Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2020
Naar aanleiding van de motie van de leden Wiersma en Bruins van 7 november 20191 is de Vereniging van Universiteiten (VSNU) op mijn verzoek aan de slag gegaan met
een verkenning van mogelijkheden om meer duidelijkheid te creëren over intellectuele
eigendomsrechten en studenten. Onder meer in mijn reactie van 31 januari 20202 op vragen van het lid Wiersma over het artikel «Ruzie met de universiteit over een
briljant idee» ben ik hier nader op ingegaan. Bij de motie van de leden Wiersma en
Bruins van 4 juni 20203 tijdens het VSO werd reeds geconstateerd dat de VSNU een aanvulling aan het opstellen
was op het «Richtsnoer omgang met intellectuele eigendomsrechten richting academische
startups» om eerdergenoemde duidelijkheid te scheppen. Bij mijn reactie op deze motie
tijdens het VSO heb ik uw Kamer toegezegd de beoogde aanvulling van de VSNU in september
van dit jaar aan uw Kamer te sturen.
De VSNU heeft de aanvulling, genaamd «Addendum Richtsnoer intellectuele eigendomsrechten
en studenten», kortgeleden vastgesteld. Het Addendum heeft volgens de VSNU draagvlak
bij studentvertegenwoordigers. Het Addendum is ook door de Nederlandse Federatie van
Universitair Medische Centra (NFU) geaccordeerd. Ik stuur u het Addendum bijgaand
toe4.
Zoals ik uw Kamer heb bericht in mijn bovengenoemde brief van 31 januari 2020 ontwikkelt
de VSNU in overleg met DutchSE, de belangenorganisatie van ondernemende studenten,
bij het Addendum een communicatietool. De VSNU zal ook zorgdragen voor een Engelse
vertaling van het Addendum. De VSNU en DutchSE verwachten dat het Addendum en de implementatie
ervan door elk van de universiteiten meer duidelijkheid gaat geven over wie wanneer
eigenaar is van intellectuele eigendomsrechten. Dit kan bijdragen aan ondernemerschap
onder studenten.
In voornoemde motie van de leden Wiersma en Bruins van 4 juni 2020 is tevens gevraagd
om met de VSNU en DutchSE te bespreken op welke wijze student-ondernemers onafhankelijk
juridisch advies kan worden geboden over de beste manier waarop zij met hun eigendomsrecht
kunnen omgaan en uw Kamer hierover te informeren. Ik heb dit onderwerp besproken met
de VSNU en DutchSE, waarbij ik ook het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat,
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland/Octrooicentrum Nederland en de knowledge transfer offices van de universiteiten heb betrokken. De introductie van het Addendum en de inspanningen
van de VSNU en de universiteiten om dit breed te communiceren onder studenten zal
naar verwachting de noodzaak en behoefte aan juridisch advies verminderen. Tegelijkertijd
signaleer ik bij DutchSE de wens om dit onderwerp aandacht te geven.
Met het oog hierop heb ik samen met EZK aan het bestuur van de Vereniging voor Intellectuele
Eigendom (VIE) de vraag voorgelegd op welke wijze onafhankelijk juridisch advies aan
studenten kan worden geboden. Leden van de VIE zijn werkzaam in het brede veld van
intellectuele eigendomsrechten (zoals advocaten en octrooigemachtigden). Het bestuur
van de VIE is naar aanleiding van onze vraag bereid mogelijkheden te onderzoeken om
via (een deel van) haar leden studenten juridisch advies te geven.
Ten aanzien van het onderdeel van de motie van de leden Wiersma en Bruins van 4 juni
2020 waarin wordt gevraagd uw Kamer te informeren over de wijze waarop in het toezichtkader
wordt geborgd dat de toegankelijkheid, de kwaliteit en het aanbod van het onderwijs
niet mogen afhangen van het wel of niet afstaan van het intellectueel eigendom verwijs
ik u naar mijn brief van 26 juni 20205.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven