31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 178 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2013

Hierbij ontvangt u de Examenmonitor vo 20131. Dit is het tweede jaar dat deze wordt opgesteld. De monitor brengt de gevolgen van de aanscherping van de exameneisen in kaart. Vorig jaar ging het om de eis dat het centraal examen (ce) gemiddeld tenminste op 5,5 werd afgesloten, dit omdat in het verleden leerlingen zónder gemiddeld een voldoende voor het centraal examen tóch een diploma konden halen. Dit jaar gold voor het eerst de zogenoemde kernvakkenregel: op het havo en vwo mocht maar één vijf als eindcijfer worden gehaald voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde. Deze twee maatregelen zijn genomen om de waarde van het diploma nog meer te borgen en de doorstroom naar het vervolgonderwijs te bevorderen.

Belangrijkste conclusie is dat het hoger leggen van de lat een positief effect heeft: de cijfers bij een aantal kernvakken zijn flink verbeterd, en ondanks de aangescherpte eisen zijn de slaagpercentages juist omhoog gegaan. Het College voor Examens (CvE) trekt de conclusie dat de examenkandidaten in 2012 en 2013 vaardiger zijn dan die in de jaren daarvoor.

Dit is een belangrijke conclusie, mede omdat voorafgaand aan de invoering van de aanscherping er zorgen waren dat de slaagpercentages fors zouden dalen. In de media werd zelfs gesproken van een verdubbeling van het aantal gezakten. In 2012 bleek dit fors mee te vallen: het aantal geslaagden daalde met slechts 0,9%. Uit de examenmonitor 2013 blijkt dat het percentage geslaagden zelfs is gestegen met 1,6%. Hieruit blijkt dat scholen en leerlingen goed hebben kunnen inspelen op de scherpere eisen. Dat het stellen van hoge verwachtingen resultaat oplevert sterkt mij in mijn vertrouwen dat dit effect ook zal optreden bij de invoering van de rekentoets.

De stijging van het slaagpercentage vormt een breuk met de dalende trend die al vanaf 2008 zichtbaar was. Met uitzondering van de kaderberoepsgerichte leerweg is er sprake van een stijging in alle leerwegen en schoolsoorten. Vooral in het vwo is er sprake van een sterke stijging.

Bij het centraal examen in havo en vwo zien we in 2013 een verdere stijging van de cijfers: in het havo met 0,17 punt (vorig jaar al 0,15 punt) en in het vwo met 0,19 punt (vorige jaar reeds 0,14 punt). Vooral bij de kernvakken doet zich deze stijging voor: het gemiddeld cijfer voor het centraal examen is bij het vak Engels in havo/vwo flink gestegen (met resp. 0,45 en 0,57 punt). In het vwo steeg het gemiddeld ce-cijfer voor wiskunde met 0,35 punt. De scholen en de leerlingen op havo en vwo hebben dus uitstekend ingespeeld op de kernvakkenregel, waarbij voor Nederlands, Engels en wiskunde hogere eisen worden gesteld. Dat verdient een groot compliment.

In het vmbo liggen de ce-cijfers globaal op hetzelfde niveau als in het voorafgaande jaar. Aangezien de ce-cijfers in 2012 sterk waren gestegen wil dit zeggen dat dit niveau in 2013 is gehandhaafd. Het afschaffen van het dubbele gewicht van de schoolexamens bij vmbo-bb heeft ook hier weer niet tot de zorgelijke effecten geleid die door velen werden verwacht.

De stijgende ce-cijfers roepen wellicht de vraag op of er sprake is van een beïnvloeding hiervan door middel van de beoordelingsnormen (ook wel N-termen genoemd) die het CvE vaststelt voor de ce vakken. Dat is niet het geval, zoals ook blijkt uit de beschrijving van de normeringssystematiek, die ik op verzoek van uw Kamer bijvoeg (bijlage 2). Het CvE heeft de opdracht om de prestatie-eisen die aan leerlingen worden gesteld constant te houden. Het uitgangspunt bij de normering van het centraal examen is dat de vaardigheid die een leerling moet tonen om een voldoende te scoren door de jaren heen gelijk is. Als er sprake is van een dalend of stijgend gemiddeld cijfer, correspondeert dit met een dalende of stijgende vaardigheid van de betreffende leerlingen. De hogere ce-cijfers bij havo/vwo Engels en vwo wiskunde komen dus voort uit betere prestaties van leerlingen. Om dit effect in beeld te brengen voert CITO in opdracht van het CvE onderzoek uit. Voor een uiteenzetting van de precieze werkwijze verwijs ik naar bijlage 22.

Bij een goede examensystematiek horen een goede eerste en tweede correctie. Eerder is met uw Kamer gesproken over de mogelijkheid van het omdraaien van de eerste en tweede correctie. In overleg met de vo-raad wordt een pilot gestart waarin die omdraaiing wordt beproefd. Ik informeer uw Kamer in het najaar van 2014 over de resultaten van deze pilot.

Het stellen van hogere eisen aan leerlingen draagt bij aan een hoger vaardigheidsniveau van leerlingen en daardoor aan het (maatschappelijk) vertrouwen in het diploma. Uit deze tweede monitor blijkt dat scholen en leerlingen hierdoor betere prestaties hebben geleverd. De invoering van de rekentoets is de voorlopig laatste stap in het hoger leggen van de lat: vanzelfsprekend zal ik ook de resultaten van deze stap zorgvuldig monitoren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven