31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 102 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2010

Hierbij ontvangt u de resultaten van het onderzoek naar de toename van de studentenaantallen in het hoger onderwijs in het studiejaar 2009/2010.1 Het onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van de directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering van het ministerie van OCW.

Vanaf de zomer 2009 waren er signalen dat het aantal inschrijvingen in het hoger onderwijs fors was toegenomen in vergelijking met het jaar ervoor. In de media werd direct een verband gelegd met de economische crisis. Jongeren zouden minder snel de arbeidsmarkt opgaan, omdat er weinig werk was. Studeren was een goed alternatief. De toenmalige minister van OCW zegde toe een onderzoek in te stellen naar de omvang en oorzaak van de toename en de resultaten van dit onderzoek aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

Het onderzoek omvat drie delen:

  • 1. een analyse van de inschrijvingsgegevens op peildatum 1 oktober 2009;

  • 2. een enquête onder studenten naar hun motieven om in 2009 (verder) te gaan studeren;

  • 3. een analyse van de situatie in enkele ons omringende landen.

Uit de analyse van de inschrijvingsgegevens blijkt dat de toename van het aantal studenten, met name eerstejaars, in 2009 inderdaad hoger is dan geraamd. De groei is het gevolg van verschillende factoren. Voor een deel betreft het versterkingen van trends die al enige jaren zichtbaar zijn. Zo zaten de opleidingen die de sterkste stijging doormaakten in veel gevallen al langer in de lift. De iets grotere directe doorstroom vanuit het secundair onderwijs is eveneens een trend. Maar ook de indirecte instroom (studenten die niet aansluitend op het behalen van hun diploma voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs aan een studie zijn begonnen) is toegenomen. Er zijn geen aanwijzingen dat studenten het afstuderen uitstellen.

Uit de enquête onder studenten blijkt dat de situatie op de arbeidsmarkt nauwelijks invloed heeft gehad op het besluit om in 2009 (verder) te gaan studeren. De twee belangrijkste drijfveren om (weer) te gaan studeren zijn «verdere ontwikkeling of specialisatie» en «tijd en energie».

De analyse van de onderzochte landen (Duitsland, Vlaanderen en Verenigd Koninkrijk) laat zien dat ook daar het aantal studenten stijgt, maar meestal min of meer trendmatig zoals de grotere doorstroom vanuit het secundair onderwijs. Alleen in Vlaanderen is in 2009 een opvallend sterke stijging te zien. Daarnaast zijn er landspecifieke oorzaken aan te wijzen en economische verklaringen, maar voor deze laatste zijn geen harde bewijzen.

Samenvattend kan het volgende worden geconcludeerd. Het aantal studenten dat in 2009 in het hoger onderwijs staat ingeschreven, is inderdaad hoger dan was geraamd. Met name het aantal eerstejaars is fors toegenomen. De toename is vooral het gevolg van een versterking van al ingezette trends.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven