31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 650 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2018

Tijdens het VAO toegankelijkheid en selectie van 31 januari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 46, herdruk, item 3) is door de leden Van Meenen (D66), Van der Molen (CDA), Bruins (CU) en Özdill (GL) een motie ingediend die de regering verzoekt ervoor te zorgen dat universiteiten en hogescholen de kosten van selectie niet bij de student terecht laten komen om zo de kansengelijkheid te bevorderen.1 Op 27 maart 2018 is deze motie door uw Kamer aangenomen.2 Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie.

Eerder genomen stappen – brief 2016

Instellingen vroegen in het verleden diverse bedragen voor procedures voor toegang tot de bachelor en de master. In sommige gevallen ging dit om bedragen die konden oplopen tot meer dan € 200,–. Op 16 november 2016 is er een brief gestuurd aan alle hoger onderwijsinstellingen, de VSNU, de VH, het ISO, de LSVb en de Inspectie van het onderwijs waarin is aangegeven dat instellingen, op grond van artikel 7.50 WHW, geen bijdrage mogen vragen voor selectieprocedures (bijgevoegd)3.

Uit deze brief volgde voorts dat de betaling van kosten voor enkele specifieke gevallen nog nadere afstemming behoefde tussen mijn ministerie, het ISO, de LSVb, de VH en de VSNU.

Deze specifieke gevallen betreffen:

  • 1. Gestandaardiseerde toetsen;

  • 2. Verklaring omtrent gedrag;

  • 3. Sportmedisch advies;

  • 4. Colloquium doctum & sufficiëntie- en deficiëntietoetsen;

  • 5. Handling fee voor studenten met een buitenlands diploma.

Deze afstemming heeft inmiddels plaatsgevonden. Ook is er onderling nader overleg gevoerd over deze kosten.

Hieronder geef ik per geval aan voor wiens rekening de kosten komen.

1. Gestandaardiseerde toetsen

Voor toelating tot de master geldt als toelatingseis het hebben van een bachelordiploma. Daarnaast kunnen instellingen (minimaal twee) kwalitatieve eisen stellen. Bij sommige procedures (met name bij masteropleidingen in het wo) stellen instellingen soms de toelatingseis dat de student een bewijs van een bepaalde score op een gestandaardiseerde toets moet overleggen om zijn of haar niveau aan te tonen. Deze gestandaardiseerde toetsen, zoals de GMAT en taaltoetsen, worden wereldwijd gebruikt om het niveau van studenten te toetsen en zijn een goede voorspeller van studiesucces, of – in geval van talen – van het niveau van taalkennis van de student.

Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer is voornamelijk gesproken over de kosten voor studenten van gestandaardiseerde toetsen, zoals de GMAT en de IETLS/TOEFL. Tijdens het VAO heb ik aangegeven dat ik met de universiteiten zou gaan overleggen over mogelijkheden voor studenten om tijdens de bachelor te kunnen voldoen aan de toelatingseisen voor de master. Daarbij heb ik steeds het uitgangspunt benadrukt dat op grond van artikel 7.50 van de WHW geldt dat een instelling de inschrijving niet afhankelijk mag stellen van een andere bijdrage dan het collegegeld. Wanneer een instelling voor toelating tot de master eisen stelt, zoals een score op een gestandaardiseerde toets, dan moet de student kosten maken. Juridisch gezien mag dit niet, omdat de instelling de inschrijving dan afhankelijk stelt van andere kosten dan het collegegeld. Zeker wanneer een dergelijke toets de enige mogelijkheid is om toegelaten te worden voor de master. In reactie op de motie heb ik aangegeven voor de zomer een besluit te nemen over hoe ik omga met de kosten voor studenten voor gestandaardiseerde toetsen.

Mijn besluit is dat vanaf 2019/2020 de kosten voor de gestandaardiseerde toetsen niet meer aan de student in rekening mogen worden gebracht. Daarbij onderzoek ik de mogelijkheid dat voor studenten met een buitenlands diploma een andere procedure kan gaan gelden. Ik verwacht hierover binnen een jaar duidelijkheid te kunnen geven.

Toelichting besluit

Op 20 juni 2018 heb ik bestuurlijk overleg gehad met de VSNU, het ISO en de LSVb over de gestandaardiseerde toetsen. De universiteiten zijn toen onderling overeengekomen dat zij voor studenten die in Nederland hun bachelor volgen, gingen borgen dat er meerdere kosteloze manieren komen om te voldoen aan de toelatingseisen. Dit geldt voor die gevallen waar nu in de regel de gestandaardiseerde toetsen zoals de GMAT en IETLS/TOEFL worden gebruikt. Door de hierbij afgesproken onderlinge erkenning tussen alle universiteiten in Nederland krijgen studenten in heel Nederland grotere mobiliteitskansen. Dit is een mooie stap vooruit. Ook hebben de universiteiten op het gebied van taal het voornemen om Engels tijdens de bachelor aan te bieden, zodat studenten tijdens de bachelorfase hun niveau Engels kunnen verhogen en daarmee automatisch aan de toelatingseisen kunnen voldoen. Studenten zullen tijdig gedurende de bachelor worden geïnformeerd over de mogelijke toelatingscriteria van masteropleidingen in Nederland en de daarvoor beschikbare manieren – waarvoor geen kosten in rekening worden gebracht – om daaraan te voldoen.

De voorstellen zijn een mooie stap voorwaarts, maar nog niet voldoende om voor alle studenten gratis toegangsmogelijkheden te borgen. Het gaat dan met name om die studenten die in het laatste jaar van de bachelor kiezen voor een master en dan nog niet in de gelegenheid zijn geweest om bijvoorbeeld hun Engels te verbeteren of een bepaald cijfergemiddelde te halen. Om die reden hebben de LSVb en het ISO ook niet ingestemd met het voorstel. Ik heb de universiteiten gevraagd om hun voorstellen nog nader uit te werken, zodat er sprake is van voldoende haalbare manieren om aan de toelatingseisen te voldoen.

Zoals aangegeven aan de Tweede Kamer wil ik borgen dat per studiejaar 2019–2020 de student zonder kosten (naast het collegegeld) kan toetreden tot de master. Dit zou ertoe kunnen leiden dat instellingen de mogelijkheid van een gestandaardiseerde toets niet meer benutten, omdat zij zelf deze kosten moeten dragen. Daarom heb ik de VSNU gevraagd om verder te werken aan alternatieven, zodat gestandaardiseerde toetsen zoveel mogelijk overbodig worden voor studenten die hier hun bacheloropleiding volgen.

Om de brede toegankelijkheid van de master te waarborgen, werkt de Taskforce toelating master van de VSNU daarnaast aan een advies over de invulling van een kader toelating master. Dit doet zij in nauwe afstemming met studentenbonden. Dit kader voor toelating tot de master is onderdeel van de uitwerking van het regeerakkoord. Daar staat beschreven dat in dit kader in ieder geval twee zaken beter worden verankerd: de methodes voor toelating en selectie moeten transparant en eerlijk zijn en de toegankelijkheid van de masterfase moet gewaarborgd zijn, met als vertrekpunt dat tenminste iedere in Nederland afgestudeerde bachelor student het recht heeft door te stromen naar minstens één masteropleiding binnen het eigen vakgebied. Op basis van het advies van de Taskforce, zal ik de Kamer dit najaar informeren over de uitwerking van dit kader.

De gestandaardiseerde toetsen worden ook internationaal veel gebruikt en het is gebruikelijk dat de student de kosten betaalt. Bijvoorbeeld bij studenten met een buitenlands diploma die niet op basis van de vooropleiding hun niveau Engels kunnen aantonen. Het is dan belangrijk dat studenten dit bijvoorbeeld via een gestandaardiseerde toets wel kunnen aantonen. Dit geldt zowel bij toegang tot bachelor- als voor toegang tot masteropleidingen. Wanneer instellingen in Nederland als enige gratis (digitaal afneembare) toetsen of licenties zouden aanbieden, dan bestaat de mogelijkheid van zogenaamd «toetstoerisme», waarbij studenten uit het buitenland gratis een toets maken in Nederland om die bij een andere instelling in het buitenland in te zetten. Zoals eerder aangegeven ga ik de mogelijkheid verkennen om de kosten voor het aantonen van toelaatbaarheid van studenten met een buitenlands diploma bij de student neer te leggen. Ik heb de VSNU in dit proces gevraagd met de universiteiten na te denken over alternatieve opties zoals een gestandaardiseerde toets die alleen geldig is op Nederlandse universiteiten. Ik zal dit verzoek ook neerleggen bij de hogescholen.

Volgens de universiteiten is de internationale vergelijkingsstandaard van de gangbare GMAT en IELTS/TOEFL toetsen met name voor studenten met een buitenlandse vooropleiding essentieel om de kwaliteit van instroom te kunnen borgen. Wat betreft de mogelijkheid om een alleen in Nederland geldige toets te ontwikkelen, geven de universiteiten aan dat het niet doelmatig is om wereldwijd gevalideerde gestandaardiseerde toetsen alleen voor de Nederlandse situatie op te zetten.

Soms worden bij bacheloropleidingen ook extra eisen gesteld bij de selectie waaronder een score op een gestandaardiseerde toets. Logischerwijs geldt ook hier wettelijk het verbod. De kosten mogen niet voor rekening komen van de student.

Op basis van bovenstaande toelichting kom ik tot de conclusie dat vanaf 2019–2020 de kosten voor de gestandaardiseerde toetsen niet meer aan de student in rekening mogen worden gebracht. Om «toetstoerisme» te voorkomen onderzoek ik de mogelijkheid dat voor studenten met een buitenlands diploma een andere procedure kan gaan gelden.

2. Verklaring omtrent gedrag (VOG) bij lerarenopleidingen met extra aanvullende eisen.

De instelling verzorgt de gehele selectieprocedure, maar kan zelf geen VOG afgeven. De VOG wordt afgegeven door het Ministerie van J&V en de procedure loopt via de gemeente. Aangezien de instelling deze verklaring niet zelf kan afgeven, is het redelijk dat de student in dit geval de kosten draagt.

3. Sportmedisch advies bij (sport)opleidingen met aanvullende eisen.

De instelling verzorgt de selectieprocedure. Een sportmedisch advies mag alleen verstrekt worden door een onafhankelijke sportarts. Daarom is het redelijk dat de student deze kosten draagt.

4. Colloquium doctum & sufficiëntie- en deficiëntietoetsen.

Dit soort toetsen maken studenten bij toegang tot de bachelor als zij niet voldoen aan de vooropleidingseisen (geen diploma hebben) of niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen (niet het juiste vakkenpakket of profiel). Bij toegang tot de master gaat het om studenten die geen bachelordiploma hebben en het bachelorniveau moeten aantonen. Het colloquium doctum en de sufficiëntie- en deficiëntietoetsen kunnen door de instelling worden aangeboden, of door een derde partij. Zonder deze toetsen kan de instelling de aspirant-student de toegang weigeren. Daarom is het redelijk dat de aspirant-student een vergoeding betaalt voor een dergelijk onderzoek.

5. Handling fee voor toelating van studenten met een buitenlands diploma.

Bij aspirant-studenten met een buitenlands diploma is het vaak niet duidelijk of zij voldoen aan de (kennis)vereisten om te kunnen beginnen aan een opleiding in het hoger onderwijs. Daarnaast moeten studenten met een buitenlands diploma vaak nog aantonen dat zij over een voldoende Nederlands of Engels taalniveau beschikken om een opleiding te kunnen volgen.

De instelling maakt daardoor soms hoge kosten om de diploma’s van deze studenten te waarderen of om het niveau van deze studenten te toetsen. Naar aanleiding van de motie van het lid Tielen ingediend tijdens het VAO Internationalisering van 3 juli jl. wordt het gesprek gestart met de VSNU over een 1-aanmeldpunt voor niet-Nederlandse studenten.4 Uit voorbeelden van de VSNU blijkt dat instellingen veel aanmeldingen krijgen van studenten met een buitenlands diploma, waarvan uiteindelijk maar een heel klein percentage ingeschreven kan worden. Ik vind het redelijk dat aan studenten met een buitenlands diploma een bijdrage wordt gevraagd als zij niet aantoonbaar voldoen aan de kennisvereisten om te mogen beginnen aan een opleiding. Daarom heb ik ook in de visiebrief internationalisering opgenomen dat ik erop wil inzetten dat instellingen een zogenaamde «handling fee» aan studenten met een buitenlands diploma kunnen vragen. Instellingen moeten nu de bekostiging inzetten voor het afhandelen van inschrijfprocedures voor studenten met een buitenlands diploma. Door het vragen van een handling fee kan worden voorkomen dat deze studenten zich bij tal van instellingen inschrijven, zonder dat zij serieus de intentie hebben bij de betreffende instelling te gaan studeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 608.

X Noot
2

Handelingen II 2017/18, nr. 65, item 31.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 22 452, nr. 64.

Naar boven