31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 140 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2012

De eindexamens zijn in het voortgezet onderwijs (vo) een cruciaal onderdeel van het onderwijs. Examens zijn richtinggevend voor leerlingen en docenten en kunnen gebruikt worden om de kwaliteit van het onderwijs te evalueren. De resultaten voor de examens bepalen ook of een leerling een diploma krijgt. Het vertrouwen in dat diploma hangt voor een belangrijk deel samen met het niveau en de kwaliteit van de examens.

Door de vorige kabinetten zijn verschillende maatregelen genomen op het gebied van examinering. Het doel daarvan was een versteviging van kennis in het vo, zodat leerlingen goed voorbereid het vervolgonderwijs instromen, en het prikkelen van jongeren om het beste uit zichzelf te halen. Eén van die maatregelen was het aanscherpen van de uitslagregels. Afgelopen schooljaar is het eerste deel van die aanscherping in werking getreden. Het gaat om de eis dat leerlingen gemiddeld ten minste een voldoende moeten halen voor de centraal-examencijfers en de normalisering van de positie van het schoolexamen vmbo-bb in de uitslagregel. Vanaf dit schooljaar geldt de kernvakkenregel voor havo en vwo. Leerlingen mogen maximaal één vijf scoren voor Nederlands, Engels en wiskunde.

Verschillende organisaties hebben bij bekendmaking van deze voornemens gewezen op allerlei mogelijke effecten. Er werd onder andere gevreesd voor een grote toename van het aantal gezakte kandidaten, voor afstroom, zittenblijven en ongewenste veranderingen in de profiel- en vakkeuze van leerlingen. Het vorige kabinet heeft daarop uw Kamer toegezegd dat deze ontwikkelingen gemonitord zouden worden. Als bijlage bij deze brief ontvangt u deze examenmonitor1. Ik zal uw Kamer jaarlijks deze monitor doen toekomen.

Uit de examenmonitor blijkt dat leerlingen hogere cijfers hebben gehaald bij het centraal examen. Hieruit blijkt dat als we leerlingen uitdagen, ze betere resultaten halen. Als gevolg van de betere prestaties op het centraal examen is het aantal extra gezakten heel gering gebleven. Dat is een groot compliment aan docenten en leerlingen waard. Over alle leerlingen berekend is het slaagpercentage met slechts 0,9% gedaald ten opzichte van vorig jaar. In feite is daarmee sprake van een ontwikkeling die al eerder is ingezet.2 Per schoolsoort verschilt dit cijfer. In het vmbo-tl en vwo is de daling van het slaagpercentage het sterkst. In het vmbo-bb en het havo is zelfs sprake van een stijging.

Ook veranderingen in opstroom, afstroom, zittenblijven zijn gering of passen in een reeds aanwezige trend. Op het gebied van profiel- en vakkeuze is er nauwelijks sprake van wijzigingen.

De aanscherping van de exameneisen draagt bij aan een versteviging van de kennis van leerlingen en van het vertrouwen in het diploma. Een eerste evaluatie wijst uit dat dit beleid succes heeft: leerlingen hebben beter gepresteerd bij de centrale examens.

De staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

In de brief aan uw Kamer van van 26 augustus 2010, Kamerstukken 32 463, A/ nr. 1 is aangegeven dat er sprake is van een dalende trend met betrekking tot de slaagpercentages. Ook geeft deze brief aan dat die trend samengaat met een opwaartse beweging: steeds meer leerlingen doen examen in het havo en vwo, ten opzichte van het vmbo. Deze beweging blijft tot op heden zichtbaar.

Naar boven