31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 389 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2014

In het Algemeen Overleg (AO) op 4 december 2013 over Wetenschapsbeleid (Kamerstuk 29 338, nr. 129) heb ik toegezegd u te informeren over de precieze afspraken over het beperken van de overheadkosten bij universiteiten. Ik maak van de gelegenheid gebruik om uw Kamer ook te informeren over mijn inspanningen om de administratieve lasten van instellingen te verminderen.

Overhead

Overhead is een breed begrip dat in verschillende betekenissen wordt gebruikt. Dat maakt dat er vele manieren zijn om overhead te meten. In het gesprek over ervaren lasten in het onderwijs worden bureaucratie, regeldrukbeleving en administratieve lasten veelal in één adem met overhead genoemd. Ik vind de term niet zozeer belangrijk; voor mij gaat het er om dat er zoveel mogelijk middelen naar het primaire onderwijsproces gaan. Daarom heb ik in de prestatieafspraken die in 2012 zijn gesloten tussen mij en de hoger onderwijsinstellingen ook afspraken gemaakt over de omvang van de indirecte kosten (overhead) in 2015. Hierbij zijn afspraken gemaakt over de definitie van indirecte kosten in het hbo1 en wo2.

In mijn brief van 18 februari 2014 aan uw Kamer ben ik ingegaan op de voortgang van de hoofdlijnenakkoorden en de prestatieafspraken in het hoger onderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 379). In de stelselrapportage 2013 van de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (bijlage bij Kamerstuk 31 288, nr. 379) worden, uitgaande van de realisatie van de afgesproken ambities, de opbrengsten van de prestatieafspraken in 2015 geduid.

De reviewcommissie geeft aan dat, indien de prestatieafspraken worden behaald, de indirecte kosten in 2015 bij de meeste instellingen zijn gedaald en bij vrijwel alle overige instellingen gelijk zijn gebleven ten opzichte van 2011. De paar instellingen waarbij de indirecte kosten naar verwachting zullen stijgen, hadden vrijwel allemaal al relatief lage indirecte kosten. In het gehele hoger onderwijs zullen de indirecte kosten in 2015 zijn teruggebracht met 5% ten opzichte van 2011.

De taakstelling «Vermindering overhead in het hoger onderwijs» uit het Regeerakkoord, oplopend van € 15 miljoen in 2014 tot € 65 miljoen structureel vanaf 2017 (inclusief groen onderwijs), wordt via een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten (inclusief academische ziekenhuizen) gerealiseerd.

Deregulering en vermindering administratieve lasten

In de hoofdlijnenakkoorden met de Vereniging Hogescholen (VH) en Vereniging van Universiteiten (VSNU) zijn afspraken gemaakt over deregulering en vermindering van administratieve lasten. Naar aanleiding van deze hoofdlijnenakkoorden zijn de afgelopen jaren gesprekken gevoerd met koepels, instellingen en studenten over deregulering en zijn verschillende acties ondernomen. Hieronder ga ik op enkele in.

Doeltreffend gebruik bestaande gegevens

Door invoering van BRON-HO en het diplomaregister zijn de administratieve lasten van de onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs omlaag gebracht en wordt efficiënter gebruik gemaakt van beschikbare gegevens.

Een voorbeeld van dit doeltreffend gebruik is dat bij inschrijving de vooropleidingsgegevens van de student al bekend zijn in het systeem, waardoor deze niet opnieuw ingegeven hoeven te worden en de instelling deze niet opnieuw behoeft te verifiëren. Dit levert zowel voor de student als de instelling een vermindering op van de administratieve lasten.

Afbakening taken NVAO, inspectie en Reviewcommissie HO

Begin 2014 heb ik afspraken gemaakt met de Inspectie van het Onderwijs, de NVAO en de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek. Gekeken is naar de samenhang in en afbakening van de taken tussen deze partijen. Er zijn afspraken gemaakt over een betere onderlinge afstemming bij onderzoeken en reviews, zodat de lasten voor universiteiten en hogescholen beter over instellingen en over de tijd gespreid worden. Ook zijn er afspraken gemaakt over het eenmalig verzamelen en meervoudig gebruik (single audit) van informatie en worden definities en normen voor gegevens of indicatoren die meerdere organisatie gebruiken, zo mogelijk afgestemd, gestandaardiseerd en gepubliceerd.

Bestuurlijke verhoudingen

De kortetermijnacties die ik in het kader van de «Stofkamoperatie» heb laten uitvoeren, bleken geen additionele verbeterpunten op te leveren. Zoals is neergelegd in het Nationaal Onderwijsakkoord (Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 8) zet ik voor de lange termijn samen met de instellingen in op meer fundamentele veranderingen om substantiële vermindering van regeldruk te bewerkstelligen. Met als doel te komen tot toekomstbestendige, stabiele en duurzame bestuurlijke verhoudingen, die recht doen aan de kernverantwoordelijkheden van de overheid, hogescholen en universiteiten. Zo loopt er op dit moment een verkenning en ga ik in gesprek met universiteiten en hogescholen over de bestuurlijke verhoudingen tussen overheid en instellingen. Bij deze fundamentele veranderingen staat het principe verdiend vertrouwen meer belonen centraal.

Accreditatiestelsel

Instellingen ervaren hoge lasten in relatie tot het accreditatieproces.

Ik ben met vertegenwoordigers van instellingen (waaronder docenten), NVAO, inspectie, OCW, visitatiebureaus en studenten een gesprek gestart over de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel met het oog op het verminderen van de lasten die instellingen ervaren. Daarnaast zet ik naar aanleiding van de motie Rog (Kamerstuk 33 472, nr. 28) een onderzoek uit om te bezien of we kunnen leren van andere landen hoe administratieve lasten, gerelateerd aan het accreditatiestelsel substantieel kunnen worden verlaagd. Oogmerk is om met het veld het accreditatiestelsel meer fundamenteel te bezien in het licht van het principe verdiend vertrouwen meer belonen. Waar een instelling/opleiding zich heeft bewezen, moet zij daar profijt van hebben.

De inzichten uit gesprekken kunnen daarnaast ook leiden tot voorstellen voor concrete verbeteringen die op korte termijn kunnen worden doorgevoerd in de werkwijze van instellingen, visitatiebureaus en/of de NVAO. Ook in het huidige stelsel moeten de lasten omlaag.

Mijn aandacht gaat daarom niet alleen uit naar het vorm te geven accreditatiestelsel 3.0, maar ook naar de quick wins die op korte termijn tot concrete lastenverlichting kunnen leiden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

De ratio OP/OOP (fte) eventueel aangevuld met de score op de Berenschot methode

X Noot
2

Universiteiten kunnen zelf een keuze maken uit de drie volgende door Berenschot gehanteerde invalshoeken.

  • A. Overheadformatie als percentage van de totale formatie (fte indirecte kosten / fte totaal). Dit percentage is exclusief de Onderwijs- en onderzoeksondersteuning.

  • B. Overhead per fte van de gehele organisatie, inclusief de onderwijs- en onderzoeksondersteuning en inclusief de uitbestedingskosten en het indirecte kostendeel van de automatiseringskosten (dit betreft de kantoorautomatisering en de bedrijfsvoeringsystemen, niet de onderwijs–ICT).

  • C. Overhead / omzet. De overhead als percentage van de totale omzet. Dit omvat de volgende drie onderdelen:

    • Salarislasten overheadfuncties (eigen personeel) / totale omzet

    • (Kosten inhuur / uitbesteding overhead – opbrengst derden overhead)/ totale omzet.

    • Indirecte kosten informatisering en automatisering (excl. eigen personeelskosten) / totale omzet

Naar boven