31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 324 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2013

Hierbij bied ik u het rapport «Wetenschaps-, Technologie & Innovatie Indicatoren 2012» aan, opgesteld door een consortium van Dialogic, NIFU (een Noors instituut) en CWTS (Universiteit Leiden) in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1. Het rapport past in de traditie van tweejaarlijkse indicatorenrapporten, die in de periode 1994–2010 zijn opgesteld door het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT). Anders dan de NOWT-rapporten is het voorliggende rapport een meer analytisch rapport en bevat het een tweetal thematische, verdiepende delen. Naast het rapport bestaat er een website met achterliggende data, die een regelmatige actualisatie kent, zodat de meest recente cijfers over wetenschap, technologie en innovatie op de website www.wti2.nl te vinden zijn.

Globale inhoud van het rapport

Het rapport kent de volgende opbouw:

  • 1) Een deel dat op hoofdlijnen beschrijft hoe de Nederlandse wetenschap, technologie en innovatie ervoor staat, daarbij gebruikmakend van een selectie van data die op de bijbehorende WTI2-website zijn opgenomen. Het beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van financiering, investeringen, menselijk kapitaal, samenwerking, output en outcome en de positie van Nederland op deze gebieden in internationaal perspectief.

  • 2) Een thematisch deel dat is gericht op «internationalisering en specialisatie». Het thema gaat in op trends op het gebied van wetenschap, innovatie en economie en kijkt of sprake is van gelijksoortige ontwikkelingen in de drie gebieden.

  • 3) Een thematisch deel dat is gericht op «human capital» en bekijkt in hoeverre de voorraad aan bètaopgeleiden op de verschillende opleidingsniveaus (mbo, hbo en wo) zich nu en in de toekomst ontwikkelt en wat dit betekent voor de aanbodzijde van de arbeidsmarkt voor bètaopgeleiden. Specifiek kijkt dit deel naar de ontwikkeling van de instroom in aan topsector gerelateerde studies in het hoger onderwijs.

Overigens zijn de tweede thematische delen in het rapport verkorte weergaven van uitgebreidere Engelstalige papers, die onderdeel zijn van het integrale Engelstalige indicatorenrapport, dat te vinden is via de internetsite http://www.dialogic.nl/documents/2010.056-1235.pdf.

De bruikbaarheid van het rapport

Het WTI2-rapport is een bruikbaar instrument bij discussies over het wetenschapsbeleid. De gegevens uit het rapport, in combinatie met gegevens van de WTI2-website, vormen daarbij één van de informatiebronnen, naast kwalitatieve en evaluatieve gegevens. Daarnaast worden de gegevens van de WTI2-website gebruikt voor diverse OCW-publicaties, zoals «Kerncijfers OCW» en «Trends in beeld». Voorts worden de gegevens regelmatig gebruikt door organisaties in het wetenschapsveld.

R&D-cijfers 2011

In de afrondende fase van de opstelling van het WTI2-rapport zijn nieuwe, nog voorlopige, CBS-cijfers over de R&D-uitgaven in Nederland voor het jaar 2011 bekendgemaakt, maar deze kwamen te laat om nog in het rapport te verwerken. Het CBS heeft deze nieuwe cijfers over 2011 zelf nog niet gepubliceerd, maar heeft ze wel aangeleverd bij Eurostat conform internationale verplichtingen. Eurostat heeft ze inmiddels – samen met de gegevens van andere landen – gepubliceerd in de eigen Statistics Database.

Achtergrond is dat het CBS bij het maken van de 2011-cijfers een verruiming van het R&D-begrip heeft doorgevoerd bij de berekening van de R&D-uitgaven van bedrijven. Mede door informatie vanuit WBSO-gegevens zijn de beslisregels, die voorheen tamelijk streng waren, heroverwogen. Hierdoor komen de R&D-uitgaven aanzienlijk hoger uit dan voorheen het geval was. De R&D-uitgaven van bedrijven stijgen van € 5218 miljoen in 2010 naar € 6416 miljoen in 2011, een stijging met 23%. In procenten van het BBP betreft het een stijging met 0,89% tot 1,07%. Van deze stijging met 0,18% BBP is 0,14% toe te schrijven aan de verruiming van het R&D-begrip, terwijl alleen de stijging van 0,04% een daadwerkelijke stijging is. De stijging in de twee andere sectoren (hoger onderwijs en onderzoeksinstituten) is slechts gering met 3 à 4%. De totale R&D-uitgaven als percentage van het BBP stijgen van 1,85% naar 2,04%.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven