31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 341 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2016

In deze brief ga ik in op de resultaten uit het afgelopen schooljaar. Tevens beschrijf ik hoe ik invulling geef aan de moties en toezeggingen uit het algemeen overleg en het verslag algemeen overleg van respectievelijk 15 en 23 juni jongstleden. In het eerstgenoemde overleg heb ik aangekondigd een gespreksagenda over toetsing en examinering te introduceren. Hiermee beoog ik met uw Kamer – los van incidenten – het gesprek te voeren over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toetsing en examinering. De gespreksagenda bestaat uit de volgende drie thema’s aan de hand waarvan ik het gesprek met u wil structureren:

  • I. Toets- en examenresultaten voortgezet onderwijs

  • II. Proces totstandkoming en beoordeling van (toetsen en) centrale examens

  • III. Innovatie in toetsing en examinering

In de bijlage bij deze brief vindt u de rapportage examenmonitor 2016 van DUO1, het onderzoek van stichting Cito2 (hierna: Cito) naar de correctiepraktijk in 2016 en het plan van aanpak «Project Ieders Examen» van het College voor Toetsen en Examens3 (hierna: CvTE). Ook is het plan van aanpak van het CvTE voor de openbaarmaking van digitale centrale examens in het vmbo-bb en -kb toegevoegd4. Dit document bevat daarnaast een eerste evaluatie van de pilot digitale centrale examens voor de algemene vakken in het vmbo-bb en -kb.

I. Toets- en examenresultaten voortgezet onderwijs

In 2016 waren er 196.048 examenkandidaten in het voortgezet onderwijs. Daarvan bevond ruim de helft zich in het vmbo, meer dan een kwart in het havo en de rest in het vwo.

a. Examenresultaten 2016

Het gemiddelde slaagpercentage is het afgelopen jaar met 0,01 procent gestegen en daarmee nagenoeg stabiel gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor. Kijkend naar het slaagpercentage per schooltype ten opzichte van vorig jaar blijkt dat het percentage in het vmbo stabiel was, in het havo steeg met 1 procent en in het vwo daalde met 1,2 procent. Hiermee is in 2016 een totaal slaagpercentage behaald van 92,7 procent. Dit is het hoogste slaagpercentage sinds 2008.

Ontwikkeling slaagpercentage

xml1, 0

Jaar

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

%

93,1

92,2

91,2

90,6

89,8

91,4

91,8

92,6

92,7

Sinds 2009 nam het slaagpercentage af en kwam het in 2012 zelfs onder de negentig procent. In die periode is besloten de exameneisen aan te scherpen. Dat is in 2012, 2013 en 2014 voor de verschillende schoolsoorten gebeurd met onder andere de invoering van de kernvakkenregel. Er was vrees dat dit zou leiden tot een grotere daling van het slaagpercentage, maar het tegenovergestelde gebeurde. Sinds 2012 is er sprake van een stijging van het slaagpercentage. Een verklaring kan zijn dat leraren goed hebben geanticipeerd op de aangescherpte eisen en de voorbereidingen op de examens hebben verbeterd. Uit het feit dat het slaagpercentage nog altijd stijgt, maak ik op dat het leerlingen lukt om een stap erbij te zetten en dat ambitie loont. De uitdaging voor scholen is om de komende jaren dit hoge niveau vast te houden, met versterkte aandacht voor het bieden van kansen voor getalenteerde leerlingen.

Kernvakken

Net als het slaagpercentage is bij de kernvakken Engels en wiskunde sprake van een stijgende trend. Dit effect kan voor een belangrijk deel verklaard worden door de invoering van de kernvakkenregel bij het examen van 2013. Hoewel bij een aantal schoolsoorten in 2016 sprake is van kleine verschillen naar boven of beneden, is het gemiddelde nog aanmerkelijk hoger dan in 2011. De ontwikkeling van het gemiddeld cijfer voor Nederlands laat in de afgelopen jaren een diffuser beeld zien, maar is in 2016 over de gehele linie – met uitzondering van vmbo-gt – licht gestegen.

Cum laude

In 2016 was het voor het eerst mogelijk een judicium cum laude te behalen in het voortgezet onderwijs. Maar liefst 3.382 leerlingen behaalden dit predicaat waarmee hun uitzonderlijke prestaties worden erkend. In het vwo was het percentage examenkandidaten dat het diploma cum laude behaalde het hoogst met 6,9 procent. Dat komt neer op bijna twee leerlingen per examenklas. Daarvan deden de meeste leerlingen het profiel natuur en techniek of het dubbelprofiel natuur en techniek met natuur en gezondheid. In het vmbo heeft tussen de 1 en 1,5 procent van de examenkandidaten het diploma cum laude behaald. Van de examenkandidaten in het havo behaalde 0,6 procent het diploma cum laude. In de laatste jaren is het aantal leerlingen dat slaagt met een gemiddelde van 8,0 of hoger in alle schoolsoorten gestegen. Het is mooi dat deze prestatie nu ook zichtbaar kan worden beloond met het judicium cum laude en deze leerlingen eer voor hun werk krijgen.

Vakken op een hoger niveau

Sinds 2008 hebben leerlingen de mogelijkheid om vakken op een hoger niveau af te sluiten. In 2016 benutten 1.873 examenkandidaten deze optie. Binnen het vmbo wordt er het meest gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. In 2016 sloot 6,1 procent van de examenkandidaten in het vmbo één of meer vakken af op een hoger niveau binnen het vmbo. De keuze valt daarbij doorgaans op een kernvak: Engels, Nederlands of wiskunde. Er is een dalende trend zichtbaar bij het afsluiten van vakken op havo- of vwo-niveau. Slechts 0,1 procent van de examenkandidaten in vmbo-gt deed één of meer vakken op havo-niveau. Hier wordt het meest gekozen voor Engels en de rekentoets. Van de kandidaten op de havo deed 0,7 procent één of meer vakken op vwo-niveau.

Scholen moeten hun leerlingen in staat stellen een vak op een hoger niveau af te sluiten. Ik constateer dat dit nog te weinig gebeurt. De ambitie van leerlingen mag niet beknot worden door eventuele terughoudendheid van scholen in het mogelijk maken hiervan. Leerlingen hebben recht op het ontplooien van hun talenten. Daarom ben ik voornemens om te regelen dat de vraag van leerlingen en ouders naar maatwerk meer leidend wordt in het onderwijsaanbod van de school. Ik werk aan een recht op maatwerk voor de leerling dat eerst in een pilot zal worden uitgetest.

Met het Plan van aanpak Toptalenten en de Kamerbrief over flexibilisering in het voortgezet onderwijs heb ik – naast de introductie van het recht op maatwerk – andere maatregelen aangekondigd waardoor het volgen van vakken op een hoger niveau toegankelijker wordt en meer wordt beloond.5 Zo ben ik voornemens om het op het diploma zichtbaar te maken als één of meerdere vakken op een hoger niveau met goed gevolg zijn afgerond. Ook wil ik het vanaf 1 oktober 2017 mogelijk maken dat leerlingen die examen doen in één of meerdere vakken op een hoger niveau een extra herkansing krijgen op het oorspronkelijke niveau. Hiermee wil ik een drempel wegnemen voor leerlingen die zichzelf uitdagen om net dat stapje extra te zetten.

II. Proces van totstandkoming en beoordeling van (toetsen en) centrale examens

In het proces van totstandkoming en beoordeling van centrale examens wordt gewerkt aan verbeteringen, die ik hieronder toelicht. Het gaat ten eerste om de verbeterde uitvoering van de tweede correctie van centrale examens. Ten tweede wordt de werkwijze van het CvTE verbeterd bij het proces van totstandkoming tot en met beoordeling van (toetsen en) centrale examens. Tot slot ga ik in op het eerder gestarte onderzoek naar de kwaliteitszorg van dit proces én op de kwaliteit van de centrale examens zelf.

a. Uitvoeringspraktijk van de correctie van centrale examens in 2016

Om de correctie van centrale examens te verbeteren is eind vorig jaar door een aantal partijen het commitment uitgesproken om zich in te spannen voor een goede uitvoering van de correctie in 2016.6 In de jaren daarvoor is gebleken dat met name de tweede correctie lang niet altijd volledig werd uitgevoerd. In 2011 corrigeerde 44 procent van de tweede correctoren de gemaakte examens volledig en dat is veel te weinig. Daardoor liepen veel leerlingen een zo objectief mogelijke beoordeling van het door hen gemaakte werk mis.

Goede resultaten van de inspanningsafspraak voor een betere uitvoering van de correctie in 2016 heb ik als voorwaarde gesteld voor de aanhouding van mijn besluit om de correctievolgorde om te draaien. Alle partijen hebben invulling gegeven aan de afspraken. De AOb, CNV onderwijs, de VO-raad en de FvOv hebben in de afgelopen examenperiode een meldpunt correctie centrale examens geopend waar leraren met goede voorbeelden, maar ook met klachten terecht konden. Daarnaast hebben zij een adviestabel gepubliceerd die gebruikt kon worden bij het plannen van de correctie. Ook zijn eindexamendocenten door hen opgeroepen om deel te nemen aan het onderzoek naar de correctiepraktijk. Tot slot hebben drie vakinhoudelijke verenigingen op initiatief van de FvOv een vragenlijst over de uitvoering van de correctie aan hun leden voorgelegd naar analogie van het onderzoek dat Cito dit jaar heeft uitgevoerd.7

Op mijn verzoek heeft Cito de correctiepraktijk onderzocht, zoals zij dat ook in 2011 heeft gedaan. Bij de opzet en uitvoering van het onderzoek zijn voornoemde partijen betrokken geweest. Verder heb ik het CvTE gevraagd nog eens kritisch te kijken naar zowel de correctievoorschriften als de planning van correctie-intensieve vakken in het examenrooster. Voor de aanpassing van het examenrooster van 2018 is het CvTE in overleg getreden met het Platform Examensecretarissen (PLEXS). Dit heeft onder andere geleid tot de verplaatsing van het vak geschiedenis voor zowel havo als vwo naar het begin van examenrooster, zodat de betrokken docenten worden ontlast.

Onderzoeksresultaten over de correctie in 2016

De hiervoor beschreven inspanningen hebben hun vruchten afgeworpen. Het komt volgens de eerste corrector gelukkig nog maar zelden voor dat er geen tweede correctie is uitgevoerd. Daarnaast is de eerste corrector in 2016 positiever over de (zeer) volledige uitvoering van de tweede correctie dan in 2011. Dat percentage is gestegen van 70 naar 85 procent. Tweede correctoren vinden zelf ook dat ze beter nakijken. Slechts 5 procent zegt niet volledig na te kijken, de overige 95 procent zegt dat wel te doen.

Dit zijn zeer positieve resultaten, maar we zijn er nog niet. Uit het onderzoek komt namelijk ook naar voren dat er weliswaar meer wordt nagekeken, maar dat docenten tegelijkertijd aangeven hier niet meer tijd voor te gebruiken, wat een tegenstrijdig beeld oplevert. Uit de onderzoeksresultaten leidt Cito af dat 23 van de 95 procent van de tweede correctoren niet helemaal volledig heeft gecorrigeerd doordat zij bijvoorbeeld niet het werk van alle leerlingen nakijken of doordat zij een gedeelte van het gemaakte werk niet nakijken, zoals meerkeuzevragen. Voor 71 procent van de docenten geldt wel dat ze volledig heeft gecorrigeerd en dit is een fors positief verschil met de 44 procent van de docenten uit 2011. Als redenen voor niet volledig nakijken worden tijdgebrek, chronische overbelasting en onvoldoende financiële compensatie als belangrijkste oorzaken genoemd. Dit wordt volgens docenten niet alleen veroorzaakt door een zware correctielast of een lang correctievoorschrift, maar vooral door het gebrek aan compensatie en ondersteuning door scholen in deze intensieve tijd. Docenten geven aan en dat zij meer door hun school gewaardeerd en ontzien willen worden tijdens de examenperiode.

De correctiepraktijk is in 2016 sterk verbeterd ten opzichte van de situatie in 2011. De goede resultaten geven mij het vertrouwen dat deze stijgende lijn met aanhoudende inspanningen doorgezet kan worden. Dat neemt niet weg dat er nog een verbeterslag moet plaatsvinden. Daarom stel ik een aanpak van gerichte maatregelen voor om de correctiepraktijk in de komende twee jaar op orde te krijgen. Het in procedure brengen van de omdraaiing van de correctievolgorde houd ik gedurende die periode aan. Dit sluit ook aan bij de wens van de meerderheid van de docenten die tegen de omdraaiing van de correctie is.

Verbetermaatregelen

Voor het op orde krijgen van de correctie moet de facilitering van leraren door hun scholen worden verbeterd. De VO-raad adviseert haar leden om met name de belasting van docenten van correctie-intensieve vakken in acht te nemen. Het CvTE gaat in 2017 met het PLEXS om tafel voor de indeling van het examenrooster voor 2019. Op de langere termijn gaat het CvTE de jaarindeling van het examenjaar onderzoeken en bezien of meer ingrijpende wijzigingen nodig of gewenst zijn. Verder zullen de AOb, CNV, VO-raad en FvOv in 2017 weer een adviestabel publiceren die gebruikt kan worden bij de planning van de correctie. Ook stellen zij het meldpunt correctie weer open en maken zij een handreiking voor scholen om de correctiepraktijk verder te verbeteren. Ook zullen de partijen hun achterban weer oproepen om de correctie goed uit te voeren, zoals zij dat ook in 2016 hebben gedaan.

Tot slot wordt in 2017 de uitvoering van de correctie gemonitord, zoals is toegezegd aan uw Kamer.

b. Project Ieders Examen

Het CvTE heeft, zoals door uw Kamer gevraagd, een plan van aanpak gemaakt met concrete voorstellen om op de korte en langere termijn haar werkwijze te verbeteren. Het plan bevat specifieke acties voor het vergroten van de betrokkenheid van vakinhoudelijke verenigingen en van individuele docenten bij het proces van totstandkoming tot en met de beoordeling van centrale examens. Ik licht hier een aantal acties toe.

Het CvTE gaat pilotgewijs starten met het bijstellen van het correctievoorschrift van een aantal vakken vlak voor en vlak na het examen. Dit wordt uitgevoerd door vakdocenten. Deze docenten worden onder andere met behulp van vakinhoudelijke verenigingen betrokken. Hiermee wordt voorafgaand aan het nakijkproces gezorgd voor een meer gedragen correctievoorschrift dat docenten onder andere helpt bij een goede correctie. Daarnaast draagt dit ook bij aan meer openheid en herkenbaarheid van de procedure rond de totstandkoming van het correctievoorschrift.

In het verlengde van de hiervoor beschreven actie, gaat het CvTE een verkenning starten naar de uitvoerbaarheid en wenselijkheid van het instellen van een correctiecommissie bij eventuele aanhoudende onenigheid tussen het CvTE en een docent. Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten, gaat mijn voorkeur uit naar een praktische oplossing van dit vraagstuk. Dat zou een uitbreiding van het huidige proces kunnen zijn, maar is wat mij betreft geen inrichting van een formele beroep- en bezwaarprocedure. Dat zou niet alleen teveel tijd kosten binnen de huidige examenperiode, maar zou ook de discussie over examenvragen polariseren en juridificeren. Het CvTE betrekt de vakinhoudelijke verenigingen bij deze verkenning.

Ook gaat het CvTE, met onder andere een reportage in de vorm van een reeks filmpjes, webinars en het gebruik van sociale media meer openheid geven over de normering van examens en de werkwijze bij de examenproductie en examenvaststelling. Geïnteresseerden in de normeringssystematiek krijgen de kans om met experts in gesprek te gaan tijdens een webinar. Andere geïnteresseerden kunnen aangeven over welke aspecten van het centraal examen ze nader geïnformeerd willen worden. Het CvTE gaat daarbij op mijn verzoek in gesprek met diegenen die vraagtekens zetten bij de manier waarop de zogenaamde N-term tot stand komt. Het is voor het vertrouwen in ons examensysteem van groot belang dat deze N-term via een transparant en open proces tot stand komt.

Ik ben ervan overtuigd dat de uitvoering van dit plan zal bijdragen aan het inzichtelijker maken van de werkwijze van het CvTE en daarmee van het CvTE zelf. Door transparanter en responsiever te zijn, wordt het examenproces toegankelijker en laagdrempeliger. Docenten kunnen zich richten op constructieve en actieve participatie in het proces. In navolging van het CvTE start ook Cito een verkenning naar mogelijke verbeteringen in het proces waar het een raakvlak tussen Cito en docenten betreft.

c. Kwaliteitszorg examenproces en kwaliteit van examens

Het CvTE laat in het kader van de uitvoering van de motie Jadnanansing een tweeledig onderzoek uitvoeren naar de inhoudsvaliditeit van examens.8 De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) is betrokken bij de totstandkoming van de beide onderzoeksopzetten. In de eerste onderzoeksfase is gekeken naar de wijze waarop het CvTE klachten over de centrale examens afhandelt. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd door CINOP en de resultaten zijn afgelopen juni met uw Kamer gedeeld, en hebben geleid tot de hierboven beschreven verbeteracties. De tweede onderzoeksfase is in de tweede helft van 2016 gestart. Hierin worden één of meerdere centrale examens door onafhankelijke experts onderzocht op hun inhoudsvaliditeit. In het voorjaar van 2017 wordt uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeksresultaten. Naar aanleiding hiervan wordt bekeken of een regelmatige herhaling van een dergelijk onderzoek gewenst is.

III. Innovatie in toetsing en examinering

Dit onderdeel van de brief gaat in op onderwerpen die raken aan innovatie in toetsing en examinering, zoals verschillende vormen van toetsen en examineren en het creëren van mogelijkheden van deelexamens.

a. Verschillende vormen van toetsen en examineren

Binnen het stelsel van toetsing en examinering bestaan verschillende afnamevormen die in het primair, voortgezet (speciaal) en middelbaar onderwijs worden ingezet: papier, digitaal en mondeling. Het CvTE heeft voorgesteld om in 2017 een analyse te maken van het toets- en examenlandschap in de verschillende onderwijssectoren, vooral waar het de afnamevorm betreft. De verschillende vormen en de ontwikkeling daarvan worden in samenhang met elkaar bezien, zodat integrale besluitvorming over vormen van toetsen in de verschillende sectoren mogelijk wordt.

Digitale examinering van algemene vakken in vmbo-bb en -kb

In de bijlage vindt u een eerste evaluatie van het project digitale examinering algemene vakken in vmbo-bb en -kb. Het bevat een beschrijving van hoe dit systeem van examinering is ontstaan en hoe het zich heeft ontwikkeld. Daarnaast maakt het voor- en nadelen inzichtelijk van digitale examinering ten opzichte van papieren examinering en in deze schoolsoort. Ook bevat het stuk een plan van aanpak voor de openbaarmaking van digitale examens met ingang van 2017. Uit de notitie van het CvTE blijkt dat de wens om het principe van openbaarmaking onverkort toe te willen passen op alle typen van digitale examens die er zijn een aantal nadelen kent. De onderlinge verschillen tussen digitale examens zijn groot, zowel in opzet als techniek. In het plan worden verschillende scenario’s voor openbaarmaking voor deze specifieke examens geschetst, waarbij de consequenties van elk scenario in beeld zijn gebracht.

De evaluatie van het project tot dusver laat zien dat digitaal toetsen voor leerlingen in vmbo-bb en -kb een goede keuze is. Er zijn meer mogelijkheden voor het gebruik van verschillende media, zoals beeld- en geluidsfragmenten, waardoor examens beter aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Technisch gezien bleek in 2012 dat de versie van de ExamenTester aan vernieuwing toe was. Met de bouw van het nieuwe afnameprogramma Facet voldoet de programmatuur aan de gewenste eisen. Ook de inzage voor leerling en leraar is hierin opgenomen. In verband met de geheimhouding vindt dit in besloten zittingen plaats.

Het CvTE heeft grofweg drie varianten uitgewerkt waarin verschillende maten van openbaarmaking van de examens worden voorgesteld en vergeleken. Hoe meer vragen openbaar worden, hoe duurder het systeem van digitale examens wordt, omdat het hergebruik van vragen afneemt. In combinatie met openbaarmaking ziet het CvTE een mogelijkheid om van te gaan werken met beveiligde en besloten forums, waarop docenten met elkaar in overleg kunnen treden over de examens en waar zij hun op- en aanmerkingen kenbaar kunnen maken.

Het CvTE heeft een voorkeur uitgesproken voor de variant waarbij jaarlijks een derde deel van de vragen direct na de afnameperiode openbaar wordt en de rest binnen een beperkte termijn na hergebruik van de vragen. Als tweede voorkeur noemt het CvTE de variant waarbij twee derde van de vragen direct openbaar wordt en de rest later. Bij beide scenario’s hoort het inrichten van beveiligde en besloten forums voor docenten. Naar mijn mening biedt de tweede voorkeursvariant de beste balans tussen zo groot mogelijke openbaarheid aan de ene kant, en een werkbare en betaalbare vorm van digitalisering aan de andere kant.

Bij de beide voorkeursvarianten blijven de productiekosten van de digitale examens in principe gelijk aan de kosten die nu worden gemaakt. Mocht evenwel voor een andere variant worden gekozen, dan kunnen de kosten structureel met minimaal € 1,8 miljoen toenemen, vanwege de productie van extra examenvragen die niet in de begroting is voorzien. Daarnaast zijn er kosten verbonden aan de ontwikkeling van beveiligde en besloten forums voor docenten. Het CvTE begint stapsgewijs met de uitrol van deze nieuwe voorziening. Ik zal het CvTE vragen de uitvoering van deze plannen te monitoren en ik zal jaarlijks over de voortgang rapporteren aan uw Kamer.

b. Met toetsing en examinering mogelijkheden creëren voor talentontplooiing, maatwerk en flexibilisering.

Deelexamens

Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik u uiterlijk voor het einde van dit jaar zou informeren over de stand van zaken van het onderzoek naar het meenemen van afgeronde examenvakken naar een volgend examenjaar binnen het reguliere voortgezet onderwijs. Het doen van deelexamens is momenteel voorbehouden aan leerlingen van het Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (vavo) en aan leerlingen die staatsexamen doen. Het mogelijk maken van het meenemen van afgeronde examenvakken naar een volgend schooljaar heeft gevolgen voor de dagscholen, voor de systemen van DUO, maar vooral voor het voortbestaan van het vavo. Daarom wil ik de consequenties van de invoering van deelexamens grondig onderzoeken. Daarbij ga ik in gesprek met het landelijk netwerk van vavo-instellingen om de mogelijke consequenties van uw vraag te bespreken. Tevens wil ik gebruikmaken van de ervaring die enkele scholen met deelexamens opdoen in het kader van het experiment regelluwe scholen. Ook neem ik de resultaten mee van een gelijksoortig onderzoek naar de herintroductie van het deelexamen in het dagonderwijs dat in 2014 is uitgevoerd. Ik verwacht medio 2017 terug te komen bij uw Kamer met de uitkomsten van het onderzoek waarna een definitieve beslissing kan worden genomen.

Tot slot

Het Nederlands systeem van eindexamens behoort tot de besten ter wereld. Ik ben dan ook trots op de resultaten die ook dit jaar weer behaald zijn. Tegelijkertijd toont het debat over het eindexamen aan dat het een kostbaar maar ook kwetsbaar bezit is. We moeten voortdurend streven naar hogere kwaliteit en meer transparantie, zodat recht wordt gedaan aan de talenten en prestaties van leerlingen en het werkbaar blijft voor de leraren. Ik vertrouw erop dat met de in deze brief beschreven acties, we op de goede weg zijn om de kwaliteit van examinering verder te verbeteren en het vertrouwen daarin te vergroten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Kamerstuk 33 750, nr. 99, Kamerstuk 31 289, nr. 285.

X Noot
6

Dit betrof de Algemene Onderwijsbond (hierna: AOb), CNV onderwijs, de VO-raad, de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (hierna: FvOv) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (met medewerking van het CvTE en Cito).

X Noot
7

Dit betrof de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW), de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen (NVON) en de Nederlandse Vereniging voor Levende Talen (NVvLT).

X Noot
8

Kamerstuk 33 905, nr. 7.

Naar boven