaliteit van het vso vooruit gaat. Steeds meer vso-leerlingen hebben daardoor een betere uitgangspositie voor het vervolgonderwijs. En dat is goed nieuws.

Afsluitend

Voor leerlingen in het vso zijn er veel manieren om examen te doen. Scholen kunnen daardoor maatwerk leveren. Het is van belang dat binnen de mogelijkheden van de school goed bekeken wordt wat het beste bij welke leerling past en dat de leerling goed wordt voorbereid op de wijze van examinering. Scholen voor vso slagen daar steeds beter in en dat doet mij deugd.

In incidentele gevallen kan het voorkomen dat de gekozen mogelijkheid voor een individuele leerling minder goed uitpakt. Mij bereiken echter geen signalen dat er op grote schaal problemen zijn met het afleggen van examen als extraneus op een reguliere vo-school of via het staatsexamen. Ook bij de inspectie zijn hierover geen klachten binnen gekomen.

Ik ga er vanuit dat vso-scholen ouders en leerlingen tijdig en goed informeren over de examenmogelijkheden die zij bieden en waarom het examen mogelijk verschilt van het examen in het reguliere onderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Hieraan ligt vaak een symbiose-overeenkomst ten grondslag. Artikel 24 van de Wet op de Expertisecentra (WEC) biedt de mogelijkheid dat leerlingen een deel van het onderwijsprogramma op een andere school of instelling volgen. De leerling blijft dan ingeschreven op de (v)so-school. Er wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin afspraken worden gemaakt over de duur van de overeenkomst, de te volgen vakken en aantallen lesuren alsmede de door de (v)so-school over te dragen middelen.

Naar boven