31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 645 MOTIE VAN HET LID ÖZDIL

Voorgesteld 28 juni 2018

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de sectorakkoorden hoger onderwijs is afgesproken dat de beoordeling van de realisatie van de plannen studievoorschotmiddelen van de individuele instellingen niet eerder dan in het najaar van 2022 plaatsvindt;

overwegende dat instellingen in eerste instantie zelf de balans opmaken over de realisatie van de plannen;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer eerder vaststelde dat ten minste 330 miljoen euro van de beloofde voorinvesteringen door onderwijsinstellingen niet te achterhalen zijn;

overwegende dat de Minister hoger onderwijsinstellingen opnieuw veel ruimte biedt om decentraal de investeringen vorm te geven;

verzoekt de Minister, de NVAO te vragen om, gebruikmakend van de jaarverslagen 2019 van de individuele instellingen, in het landelijk beeld van de stand van zaken van de kwaliteitsafspraken dat de NVAO in het najaar van 2020 opmaakt, een eerste beeld te geven of de investeringen uit de studievoorschotmiddelen aan de beoogde voornemens zijn besteed,

en gaat over tot de orde van de dag.

Özdil

Naar boven