31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 926 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2021

De inspectie van het onderwijs (hierna: inspectie) heeft een factsheet uitgebracht over de instroom van niet-EER studenten in de wo-bachelor, met mogelijk een diploma onder vwo-niveau. Hierbij bied ik u de factsheet aan1.

De inspectie heeft de factsheet opgesteld naar aanleiding van het rapport van de Landelijke Commissie Gedragscode (hierna: Landelijke Commissie) over het voorbereidend jaar2. In mijn brief van 7 januari 2021, heb ik dit onderzoek aangekondigd.3 In deze brief geef ik een korte inhoudelijke reactie op de factsheet en schets ik de maatregelen die ik tref.

De insteek in het overzicht van de inspectie is breder dan de instroom in het voorbereidend jaar. In de factsheet gaat de inspectie in op alle instroom van niet-EER studenten in de wo-bachelor met mogelijk een diploma onder vwo-niveau. Een deel van hen heeft een voorbereidend jaar gedaan. Een ander deel heeft een jaar of langer hoger onderwijs in eigen land afgerond of een toelatingsexamen gehaald en is daarmee (direct) toelaatbaar tot het Nederlandse hoger onderwijs. Dit laatste is bijvoorbeeld vaak het geval op grond van het bilaterale verdrag tussen Nederland en China: deze studenten zijn toelaatbaar, als in eigen land een toelatingsexamen voor een Chinese universiteit is gedaan en een toelatingsbewijs kan worden overlegd.4

De conclusie van de inspectie, dat sprake is van ongelijke behandeling van groepen studenten bij de toelating tot het wetenschappelijk onderwijs, waardoor het risico bestaat dat Nederlandse havisten benadeeld worden, behoeft nuancering. Het gaat hier niet om gelijke gevallen. De inspectie doelt specifiek op het feit dat voor Nederlandse havisten geen mogelijkheid bestaat tot het volgen van een voorbereidend jaar zoals dat aan bepaalde groepen niet-EER studenten wordt aangeboden. De onderwijssystemen van de betrokken landen zijn heel verschillend. Voor de aankomende Nederlandse en voor de niet-EER studenten staan verschillende routes open naar het (Nederlandse) wetenschappelijk onderwijs. Voor Nederlandse havisten bestaan wel degelijk alternatieven: zij kunnen instromen in het wetenschappelijk onderwijs via bijvoorbeeld het halen van een vwo-diploma (via de reguliere weg of in één jaar via private onderwijsaanbieders) of een hbo-propedeuse.

Het Nederlandse systeem met een onderscheid tussen havo en vwo, bestaat in veel landen niet. De Landelijke Commissie Gedragscode heeft in haar rapport vorig jaar ook niet gepleit voor het afschaffen van het voorbereidend jaar voor niet-EER studenten: «In een groot aantal landen is een 5-jarige, algemeen vormende secundaire opleiding het hoogst haalbare niveau van voortgezet onderwijs, dat naar Nederlandse maatstaven gewaardeerd wordt op havoniveau. Ook de beste aankomende studenten uit deze landen bevinden zich in een dergelijke situatie, terwijl deze wellicht een bijdrage kunnen leveren aan de international classrooms van het Nederlandse hoger onderwijs.» De Landelijke Commissie deed wel de aanbevelingen om selectiever te zijn en heldere criteria op te stellen voor het voorbereidend programma.

Het voorbereidend jaar is bovendien niet alleen bedoeld voor het wegwerken van deficiënties, maar ook om deze niet-EER studenten te laten wennen aan de Nederlandse onderwijsmethodiek. Daarmee zou het voorbereidend programma ook geen logische route zijn voor Nederlandse havisten.

Ik heb eerder aangegeven dat ik het noodzakelijk acht dat de reikwijdte van het voorbereidend jaar wordt ingeperkt. De universiteiten hebben laten weten inmiddels te zijn gestopt met het werven voor en aanbieden van een voorbereidend jaar voor studies met een Numerus Fixus opleiding. Ik vind dit een belangrijke en noodzakelijke stap. In mijn brief van 7 januari jl. ben ik daarnaast ingegaan op het opstellen van strengere selectiecriteria voor het voorbereidend jaar en op de evaluatie van de Gedragscode. Ik hoop de Kamer zeer binnenkort te informeren over deze selectiecriteria, die de VSNU, samen met de Vereniging van Hogescholen en de NRTO, heeft opgesteld. De koepels werken ook samen met de Landelijke Commissie aan de evaluatie van de Gedragscode. Die evaluatie zal naar verwachting in het voorjaar van 2022 zijn afgerond in de vorm van een aangepaste tekst van de Gedragscode.

Met het hanteren van de strengere selectiecriteria (en de aangepaste Gedragscode) wordt het voorbereidend jaar gericht op een kleine groep getalenteerde aankomende studenten, om hen zo de kans te geven zich voor te bereiden op een wetenschappelijke opleiding in Nederland.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 898

X Noot
4

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Volksrepubliek China inzake de wederzijdse erkenning van graden van instellingen voor hoger onderwijs en de toegang tot hoger onderwijs, uit 2005 (Kamerstuk 30 394 A/nr. 1)

Naar boven