31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 202 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2011

Tijdens een debat in uw Kamer over de alternatieve afstudeertrajecten is een motie ingediend waarin wordt verzocht om met nadere voorstellen te komen ter versterking van de positie van de studentassessor in relatie tot een college van bestuur (Kamerstukken II 2010–2011, 31 288, nr. 117). Aanleiding vormde – aldus de overwegingen – de alternatieve afstudeertrajecten bij Hogeschool InHolland en het boven alle twijfel verheven moeten zijn van de kwaliteit van diploma’s.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Versterking besturing is door de Tweede Kamer een amendement aanvaard, waarmee een studentassessor verplicht werd (Kamerstukken II 2009–2010, 31 821, nr. 36). Een studentassessor is een student die aan de vergaderingen van het college van bestuur deelneemt en tijdens die vergaderingen het college van bestuur kan adviseren. Mede naar aanleiding van kritische opmerkingen van de Eerste Kamer op dit punt is deze verplichting, met instemming van beide Kamers, bij een eerstvolgende wetswijziging weer vervallen. Daarvoor in de plaats is het zogenoemde versterkt initiatiefrecht geïntroduceerd, waardoor het medezeggenschapsorgaan in de positie wordt gebracht om in een vroeg stadium betrokken te zijn bij voorgenomen beleid van de instelling inzake studentaangelegenheden (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 210, nr. 7).

Om een aantal redenen werd een wettelijke verplichting tot een studentassessor niet wenselijk geacht. Toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Plasterk, heeft deze in de memorie van antwoord (Kamerstukken I, 2009–2010, 31 821, C) helder verwoord: Een student als vaste adviseur bij de vergaderingen van het college van bestuur doet geen recht aan de governanceverhoudingen waarbij bestuur en medezeggenschap elk hun eigen rol hebben. Bovendien is onduidelijk namens wie de studentassessor zou spreken (er is geen natuurlijke achterban) en wat de positie van de studentassessor is ten aanzien van andere studenten en medezeggenschapsorganen. Het is mogelijk dat de studentassessor tot adviezen komt die diametraal staan tegenover de visie van het medezeggenschapsorgaan. Bovendien liggen bij universiteiten taken en bevoegdheden met betrekking tot het onderwijs vooral op het niveau van de faculteiten en niet bij het college van bestuur. Verder werd erop gewezen dat de verplichting tot studentassessor aanleiding kan zijn tot ontwijkend gedrag van de instellingen doordat overleg op andere wijze gaat plaatsvinden. Deze argumenten onderschrijf ik volledig, zowel toen als nu.

In verband met de motie wil ik verder nog op het volgende wijzen: uit de motie ontstaat het beeld dat met een studentassessor het college van bestuur eerder geïnformeerd zou zijn. Naar mijn mening is het niet mogelijk dat een studentassessor kennis kan hebben van de gehele gang van zaken binnen de instelling en alle opleidingen inclusief alle verschillen tussen de afzonderlijke locaties. Telkenmale heb ik benadrukt dat ik de kwestie omtrent de alternatieve afstudeertrajecten zeer serieus neem. Maar ik ben van oordeel dat andere mechanismen een dergelijke situatie in de toekomst moeten voorkomen, zowel op het gebied van governance als van kwaliteit. Vorig jaar is een nieuwe klachtenprocedure in werking getreden en is de governancestructuur verbeterd (bestuur, toezicht en medezeggenschap). Uiteraard verdient de medezeggenschapscultuur binnen de instelling aandacht. In de brief van september 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 821, nr. 81) is hierop ingegaan. Het genoemde versterkt initiatiefrecht kan daarbij een rol spelen. Maar daarenboven heb ik een aantal forse maatregelen aangekondigd in mijn beleidsreactie op de onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 288, nr. 167). Deze maatregelen hebben betrekking op een verdere versterking van de governancesystematiek en een betere borging van de kwaliteit van het onderwijs en van de diploma’s. Reeds in het begin van 2012 kunt u een wetsvoorstel verwachten ter uitvoering van deze maatregelen.

Concluderend stel ik vast dat er naar mijn oordeel geen redenen zijn om, zoals de motie vraagt, met voorstellen te komen ter versterking van de positie van de studentassessor in relatie tot het college van bestuur.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven