Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 31268 nr. 45 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 31268 nr. 45 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2011
Bij brief van 1 december 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVIII, nr. 56) heeft de toenmalige minister voor Wonen, Wijken en Integratie toegezegd de Tweede Kamer nader te informeren over het kabinetsstandpunt betreffende registratie van persoonsgegevens over etnische herkomst.
Op 22 september 2010 heeft de Tweede Kamer bij de regeling van de werkzaamheden (Handelingen II 2010/11, nr. 2, blz. 29–31), naar aanleiding van publicaties in De Groene Amsterdammer over de vermeende registratie van Roma in de gemeenten Ede en Enschede, verzocht om een brief over de problematiek van etnische registratie, opheldering van de feitelijke omstandigheden in de gemeenten Ede en Enschede evenals een beoordeling van de hier geconstateerde praktijken in het licht van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Bij brief van 17 november 2010 (Kamerstukken II 2010/11, 31 268, nr. 42) hebben wij toegezegd de Tweede Kamer daarover te zullen berichten.
Met deze brief komen wij, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegemoet aan de verzoeken en toezeggingen, inclusief de moties van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink (Kamerstukken II 2008/09, 31 855, nr. 19 en nr. 44, inzake het registreren van etniciteit door gemeenten) en Sterk en Dijsselbloem (Kamerstukken II, 2008/09, 31 855, nr. 39 inzake etnische registratie en de verwijsindex risicojongeren). We gaan achtereenvolgens in op het juridische kader, de gemeentelijke uitvoeringspraktijk, de Roma-registratie en tot slot het standpunt van dit kabinet betreffende registratie van persoonsgegevens over etnische herkomst.
Onze samenleving kan niet functioneren zonder de registratie van persoonsgegevens, bijvoorbeeld voor identiteitsvaststelling en het vastleggen van familierechtelijke betrekkingen. Dit vergt evenwel een goede bescherming van deze gegevens, zowel om de juistheid daarvan te kunnen garanderen, als om misbruik te voorkomen. De aard van sommige gegevens, waaronder die van godsdienst of levensovertuiging en ras of etniciteit, brengt met zich dat verwerking ervan een grotere inbreuk kan vormen op de rechten van betrokkenen dan de verwerking van andere gegevens. Het verwerken van deze (bijzondere) persoonsgegevens raakt immers aan de grondrechten op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het algemeen en de bescherming van persoonsgegevens in het bijzonder, als ook aan de bescherming tegen discriminatie en het recht op gelijke behandeling.
Het kabinet stelt vast dat de discussie over de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot etniciteit 1 met een zekere regelmaat terugkeert. Opvattingen en uitvoeringspraktijken veranderen en registratie van etniciteit is historisch beladen. Bij de discussie speelt ook onbekendheid met de (uitzonderingsgronden van de) wet een rol. Bij de uitzonderingsgronden is het bijvoorbeeld van belang of het gaat om registratie van tot de persoon herleidbare informatie of dat het gaat om verwerking van (geanonimiseerde) gegevens op geaggregeerd niveau.
De Wbp garandeert het recht op bescherming van persoonsgegevens en beoogt met een afzonderlijke regeling over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens de burgers te beschermen tegen discriminatie en het recht op gelijke behandeling te bevorderen. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens is daarom in artikel 16 van de Wbp in beginsel verboden.
Op dat verbod formuleert de Wbp een aantal uitzonderingen. Dat is noodzakelijk omdat een groot aantal verwerkingen van bijzondere persoonsgegevens noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn in het algemeen belang. De Wbp formuleert uitzonderingen die betrekking hebben op afzonderlijke categorieën van bijzondere persoonsgegevens. Daarnaast is er een aantal algemene uitzonderingen op het verbod, dat bij de verwerking van alle bijzondere persoonsgegevens kan worden ingeroepen, zoals toestemming van de betrokkene, de verwerking van gegevens ten behoeve van statistische, historische of wetenschappelijke doeleinden of een rechtvaardiging van een verwerking op grond van een bijzondere wettelijke regeling.
Wat de verwerking van gegevens met betrekking tot etniciteit betreft, bepaalt artikel 18 van de Wbp dat het verbod op de verwerking van dergelijke gegevens onder voorwaarden niet van toepassing is op twee categorieën van gevallen. De eerste categorie betreft identificatiedoeleinden. De tweede categorie betreft het toekennen van een bevoorrechte positie aan leden van een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep met het doel om feitelijke nadelen, verband houdend met het behoren tot die groep te kunnen opheffen.
Wanneer met toepassing van deze grond gegevens betreffende de etniciteit worden verwerkt, is dat alleen toegestaan wanneer die gegevens slechts betrekking hebben op het geboorteland of op andere objectieve gegevens.
Daarnaast is, zoals eerder geschetst, het verwerken van gegevens betreffende etniciteit mogelijk voor, onder meer, het verkrijgen van statistische informatie waaronder bepaalde beleidsinformatie. Bij toepassing van deze grondslag wordt als bijzondere waarborg voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voorzien in anonimisering van de verwerkte gegevens. Herleiding van de uitkomst van de statistische bewerking tot individuele betrokkenen is dan niet mogelijk.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert een definitie van etniciteit, die uitgaat van het geboorteland van betrokkenen en/of dat van zijn ouders. Deze gegevensverwerking is daarmee gebaseerd op objectieve gegevens.
Tenslotte is het verwerken van gegevens betreffende etniciteit mogelijk indien daarvoor op grond van een zwaarwegend algemeen belang door de formele wetgever een afzonderlijke grondslag is vastgesteld. Er zijn wettelijke grondslagen voor registratie gecreëerd in bijvoorbeeld de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, de Vreemdelingenwet 2000 en in de Wet inburgering.
Indien er een concreet uitzicht op de vaststelling van een specifieke wettelijke grondslag bestaat, en er op grond van een zwaarwegend algemeen belang een dringende noodzaak voor de verwerking van gegevens betreffende de etniciteit bestaat, kan het College bescherming persoonsgegevens een ontheffing van het verwerkingsverbod verlenen. In het recente verleden heeft het Cbp in enkele gevallen een dergelijke ontheffing verleend zoals bijvoorbeeld voor de Verwijs Index Antilianen.
Ter voorbereiding op het kabinetsstandpunt over registratie van persoonsgegevens over etnische herkomst is in 2009 in opdracht van de toenmalige minister voor WWI een verkenning2 uitgevoerd naar de praktijk van etnische registratie in achttien gemeenten.
Geanonimiseerde beleidsinformatie
De verkenning laat zien dat vrijwel alle gemeenten op beleidsniveau gebruik maken van geanonimiseerde en geaggregeerde informatie over etnische herkomst. In het kader van beleidsinformatie worden geen bestanden aangelegd over etniciteit op persoonsniveau. Doorgaans wordt een geanonimiseerde combinatie gemaakt van in de GBA vastgelegde gegevens met andere verzamelde gegevens, bijvoorbeeld gemeentelijke werkloosheidsrapportages.
Tot individu herleidbare informatie
Bij de uitvoering van een persoonsgerichte aanpak worden de mogelijkheden van het juridisch kader wisselend benut.
Een aantal gemeenten geeft desgevraagd aan, dat het verwerken van tot personen herleidbare herkomstgegevens niet noodzakelijk is om het beleid met betrekking tot zorg, hulpverlening, bestrijding van criminaliteit en aanpak van overlast door specifieke groepen uit te voeren.
Een aantal gemeenten geeft desgevraagd aan wel behoefte te hebben aan uitbreiding van de juridische mogelijkheden om persoonsgegevens over etnische achtergrond te registreren, met name in verband met de omvang van de doelgroep, ten behoeve van een gerichte verwijzing, om personen met een bepaalde achtergrond actief en eerder te kunnen benaderen en om effecten van beleid te meten en te analyseren.
Met uitzondering van Rotterdam doet geen van de gemeenten expliciet een beroep op de mogelijkheid in de Wbp om bijzondere persoonsgegevens over herkomst te verwerken in het kader van een voorkeursbehandeling.
Dosa
Van de onderzochte gemeenten heeft alleen Rotterdam een gestandaardiseerde vorm van verwerking van bijzondere persoonsgegevens over herkomst. Dit in het kader van de aanpak van risicojongeren. Er wordt hierbij samengewerkt door alle jeugdinstellingen in de preventieve, hulpverlenende en justitiële sfeer. De Dosa-aanpak omvat registratie van persoonsgegevens van jongeren tot 24 jaar, casusoverleg en specifieke hulpverlening. Het Cbp heeft geoordeeld dat de deelgemeente Charlois structureel gegevens betreffende etniciteit ten behoeve van een specifieke aanpak van risicojongeren uit minderheidsgroepen verwerkt zonder dat de deelgemeente kan aantonen dat deze aanpak geschikt is om de achterstand van de jongeren te verminderen of op te heffen. Hiermee kan geen beroep worden gedaan op de uitzonderingsgrond zoals neergelegd in art. 18 Wbp (verwezenlijking van voorkeursbeleid). Het Cbp heeft geconcludeerd dat de deelgemeente Charlois in strijd handelt met de Wbp en de deelgemeente gesommeerd, met oplegging van een last onder dwangsom, te stoppen met het verwerken van gegevens betreffende etniciteit en de al geregistreerde gegevens uit het systeem DOSA te verwijderen. De gemeente heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de uitspraak van het Cbp.
Onduidelijkheid
Uit de gemeentelijke praktijk komt geen eenduidig beeld naar voren omtrent de noodzaak voor aanvullende mogelijkheden om etnisch te registreren ten behoeve van een persoonsgerichte aanpak. Wel is er een uniform beeld, dat gemeenten worstelen met de toepassing, reikwijdte en interpretatie van de Wbp. Gemeenten noemen onbekendheid met de huidige regelgeving inzake privacy en gelijke behandeling als struikelblok om effectief beleid te voeren. Er circuleert veel tegenstrijdige informatie over hoe de wetgeving met betrekking tot het verwerken van bijzondere persoonsgegevens moet worden geïnterpreteerd.
Dit beeld komt overeen met de bevindingen van de Adviescommissie Veiligheid en Persoonlijke levenssfeer (commissie Brouwer-Korf) in 2009 en de uitkomsten van de evaluatie van de Wbp3. Uit beide rapporten komt naar voren dat professionals moeite hebben om aan de hand van het bestaande juridische kader afwegingen en keuzes te maken.4
Op 21 september 2010 verscheen een artikel in de Groene Amsterdammer over de vermeende registratie van Roma afkomst door een aantal gemeenten en het gebruik van briefpapier met het logo van het ministerie van Justitie. Ook werd in de media bericht dat gemeenten op Roma-afkomst zouden willen registreren om verantwoording aan het Rijk te kunnen afleggen over de besteding van subsidiegelden, onder andere voor de bestrijding van schoolverzuim onder Roma kinderen.
Verantwoording rijksgelden
Voor de bestrijding van het schoolverzuim door Roma kinderen is in 2009 door het Rijk éénmalig € 600 000 beschikbaar gesteld aan 11 gemeenten. Deze gemeenten dienen in de tweede helft van 2011 de besteding van deze middelen te verantwoorden, door een verslag in te dienen met een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, alsmede met de daarmee bereikte resultaten. Het kabinet is van mening dat de gemeenten deze rapportage zonder etnische registratie kunnen opstellen. Inmiddels is het Platform Romagemeenten geïnformeerd over de mogelijkheden die gemeenten hebben om op juiste wijze te rapporteren aan het Rijk, zonder etnische registratie. Het gaat om schoolverzuim op lokaal niveau. De leerplichtambtenaar kan een schatting geven van het aantal Roma kinderen.
De gemeenten Ede en Enschede
De gemeenten Ede en Enschede hebben desgevraagd hun reactie op het artikel in de Groene Amsterdammer gegeven. De gemeente Ede heeft aangegeven in de afgelopen jaren inventarisaties voor intern gebruik te hebben gemaakt. Doel hiervan was registratie ten behoeve van gecoördineerde hulpverlening gericht op participatie en integratie van de Roma. De gemeente Enschede heeft de mogelijkheden voor het opzetten van een database laten onderzoeken. Hiervan heeft de gemeente uiteindelijk afgezien. Beide gemeenten hebben inmiddels contact gehad met het Cbp en hebben aangegeven de wet te zullen naleven.
De Rechterlijke macht, Openbaar ministerie, Raad voor de kinderbescherming en regionaal politiekorps Gelderland-Midden
De berichtgeving in De Groene Amsterdammer en de begeleidende publicaties op de website van dat weekblad refereren aan in de gemeente Ede gebruikte lijsten met gegevens van Roma op briefpapier met het logo dat tot 2009 bij het ministerie van Justitie in gebruik was. In de berichtgeving wordt gesuggereerd dat het gerechtshof te Arnhem betrokken was bij de verwerking. Dit is voor ons aanleiding geweest deze omstandigheden nader te onderzoeken bij alle instanties die hierbij betrokken zouden kunnen zijn geweest. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 2.
Wij stellen vast dat twaalf jaar na dato, niet meer met volledige zekerheid is vast te stellen welke partijen destijds betrokken zijn geweest bij het overleg over de Roma in Ede en wat ieders rol daarbij precies is geweest. Het valt niet meer te traceren hoe de verwerking van gegevens, die van het openbaar ministerie afkomstig lijken te zijn, zijn beslag heeft gekregen. Wel is duidelijk dat de rechterlijke macht geen betrokkenheid heeft gehad bij de registratie.
Duidelijk is ook dat bij de registratie de lokale vestiging van de Raad voor de kinderbescherming een coördinerende rol heeft gespeeld. Over de goede intenties van de Raad met deze registratie twijfelen wij niet. Dat doet niet af aan de omstandigheid dat duidelijk is geworden dat de Raad – overigens onverminderd de medeverantwoordelijkheid van alle andere betrokken partijen – destijds heeft nagelaten deze registratie te toetsen aan de toentertijd geldende Wet persoonsregistraties en het daarop gebaseerde Besluit gevoelige gegevens.
Als dat zou zijn gebeurd, dan zou naar voren moeten zijn gekomen dat het verwerken van persoonsgegevens op de wijze waarop dat plaatsvond niet in overeenstemming was met deze regels en dat men had moeten zoeken naar andere middelen om te desbetreffende Roma jongeren te bereiken. Wij betreuren dat dit is nagelaten.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat zorgvuldig met zijn persoonsgegevens wordt omgegaan. Dit betekent dat transparant moet zijn welke gegevens geregistreerd worden en wat daarmee gebeurt. Het betekent eveneens dat misbruik moet worden tegengegaan. Het kabinet acht het huidige juridische kader ten aanzien van het registreren van etniciteit toereikend voor zowel de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als voor een effectief overheidsbeleid op terreinen als zorg, hulpverlening, bestrijding van criminaliteit en aanpak van overlast.
Uit de verkenning naar de praktijk van etnische registratie in gemeenten komt geen eenduidig beeld naar voren omtrent de noodzaak voor aanvullende mogelijkheden om etnisch te registreren. Dit geldt, zo stellen wij in reactie op de motie Dezentjé Hamming-Bleuming van 29 juni 2009 (Kamerstukken II, 31 855, nr. 19) en de motie Sterk en Dijsselbloem van 1 juli 2009 (kamerstukken II, 31 855, nr. 39), ook met betrekking tot de verwijsindex risicojongeren.
Wel blijkt dat gemeenten worstelen met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens. Op basis hiervan ligt ondersteuning van gemeenten bij de toepassing van de wet in de rede en niet het aanpassen van het wettelijk kader. De Wbp roept interpretatievraagstukken op maar biedt gemeenten ook ruimte om eigen beleid te voeren. De in de wet opgenomen uitzonderingen op het verbod bijzondere persoonsgegevens te verwerken bieden naar het oordeel van het kabinet gemeenten voldoende ruimte om tot een effectieve uitvoering te komen van hun beleid.
Het kabinet kiest voor een generieke aanpak van integratievraagstukken en hecht er aan dat het generieke rijksbeleid iedereen bereikt en effectief is, ongeacht herkomst, religie of welke grond dan ook. Op basis van (geanonimiseerde) beleidsinformatie kan inzicht worden verkregen of iedere groep inderdaad even goed en even effectief wordt bereikt en of er (binnen de generieke aanpak) aanvullende maatregelen nodig zijn. Voor het verkrijgen van dit inzicht biedt het huidige wettelijk kader voldoende mogelijkheden.
Het kabinet neemt dan ook geen initiatieven om het wettelijk kader van de Wbp te veranderen. De verwerking van gegevens inzake etniciteit blijft dus in beginsel verboden. De eerder geschetste uitzonderingsgronden hierop blijven gehandhaafd.
Uit de verkenning komt naar voren dat gemeentefunctionarissen moeite hebben met de toepassing, reikwijdte en interpretatie van de Wbp. Ze noemen onbekendheid met de huidige regelgeving inzake privacy en gelijke behandeling als struikelblok om effectief beleid te voeren. Men kent de inhoud daarvan slechts gedeeltelijk of vindt het multi-interpretabel. Dit wordt geïllustreerd door de uitspraak van het Cbp over de DOSA aanpak en de publiciteit rondom de Roma aanpak in Ede en Enschede.
Het kabinet onderkent dat de uitvoering van de Wbp met betrekking tot etnische registratie complex is. In de context van de te maken omslag van specifiek naar generiek integratiebeleid zal het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties ondersteuning aan gemeenten faciliteren bij het oplossen van praktijkvragen omtrent etnische registratie. Het kan om vragen gaan die spelen bij een generieke aanpak (bijvoorbeeld werkgelegenheid), om inzicht te krijgen of het beleid elke groep effectief bereikt of dat zich knelpunten voordoen. Het kan ook om vragen gaan die spelen bij een specifieke aanpak (bijvoorbeeld risicojongeren), over wat wel en niet mogelijk is op het terrein van etnische registratie en wat eventuele alternatieven zijn. Qua middelen kan gedacht worden aan een handreiking, vraaggerichte workshops en advisering.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Etniciteit
Etniciteit is een maatschappelijk gangbaar begrip, dat voor velen enerzijds verwijst naar de groep waarmee iemand zich identificeert op basis van factoren als afkomstverwantschap, een gedeelde geschiedenis, taal, godsdienst en/of cultuur. Anderzijds wordt etniciteit in deze betekenis door de omgeving opgelegd, doordat mensen aan te onderscheiden groepen worden toebedeeld. Maar het intrinsiek subjectieve karakter van een in dit soort termen gedefinieerd begrip etniciteit, maakt het ongeschikt voor het voeren van overheidsbeleid, dat gefundeerd is op het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod uit artikel 1 van de Grondwet. Daarom geldt dat etnische registratie in digitale databestanden en/of verwijsindices van overheden en instellingen aan de overheid gelieerd, louter het vastleggen of verwerken van gegevens over iemands geboorteland en het geboorteland van diens ouders omvat.
Juridisch kader
Het juridisch kader voor de registratie van persoonsgegevens over etnische herkomst is vastgelegd in internationale verdragen en andere instrumenten. De belangrijkste zijn: artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, artikel 8 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281), artikel 10 van de Grondwet en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Wbp geeft uitvoering aan artikel 10 van de Grondwet, dat het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer garandeert.
De Rechterlijke macht, Openbaar ministerie, Raad voor de kinderbescherming en regionaal politiekorps Gelderland-Midden
Van de Raad voor de rechtspraak is bericht ontvangen dat de rechterlijke organisatie te Arnhem niet betrokken is geweest bij de verwerking van persoonsgegevens omtrent etniciteit.
Het parket Arnhem verwerkt geen gegevens en heeft deze ook niet verwerkt met betrekking tot de etnische achtergrond van betrokkenen in het algemeen, of het behoren tot de Roma-gemeenschap in het bijzonder. Het College van procureurs-generaal heeft bericht dat het er, gelet op de aard van de gegevens die zijn verwerkt, op lijkt dat het bij de verwerking mede om gegevens is gegaan waarop het parket te Arnhem door de andere partijen is bevraagd. Thans valt echter niet meer goed te traceren hoe dat destijds is gegaan. Uit de gegevens die nog voorhanden zijn, blijkt mogelijke betrokkenheid van het parket te Arnhem bij de bespreking van deze problematiek, maar voor zover thans nog kan worden nagegaan, heeft het parket geen deel uitgemaakt van de werkgroep die in de gemeente Ede de Roma-gemeenschap in kaart heeft gebracht.
De berichtgeving die de gemeente Ede aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft uitgebracht wees op betrokkenheid van de Raad voor de kinderbescherming. Deze betrokkenheid zou de verklaring vormen voor het gebruik van briefpapier met het Justitielogo. De Raad is immers dienstonderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De Raad heeft bericht dat in de jaren 1999 en 2000 sprake is geweest van overleg tussen de Raad en enkele andere partijen. Het doel van dat overleg was afstemming tussen betrokken partijen om een aantal Roma-jongeren die strafbare feiten pleegden en school verzuimden gepaste zorg te kunnen bieden en, vooral, hen naar het onderwijs te leiden. Onder penvoering van de Raad is in de periode 1999–2000 met gebruikmaking van gegevens uit diverse bronnen een verwerking van persoonsgegevens gestart. De Raad acht het mogelijk dat de door De Groene Amsterdammer op de website gepubliceerde lijst met het oude Justitielogo een afdruk van die verwerking is. Doel van die verwerking was volgens de Raad vooral het mogelijk maken van de samenwerking tussen de diverse partijen ten behoeve van hulpverlening en niet het in kaart brengen van de Roma-gemeenschap. De Raad geeft aan dat destijds geen formele toetsing van deze verwerking heeft plaatsgevonden. De Raad heeft bericht de verwerking achteraf te betreuren.
De berichtgeving van korpsbeheerder van het regionaal politiekorps Gelderland-Midden bevestigt de lijn in de berichtgeving van de Raad. De korpsbeheerder bericht dat de politie destijds de nodige gegevens heeft verstrekt, maar geeft ook aan dat er geen sprake is geweest van een etnische registratie van Roma door de politie. Een relevant gegeven is dat de korpsbeheerder bericht dat het overleg over de Roma-jongeren en de specifieke verwerking van persoonsgegevens al in 2000 is beëindigd.
Tot slot is nagegaan of deze verwerkingen op de een of andere wijze nog steeds plaatsvinden. Alle betrokken partijen hebben daarop negatief gereageerd.
Zie bijlage 1. In de Wbp worden persoonsgegevens over etnische herkomst begrepen onder het begrip «bijzondere persoonsgegevens op grond van ras».
Adviescommissie Veiligheid en Persoonlijke levenssfeer, Gewoon doen, Beschermen van veiligheid en persoonlijke levenssfeer, januari 2009
TK, 2009–2010, 31 051, nr. 5, Kabinetsstandpunt ten aanzien van bevindingen commissie Brouwer en de evaluatierapporten van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31268-45.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.