31 268
Jaarnota Integratiebeleid 2007–2011

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE, VAN JUSTITIE, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, EN VAN JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2009

Aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren

Grenzen stellen en Perspectief bieden

1 Inleiding

In verschillende gemeenten1 hebben zich incidenten voorgedaan waarbij Marokkaans-Nederlandse jongens betrokken waren. Zij gedragen zich hinderlijk of respectloos, geven ernstige overlast of maken zich schuldig aan vernielingen, bedreigingen en intimidatie. Het gedrag van deze jongens wekt onbegrip en onvrede op bij burgers en is niet acceptabel. Terecht verwachten burgers dat de overheid daar krachtig tegen optreedt. De problematiek is echter complex en hardnekkig. De jongens hebben problemen en veroorzaken problemen. Daarom is een integrale aanpak nodig van preventie, repressie en nazorg.

Het Kabinet zet zich daarom samen met de gemeenten in om de jongens op het rechte pad te krijgen, de overlast en criminaliteit aan te pakken en zo de veiligheid in de buurten en wijken te vergroten. De aanpak van het probleemgedrag van Marokkaans-Nederlandse jongens moet op lokaal niveau vorm krijgen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor deze aanpak, maar de urgentie van de problematiek vraagt om een stevige ondersteunende en faciliterende rol van het Rijk. Het Kabinet wil daarom een samenwerking aangaan met gemeenten waar relatief veel overlastgevende en criminele Marokkaans-Nederlandse jongens wonen. Rijk en gemeenten gaan zich samen richten op de aanpak.

De Marokkaans-Nederlandse jongens om wie het gaat, doen niet mee in de samenleving. Zij zitten in de negatieve spiraal van schooluitval, overlast, werkloosheid en criminaliteit. Hun ouders schieten tekort in de opvoeding. De jongens zelf hebben geen respect voor gezag. Steeds jonger komen zij op het slechte pad. Het (groeps)gedrag van de jongens bezorgt buurtbewoners veel overlast en maakt de buurt onveilig. De problemen concentreren zich niet alleen in de vier grote steden (G4), maar komen ook voor in andere gemeenten met een (relatief) grote Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. De lokale verschillen in omvang en aard van de problematiek zijn groot.

Marokkaans-Nederlandse jongens zijn uiteraard niet als enigen betrokken bij overlast en criminaliteit, maar omdat zij overmatig betrokken zijn is bijzondere inzet gerechtvaardigd. Voorop staat dat tegen criminaliteit hard moet worden opgetreden. Net zo vanzelf spreekt dat alléén een harde aanpak niet voldoende en niet redelijk is. Het Kabinet wil ook inzetten op het voorkómen van problemen en op het bieden van kansen en vat dit samen onder de noemer «Grenzen stellen en Perspectief bieden». Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn gelijke rechten en plichten en normen en waarden; recht op gelijke behandeling en vrijheid van meningsuiting en tevens de plicht de wet en rechtsstaat te respecteren. Iedereen krijgt de kans om mee te doen in de maatschappij. Je behandelt mensen zoals je zelf ook behandeld wilt worden en respecteert keuzes. Waar nodig zal hulp worden geboden, zodat ook deze Marokkaans-Nederlandse jongens en hun ouders volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Achterstanden op gebied van taal en opvoeding wil het Kabinet wegwerken. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Waar ouders hun verantwoordelijkheid niet of onvoldoende nemen, moeten ze daarop worden aangesproken. Wie hulp krijgt aangeboden, zal zijn kans wel moeten pakken.

Ook verwacht het Kabinet een actieve rol vanuit de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. Vanuit deze gemeenschap komen er steeds meer geluiden om relschoppers stevig aan te pakken. Het overlastgevend en crimineel gedrag van deze jongens leidt tot negatieve beeldvorming over de gehele Marokkaans-Nederlandse gemeenschap en heeft negatieve gevolgen voor de positie van de Marokkaanse Nederlanders. Ook dit effect wil het Kabinet tegengaan.

De problematiek van Marokkaans-Nederlandse jongeren is hardnekkig en heeft daarom de afgelopen jaren stevige aandacht gekregen van Kabinet en gemeenten. Het vorige Kabinet heeft in 2006, naar aanleiding van incidenten met Marokkaans-Nederlandse jongeren, de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van de problematiek.1 In de afgelopen jaren zijn er vooral in het kader van het project Veiligheid begint bij Voorkomen en het Actieplan Overlast en Verloedering diverse maatregelen in gang gezet. Het instrumentarium voor de aanpak van overlast door gemeenten is uitgebreid en het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetvalvandalisme en ernstige overlast ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Ondertussen is het besef gegroeid dat de problematiek van Marokkaans-Nederlandse jongeren, naast een versterking van de generieke maatregelen, vraagt om extra inspanningen die zich specifieker richten op Marokkaanse jongeren en hun ouders. Het probleem is zoals gezegd hardnekkig maar de overheid zal zich actief en intensief inspannen de problemen aan te pakken.

In deze brief wordt eerst geschetst wat er aan de hand is: een probleemanalyse over een aantal thema’s dat steeds terugkeert in gesprekken en onderzoeken (hoofdstuk 2). Daarna volgt een tussenanalyse (hoofdstuk 3), gevolgd door het bestaande beleid dat het Kabinet met het oog op de problemen van de Marokkaans-Nederlandse jongeren wil versterken (hoofdstuk 4). Vervolgens schetst het Kabinet waar het zijn aanvullende maatregelen op zal richten: het plan van aanpak voor de gemeenten die kampen met de problematiek van de Marokkaans-Nederlandse jongens (hoofdstuk 5) gevolgd door een hoofdstuk over de financiën en rapportage. (hoofdstuk 6). De brief wordt afgesloten met een conclusie (hoofdstuk 7). De bijlage bevat het bestaande, bredere beleid dat de aanpak van de problematiek met Marokkaans-Nederlandse jongens en hun ouders ondersteunt.

2 Wat is er aan de hand? De probleemanalyse

Marokkaans-Nederlandse jongens zijn oververtegenwoordigd in de verdachtenpercentages, voortijdig schoolverlaten en werkloosheid (zie bijlage 1). In 2007 was het verdachtenpercentage onder de 12–17 jarige Marokkaans-Nederlandse jongens ruim vijf keer zo hoog als onder hun autochtone leeftijdgenoten. Bij de 18–24 jarigen is deze factor bijna vier; een op de vijf is verdachte van een misdrijf1. Uit onderzoek naar racisme in Nederland blijkt dat Marokkaanse-Nederlanders vaker dan anderen worden aangewezen als slachtoffers én als daders van racisme en discriminatie.2 Dit is mede het gevolg van het negatieve beeld dat door de overlast en criminaliteit van sommige Marokkaans-Nederlandse jongens over de gehele Marokkaans-Nederlandse gemeenschap ontstaat.

Ook als het gaat om voortijdig schoolverlaten scoren Marokkaans-Nederlandse jongens het hoogst van allemaal. Bijna 9% van de Marokkaans-Nederlandse jongens verlaat de school zonder diploma, dat is ruim twee keer zo hoog als onder autochtone jongens.

De werkloosheid onder Marokkaans-Nederlandse jongens bedraagt 26%, dat is bijna drie keer zo hoog als onder autochtone jongens.3 De samenhang tussen criminaliteit, schooluitval en werkloosheid is opvallend. «Niet werken» en «het leven van een uitkering» gaan samen met een grotere oververtegenwoordiging in de verdachtenpercentages dan bij andere groepen. Van de Marokkaans-Nederlandse jongens van 18–24 jaar zonder werk is 27,6% verdachte van een misdrijf. Dit percentage ligt ruim vier keer zo hoog als bij de autochtone werkloze jongens (6,2%).4 Van de voortijdig schoolverlaters van Marokkaans-Nederlandse achtergrond is bijna de helft (46,4%) verdachte van een misdrijf. Bij autochtone schoolverlaters gaat het om ongeveer een op de zes (17,5%).

De focus van deze brief ligt op de problematiek van de Marokkaans-Nederlandse jongens. De meisjes zijn steeds vaker hoog opgeleid en presteren in het algemeen goed op school. Toch doen zich ook bij deze meisjes problemen voor (psychische problemen, huwelijksdwang, gedwongen prostitutie, eergerelateerd geweld, huiselijk geweld en gedwongen achterlating in Marokko door de partner of familie). De preventieve aanpak van eergerelateerd geweld, die deel uitmaakt van het Kabinetsbrede beleidsprogramma, is een van de terreinen waarbij oplossingen worden uitgewerkt voor de problematiek van Marokkaans-Nederlandse meisjes.

Met professionals uit het veld, gemeenten en mensen uit de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap (professionals, jongeren en ouders) heeft het Kabinet gesproken over de oorzaken en achtergronden van deze problemen. Ook is er afgelopen jaren veel onderzoek gedaan. Aan de hand hiervan zijn vier factoren benoemd die van grote invloed zijn op de problematiek met Marokkaans-Nederlandse jongens:

1) De opvoeding faalt

2) De jongens gaan de straat op: straatcultuur ontstaat

3) Effectiviteit justitiële trajecten en inzet bevoegdheden door gemeenten

4) Effectiviteit onderwijs, jeugdzorg en arbeidstoeleiding

2.1 De opvoeding faalt

Veel Marokkaans-Nederlandse ouders voeden hun kinderen op tussen twee culturen. In de Marokkaanse cultuur ligt de nadruk op conformiteit en gehoorzamen, in de Nederlandse cultuur op het bevorderen van zelfstandigheid. Een autoritaire opvoedstijl sluit niet aan bij wat de Nederlandse maatschappij van kinderen en ouders als regel verlangt. Bovendien worden vaders weinig bij de opvoeding betrokken en zijn zij in sommige Marokkaans-Nederlandse gezinnen als opvoeder zelfs geheel afwezig. Ook stijgt het aantal alleenstaande Marokkaans-Nederlandse moeders. Veel van hen zijn niet goed ingeburgerd en verkeren in een maatschappelijk isolement. Ze staan er teveel alleen voor, draaglast en draagkracht zijn niet in evenwicht.

De jongens om wie het in deze brief gaat, groeien veelal op in zogeheten multiprobleemgezinnen. Hun ouders beheersen de Nederlandse taal onvoldoende en hebben geen aansluiting op de voorzieningen in de buurt of op school. Ook is de behuizing vaak te klein, is er sprake van werkloosheid en schulden, weinig toezicht, een gebrekkig pedagogisch klimaat en te weinig structuur in de opvoeding en dagindeling. Veelal zijn er meerdere kinderen in een gezin met wie het niet goed gaat. In veel van de gezinnen met jongens met probleemgedrag is sprake van een gezagscrisis, terwijl juist het stellen van grenzen tussen wat mag en wat niet mag een cruciaal element is in de opvoeding. Er wordt in dit verband gesproken van een pedagogisch vacuüm.1

Het gaat mis tussen wat de maatschappij in de opvoeding van ouders verwacht en wat de ouders verwachten van de maatschappij. Waar ouders hun verantwoordelijkheid onvoldoende (kunnen) invullen, worden de jongens gevoeliger voor de groepsdruk van leeftijdgenoten. Onderzoek wijst er onder meer op dat gebrek aan ouderlijk toezicht stelselmatig in verband staat met criminaliteit. Naast ondersteuning van de ouders als opvoeders, is het nodig dat ouders op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. Ouders zijn de primaire verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen.

Het is in veel Marokkaans-Nederlandse gezinnen onvoldoende vanzelfsprekend dat ouders steun zoeken en hulp toelaten wanneer er zich problemen voordoen en ze niet bij machte zijn om hun kinderen op het rechte pad te houden. Er is een neiging om de problemen te ontkennen, ook omdat men zich hiervoor schaamt. De heersende schaamte- en eercultuur vormt een belemmering die moet worden doorbroken. De gemeenschap kan hierbij een rol vervullen. Ook de omgeving houdt zich vaak te afzijdig. Het oplossen van problemen wordt nu nog veelal gezien als een persoonlijke zaak.

Deze negatieve ontwikkelingen kunnen in een vroegtijdig stadium worden omgebogen. Maar om te communiceren op het consultatiebureau, op school of met hulpverleners over de ontwikkeling van het kind, is beheersing van de Nederlandse taal voor ouders essentieel. Veel Marokkaans-Nederlandse ouders beheersen het Nederlands daartoe nog niet voldoende. Er zijn ouders met een taalachterstand die geen taallessen volgen. Ouders moeten inzien dat het voor de ontwikkeling van hun kind van groot belang is dat zij bij een taalachterstand zo vroeg mogelijk naar de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) gaan en dat zij daar als ouders een verantwoordelijkheid in hebben. Nog niet alle kinderen met een taalachterstand gaan naar de VVE.

2.2 De jongens gaan de straat op: er ontstaat straatcultuur

Het leven tussen twee culturen – kortweg: de Nederlandse en de Marokkaanse – leidt ertoe dat relatief veel Marokkaans-Nederlandse jongens worstelen met hun identiteit. Daarbij hebben jongens nog op een andere wijze met meerdere culturen tegelijkertijd te maken: de thuiscultuur, de schoolcultuur en de cultuur van de groep jongens met wie ze omgaan (de peergroup).1 Deze culturen sluiten niet goed bij elkaar aan. De meeste Marokkaans-Nederlandse jongeren weten hiermee goed om te gaan en vinden hun weg in de Nederlandse samenleving. Toch wordt bij relatief veel Marokkaans-Nederlandse probleemjongens de cultuur van de peergroep gevormd door de straatcultuur met vaak een negatieve ontwikkeling van dien. De verschillende contexten waarin de jongens leven – thuiscultuur, schoolcultuur en straatcultuur – brengen sterk verschillende normen- en waardenpatronen met zich mee. Ook is sprake van een «integratieparadox». Naarmate jongeren meer gericht zijn op de samenleving en meer willen integreren, zijn ze gevoeliger voor cultuurconflicten en verschijnselen van buitensluiting en hebben ze des te meer het gevoel nergens bij te horen. Een deel van de jongeren ontleent op straat gezag aan vormen van onaangepast gedrag2. Mede door de negatieve beeldvorming in de samenleving identificeren deze jongeren zich sterk met elkaar en zijn ze geneigd zich af te reageren op hun omgeving.3 Dat leidt tot conflicten, niet alleen op straat, maar ook op school. Ze houden weinig rekening met anderen en dit wordt onvoldoende gecorrigeerd. Dit ontaardt in een deel van de gevallen tot confronterend gedrag en een vijandige houding.

Professionals geven aan dat kinderen in sommige gezinnen een negatieve houding ten aanzien van bijvoorbeeld docenten en politieagenten «meekrijgen». Deze kinderen tonen geen respect richting bijvoorbeeld politieagenten, straatcoaches, ambulancepersoneel en buschauffeurs. Dit uit zich in agressief en intimiderend gedrag. Dit gedrag wordt thuis onvoldoende gecorrigeerd. Dat geldt ook voor intolerant gedrag bijvoorbeeld tegenover vrouwen en homo’s. Deze kinderen krijgen van hun ouders te weinig mee over voor de samenleving en voor hun toekomst relevante normen en waarden.

Het gedrag van deze jongens kan mede worden verklaard uit de kenmerken van de straatcultuur, zoals die zich in bepaalde wijken heeft ontwikkeld. Vooral jongens brengen veel tijd buitenshuis door zonder ouderlijk toezicht en met beperkte sociale controle. Ze hangen in groepen op straat en halen rottigheid uit. Het begint vaak klein, maar naarmate ze ouder worden, neemt de ernst van hun gedragingen toe. Het veroorzaken van overlastgevend gedrag en het overtreden van de wet, leveren aanzien op binnen de groep. Het is van belang inzicht te hebben in jongerengroepen (bijvoorbeeld in hinderlijke, overlastgevende en criminele groepen) zodat het beleid daarop wordt afgestemd en meeloopgedrag zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Gemeenten signaleren bovendien dat een groep oudere jongens bovenmatig betrokken is bij softdrugsgebruik of -handel en dat zij zich relatief vaak schuldig maken aan inbraak en berovingen. Het gaat om jongens die met name in de periode voor hun volwassenheid normoverschrijdend gedrag laten zien. Een wezenlijk kenmerk van dergelijke jeugdcriminaliteit is dat het veelal groepsgebonden criminaliteit is.4 Dat wil zeggen dat het normoverschrijdend gedrag verbonden is met groepsprocessen en niet slechts voortkomt uit persoonlijke kenmerken of gezinseigenschappen.

Steeds vaker komen er ook signalen uit de onderwijswereld dat docenten zich geen raad weten met het overlastgevende gedrag van Marokkaans-Nederlandse probleemjongens op scholen. Het overlastgevend gedrag bestaat veelal uit respectloos en brutaal gedrag naar docenten, pesten van medescholieren, vandalisme, voortdurende verstoring van de orde in de klas en machogedrag jegens vrouwelijke docenten en medescholieren. De straatcultuur dringt dus als het ware de school binnen.1

2.3 Effectiviteit justitiële trajecten en inzet bevoegdheden door gemeenten

Behalve dat de overlast zelf moet worden aangepakt, moet ook worden voorkomen dat overlastgevende jongeren afglijden naar crimineel gedrag. Hiervoor is het cruciaal om de harde kern van deze groepen zichtbaar en effectief aan te pakken en deze te onderscheiden van hun meelopers. Deze harde kern jongeren zijn niet geneigd rekening te houden met de gevolgen van hun gedrag op langere termijn voor henzelf en met de gevolgen van hun gedrag voor anderen.

Er is sprake van impulsief gedrag en sterke beïnvloeding van leeftijdgenoten in de groepen waarin zij zich ophouden. Deze jongens zijn hierdoor moeilijk beïnvloedbaar. De recidive onder de Marokkaans-Nederlandse daders ligt zeer hoog, voor jongens tussen de 12 en 18 zelfs boven de 80%. Sancties zetten de daders niet voldoende op een ander spoor. Als daders doorkrijgen dat ze relatief makkelijk wegkomen met (nieuwe) overtredingen of delicten, verlaagt dit de drempel naar een «criminele carrière».

Gemeenten, OM en politie vragen specifieke aandacht voor de groeiende groep overlastgevende kinderen in de leeftijd van 6–12 jaar. Vroegsignalering en tijdige interventies zijn cruciaal voor deze groep. Dossiers van jongens die voor het eerst voor de rechter verschijnen, bevatten vaak weinig informatie over zaken als de gezinssituatie en aanwezigheid, houding en prestaties op school en het eventuele jeugdhulpverleningstraject. De rechter ziet deze jongens zonder voldoende inzicht te hebben in de achtergrond van de jongen. Gemeenten geven ook ten aanzien van de nazorg aan, dat het opstellen van een persoonsgerichte aanpak en de onderlinge samenwerking en afstemming van justitie, hulpverlening, reclassering en gemeenten kunnen worden verbeterd.

Sommige gemeenten geven aan dat er op dit moment nog onvoldoende mogelijkheden zijn om de brede problematiek aan te pakken. Ook ontbreekt het gemeenten soms aan kennis van bevoegdheden om in te grijpen en is er niet altijd sprake van een integrale aanpak en voldoende coördinatie binnen de gemeenten. Een knelpunt dat door veel gemeenten wordt gesignaleerd, ligt in de aanpak van overlastgevend gedrag dat weliswaar bijzonder hinderlijk is, maar niet met het strafrecht of gedwongen maatregelen is aan te pakken.

2.4 Effectiviteit onderwijs, jeugdzorg en arbeidstoeleiding

Een groot deel van de Marokkaans-Nederlandse kinderen begint als gezegd met een achterstand aan school. Soms komen deze kinderen pas in hun vierde levensjaar voor het eerst in aanraking met de Nederlandse taal en hebben de ouders dus geen gebruik gemaakt van de educatieve programma’s die worden aangeboden in de voorschoolse periode. Veel Marokkaans-Nederlandse jongens halen deze achterstand nooit meer in. Zij lopen het hoogste risico om uit te vallen van school zonder startkwalificatie. Zonder startkwalificatie is de positie van deze jongeren op de arbeidsmarkt ongunstig. Dit komt doordat zij vaker dan andere groepen niet beschikken over de juiste vaardigheden, arbeidsethos en discipline, maar ook doordat Marokkaans-Nederlandse jongeren een negatief imago hebben door overlastgevend en crimineel gedrag. Het is daardoor voor veel Marokkaans-Nederlandse jongeren lastig een baan of stageplek te vinden die weer vereist is om een opleiding af te ronden. Veel jongeren raken hierdoor gedemotiveerd.

Nog steeds vinden te weinig Marokkaans-Nederlandse kinderen en hun ouders hun weg naar instellingen zoals jeugdzorg. In de lichte (vrijwillige) vormen van de jeugdzorg zijn ze ondervertegenwoordigd en in de zwaardere vormen zijn ze oververtegenwoordigd.1 Bij de behandelingen wordt vaak onvoldoende rekening gehouden met achterliggende problemen en de culturele achtergrond van deze gezinnen, terwijl dit juist een belangrijke rol kan spelen in de effectiviteit van de behandeling.

Daarnaast is doorgaans sprake van een behandeling die zich richt op één kind uit het gezin, terwijl vanwege de multiproblemen in het gezin een integrale gezinsaanpak en het aanbrengen van structuur in het gezin noodzakelijk is. Volgens gemeenten zijn er momenteel onvoldoende mogelijkheden om ouders die vrijwillige hulp niet aanvaarden door middel van drang en dwang in de hulpverlening te krijgen.

Verder schiet de coördinatie van de zorg in het gezin vaak tekort. Het is onduidelijk welke instanties waarvoor verantwoordelijk zijn en het aantal instanties dat in een gezin actief is, blijkt soms heel groot zonder dat hulpverleners daarvan onderling op de hoogte zijn. Dit is een algemeen, in de jeugdzorg reeds onderkend probleem dat hier gezien de multiproblematiek en taalbarrière versterkend werkt. Ook is er voor deze complexe problematiek in gezinnen vaak onvoldoende tijd beschikbaar. De zorg die deze gezinnen nodig hebben, heeft een intensief karakter, kortstondige klantcontacten voldoen niet.

Ook psychische en gedragsproblemen komen relatief veel voor onder Marokkaanse-Nederlanders. Zo blijkt uit een onlangs gepubliceerd onderzoek dat de tweede generatie Marokkaans-Nederlandse jongens bijna zeven keer zoveel kans heeft op het ontwikkelen van schizofrenie als autochtone Nederlanders.2 Ook blijken de psychotische symptomen ernstiger in vergelijking met andere etnische groepen. Daarnaast is een relatief grote groep Marokkaans-Nederlandse kinderen vertegenwoordigd in het speciaal onderwijs. Binnen de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap rust een taboe op erkenning en behandeling van deze problematiek en worden verklaringen voor afwijkend gedrag veelal gezocht buiten de mensen zelf. Hulp komt mede hierdoor te weinig terecht bij diegenen die het nodig hebben.

3 Wat doet het Kabinet?

Tegen de achtergrond van deze analyse wil het Kabinet vooropstellen dat het Kabinet het beeld dat daaruit spreekt, dat groepen Marokkaans-Nederlandse jongeren grote overlast veroorzaken en zich gedragen in strijd met normen en waarden die hier te lande gelden, onaanvaardbaar acht. Dat uitgangspunt dient ook ten grondslag te liggen aan alle maatregelen, projecten en initiatieven die met betrekking tot de problematiek worden genomen. Tegelijk concludeert het Kabinet dat er op grond van deze analyse een flinke inspanning nodig is om de problemen van de Marokkaans-Nederlandse jongens effectief aan te pakken, de overlast te bestrijden en de criminaliteit terug te dringen. De aanpak moet vooral op lokaal niveau vorm krijgen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor deze aanpak, maar de urgentie van de problematiek vraagt om een stevige ondersteuning door het Kabinet en betrokkenheid vanuit de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap bij de lokale aanpak. Het Kabinet wil dat doen met een aanpak die streng is voor de harde kern van groepen overlastgevende en criminele jongens en onwillige gezinnen zodat de situatie in de wijken verbetert en het veiliger wordt voor burgers in hun buurt of wijk. De aanpak moet echter tegelijkertijd perspectief bieden aan de jonge generatie Marokkaans-Nederlandse kinderen die nu leeft in gezinnen waar ouders onmachtig zijn hen goed op te voeden. Deze jongens moeten een positieve toekomst tegemoet kunnen gaan, waarbij ze niet starten met een taalachterstand, een warm thuis hebben en gestimuleerd worden hun school af te maken zodat ze een bijdrage kunnen gaan leveren aan de samenleving. Ouders zijn hiertoe als eerste aan zet en moeten op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken als daartoe aanleiding is.«Meelopen» met oudere broers of buurtgenoten die het slechte voorbeeld geven moet worden voorkomen.

Er zijn veel maatregelen genomen de afgelopen tijd. Het Kabinet heeft er oog voor dat de reeds getroffen maatregelen consequent moeten worden uitgevoerd en dat wettelijke mogelijkheden niet ongebruikt blijven. De aanpak van de problemen die de Marokkaans-Nederlandse jongeren hebben en veroorzaken, zal een zaak van lange adem zijn. Daarnaast wil het Kabinet ook niet de fout maken beleid op beleid te stapelen. Daarom moeten we zorgen dat bestaande maatregelen samenkomen in een integrale aanpak.

Het Kabinet wil dit enerzijds bereiken door een versterking van bestaande maatregelen en anderzijds door een aanvullend pakket maatregelen uit beschikbare middelen. Deze aanpak richt zich enerzijds op het terugdringen van overlast en criminaliteit zodat de leefbaarheid van de wijk verbetert en de veiligheid op straat groter wordt. Anderzijds op opvoeding, taal, en effectiviteit van de aanpak, waardoor de jongeren een beter toekomstperspectief krijgen. Het gaat zowel om preventieve als repressieve maatregelen gericht op bieden van perspectief én het stellen van grenzen. Er wordt aangesloten bij beleidstrajecten die reeds in gang zijn gezet zoals het project «Veiligheid begint bij Voorkomen», de programma’s «Diversiteit in het Jeugdbeleid» en «Aanval op de Uitval» en de «Wijkaanpak». Taal en opvoeding zijn cruciale onderwerpen in de aanpak. Deze aanpak wordt vormgegeven samen met die gemeenten waar de problematiek met name speelt, met als doel de problemen terug te dringen via een structurele en consequente aanpak.

4 Bestaand beleid en versterking daarvan

De afgelopen jaren is al veel ingang gezet om het perspectief van Marokkaans-Nederlandse jongeren en de aanpak van de overlast te verbeteren. In deze paragraaf worden de belangrijkste bestaande en reeds in voorbereiding zijnde maatregelen samengevat. Deze maatregelen zijn gegroepeerd rondom de in de probleemanalyse beschreven thema’s. Het merendeel van deze maatregelen is generiek van aard, dat wil zeggen dat ze zijn gericht op alle jongeren. Maar omdat de problematiek bij Marokkaans-Nederlandse jongeren relatief groot is, zal het effect van deze maatregelen voor deze groep ook relatief groot zijn.

De komende periode ligt de nadruk op de uitvoering van deze maatregelen. Daarbij is het ook nodig dat er op lokaal niveau meer samenhang komt tussen de maatregelen om tot een integrale aanpak en effectieve uitvoering te komen. Samenwerking en afstemming tussen de betrokken organisaties op lokaal niveau is van cruciaal belang. Een toelichtend overzicht van de maatregelen is opgenomen in bijlage 2.

Taal en Opvoeding

Grenzen stellen en Perspectief bieden begint binnen het gezin. Taalbeheersing is van groot belang voor kinderen en ouders. Via inburgering en Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE) worden taalachterstanden van ouders en kinderen teruggedrongen. Met gemeenten zijn afspraken gemaakt over het bereik van de VVE (moet naar 100% onder de doelgroepkinderen). Het Kabinet komt begin 2009 met een brief waarin maatregelen worden aangekondigd om het aantal inburgeraars te vergroten en de kwaliteit van de Inburgering te verbeteren.

Ouders kunnen met hun opvoedingsvragen terecht in de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). Er gaat veel aandacht uit naar opvoedondersteuning omdat dit bijdraagt aan het voorkomen van probleemgedrag op latere leeftijd. Veelal is een gezinsgerichte aanpak van belang omdat meerdere kinderen in het gezin risico’s lopen. Ook lopen er pilots in drie CJG’s waarin wordt onderzocht hoe specifieke migrantengroepen beter bereikt kunnen worden. Het Kabinet wil dat ouders steviger worden aangesproken op het gedrag van hun kinderen. Als ouders hun verantwoordelijkheid niet nemen, is het van belang dat er waar mogelijk drang en dwang wordt toegepast. Er wordt onder meer gekeken of er financiële sancties mogelijk zijn indien ouders zich onttrekken aan de hulpverlening.1 De mogelijkheden voor gezagdragers om te kunnen handelen indien kinderen zich in de openbare ruimte risicovol gedragen, wordt vergroot in combinatie met hulp aan gezinnen, indien nodig verplicht in het kader van de jeugdbescherming via ondertoezichtstelling. Het Kabinet heeft in december 2008 aangegeven de mogelijkheden voor verplichte opvoedondersteuning te gaan verruimen, waarbij de burgemeester de bevoegdheid krijgt kinderen via de Raad voor de Kinderbescherming aan te dragen bij de kinderrechter. Onder regie van gemeenten moeten betrokken instanties samenwerkingsafspraken maken over hulpverlening aan probleemgezinnen. Mochten de instanties geen overeenstemming bereiken over de coördinatie van de zorg, terwijl er dringend zorg nodig is, dan heeft de burgemeester de bevoegdheid een instelling aan te wijzen die er voor verantwoordelijk is dat een gezin goede ondersteuning krijgt (doorzettingsmacht).

Straatcultuur

De negatieve effecten van de straat- en groepscultuur bij Marokkaans-Nederlandse jongens vergen een consequente aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag. Er moeten duidelijke grenzen worden gesteld tussen wat mag en wat niet mag. Onder verantwoordelijkheid van de minister van BZK zullen in een aantal gemeenten vervolgpilots plaatsvinden met de «FFKappe»-aanpak, waarin met jongeren die overlast veroorzaken een contract wordt gesloten over hun gedrag. Wanneer dit niet leidt tot afname van de overlast, of de jongere het contract niet wenst aan te gaan en er sprake blijft van overlastgevend gedrag, kan de jongere een bevel van de burgemeester krijgen. Overtreding van dit bevel leidt tot strafrechtelijke vervolging.

Veel van deze jongens zijn niet direct gemotiveerd een andere weg in te slaan of om hulp te krijgen. Omdat jongeren vaak uit verveling overlast veroorzaken, is het, naast een strenge aanpak bij niet te tolereren gedrag, van minstens zo groot belang hen op een positieve manier uit te dagen en te laten ontdekken waar ze goed in zijn, bijvoorbeeld door hen sport-, dans- en muziekfaciliteiten te bieden. Het is daarnaast noodzakelijk dat de jongens worden uitgedaagd en prikkels krijgen om uit de negatieve «cultuur» te stappen. Deze jongens moeten zich bewust worden van de keuzes die ze maken en de gevolgen daarvan. Jongeren moeten leren te participeren in de samenleving, actief deelnemen waar mogelijk en nodig, verantwoordelijkheid nemen zodat ze als volwaardig burger een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Die drempel is nu vaak te hoog. Deelname aan activiteiten in groepsverband werkt socialiserend en disciplinerend. In Utrecht zijn goede ervaringen opgedaan met een project dat zich richt op «peerpreventie» waarbij jongeren die op het verkeerde pad zaten nu, onder begeleiding van professionals, worden ingezet als mentor voor risicojongeren.

Zonder schooldiploma is het toekomstperspectief van jongeren heel anders dan met een startkwalificatie. Voor een deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren is het behalen van een startkwalificatie nu nog een brug te ver. Voor hen is het belangrijk dat ze een programma volgen dat zich richt op discipline, vaardigheden en dagbesteding, bijvoorbeeld in een van de Campussen. Er lopen nu 9 pilot-Campussen waaronder een pilot in Tilburg die zich specifiek richt op Marokkaans-Nederlandse jongeren. Trainingen (beroepsoriëntatie, empowerment en identiteitsontwikkeling) dragen bij aan het weerbaar maken en moeten zorgen voor een mentaliteitsverandering bij deze jongens en het geven van een beter toekomstperspectief, zodat ze beter met tegenslagen om kunnen gaan, hun gevoelens beter onder controle kunnen houden en minder snel in de slachtofferrol vallen.

Inzet bevoegdheden gemeenten en effectiviteit justitiële trajecten: Veiligheid, overlast en criminaliteit

Het beschikbare instrumentarium om de openbare orde te handhaven en overlast tegen te gaan, is de laatste jaren zoals eerder aangegeven, uitgebreid. Het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast ligt momenteel ter behandeling bij de Tweede Kamer. Voor het terugdringen van overlast en criminaliteit is strikte handhaving cruciaal. Het spreekt vanzelf dat voldoende politiecapaciteit noodzakelijk is om de problematiek adequaat aan te pakken. De verantwoordelijkheid over de politie-inzet ligt hoofdzakelijk bij de lokale driehoek. Zoals bekend onderneemt het rijk verhoogde inspanning om de recherchecapaciteit te vergroten. Tevens worden deze Kabinetsperiode 500 extra wijkagenten aangesteld. Met de Korpsbeheerders en het Openbaar Ministerie zal over de effectiviteit van de politieen justitie inzet en de prioriteitsstelling van de gezagdriehoeken ten aan zien van de problematiek in de betrokken buurten worden gesproken.

Bij brief van 12 september 20081 is Uw Kamer geïnformeerd over het bestaande instrumentarium ten behoeve van de aanpak 12-minners met (ernstig) probleemgedrag alsmede de extra maatregelen die het Kabinet wil nemen.

Er komt een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen waar gemeenten, jeugden zorginstellingen, (jeugd) reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming, politie en officieren van justitie samenwerken in de aanpak van criminaliteit en overlast. De persoonsgerichte aanpak krijgt vorm in het casusoverleg tussen deze partijen. Preventie, repressie en nazorg worden op elkaar afgestemd. Om de problemen van de jeugdige criminelen bij de kern aan te pakken wordt systematisch in beeld gebracht wat de criminogene en beschermende factoren zijn. Hierdoor kunnen gerichter effectieve gedragsinterventies (combinaties van straf en zorg) worden ingezet. De Erkenningscommissie Gedragsinterventies van Justitie toetst interventies op hun effectiviteit en heeft inmiddels dertien verschillende gedragsinterventies als effectief erkend. Het streven is op termijn alleen nog bewezen effectieve gedragsinterventies in te zetten.

Justitie zet zich in, onder meer door inzet van (super)snelrecht, om doorlooptijden zo kort mogelijk te houden zodat de kans op herhaling kleiner is. In het kader van het programma Veiligheid begint bij Voorkomen wordt de nazorg na detentie verbeterd zodat recidive wordt teruggedrongen. Om de vereiste daling van de recidive te realiseren zet het Kabinet in op een persoonsgerichte aanpak, waarbij de dader, het delict en het risico dat de dader vormt voor de samenleving, belangrijke indicatoren zijn. Bij brief van 29 augustus 20081 is Uw Kamer daarover geïnformeerd. Het wetsvoorstel Versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces dat in behandeling is bij de Eerste Kamer, geeft meer mogelijkheden om schade bij de daders te verhalen. De rechter kan een schadevergoedingsregeling toewijzen. Bij verdachten beneden de 14 jaar kan de schade bij de ouders worden verhaald.

Per 1 april 2009 is er een sluitend nazorgstelsel voor alle ex-gedetineerde Marokkaans-Nederlandse jongeren die een JJI verlaten. De straf wordt gekoppeld aan positieve interventies gericht op gedragsverandering zodat onderliggende oorzaken van het antisociale of criminele gedrag worden aangepakt. Na beëindiging van de justitiële titel zorgt justitie voor een «warme» overdracht aan gemeenten, dat wil zeggen dat de gemeente op de hoogte wordt gesteld welke ontwikkeling de jongen heeft doorgemaakt tijdens zijn detentie.

De bewindslieden van Justitie streven in hun beleid ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit een ruimere en meer op de persoon afgestemde toepassing na van voorwaarden in het kader van vervolgingsbeslissingen, bestraffing en voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarbij zal scherper worden gelet op het belang van op culturele factoren en gezinssituatie afgestemde inhoud van die voorwaarden. Een groepsgerichte aanpak is in veel gevallen een effectieve strategie om overlast en criminaliteit tegen te gaan. Raddraaiers moeten worden geïsoleerd van de meelopers. Het in kaart brengen van hinderlijke, overlastgevende en criminele groepen volgens de shortlistmethodiek (Beke/Ferwerda) sluit hierbij aan. Het ministerie van BZK heeft de politiekorpsen middelen beschikbaar gesteld zodat eind 2009 een landelijk beeld van jeugdgroepen beschikbaar komt. Iedere probleemjongere (zowel de risicogroep als de harde kern) moet individueel in beeld zijn bij de gemeente en goed gevolgd worden. Alleen dan kan de problematiek goed worden aangepakt. Deze jongeren moeten een op maat gesneden traject krijgen. Wanneer jeugdgroepen in kaart zijn gebracht kan bij ernstige overlast een gebiedsgerichte aanpak worden ingezet. De minister van Justitie heeft ten slotte begin 2009 aangekondigd een wijkverbod mogelijk te willen maken bij de aanpak van overlast in de wijken, onder meer door probleemjongeren. Om die reden wordt de mogelijkheid onderzocht om de rechter de bevoegdheid te geven om een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een wijkverbod, op te leggen als zelfstandige maatregel. Op deze manier kan de rechter rechtstreeks kiezen voor de in het concrete geval meest gewenste reactie. Deze maatregel kan worden opgelegd in plaats van of naast een geldstraf of vrijheidsstraf. Momenteel kent het strafrecht de vrijheidsbeperkende maatregel alleen in de vorm van een voorwaarde bij het opleggen van een voorwaardelijke straf of als voorwaarde bij de schorsing van een voorlopige hechtenis. Wanneer er een mogelijkheid bestaat tot snelrecht (moet specifiek worden afgekondigd) kunnen overlastplegers, zo snel als mogelijk is, na aanhouding worden berecht en na bestraffing deze straf aansluitend ondergaan.

Effectiviteit onderwijs, jeugdzorg en arbeidstoeleiding

Het Kabinet zet naast deze repressieve maatregelen in op preventieve maatregelen om te voorkomen dat jongeren vroegtijdig uitvallen en op het verkeerde pad terechtkomen. Dit gebeurt onder meer door het programma Aanval op de Uitval om onderwijsachterstanden en voortijdig schoolverlaten terug te dringen en door het Wetsvoorstel Investeren in Jongeren (onlangs naar de TK verzonden) dat regelt dat jongeren tussen de 18 en 27 jaar die zich melden voor een uitkering een aanbod voor onderwijs of arbeid krijgen. Het is van belang dat gemeenten samen met bedrijven en instellingen werk maken van het regelen van stageplekken voor jongeren. Hiermee zijn o.a. in Zoetermeer en Rotterdam goede ervaringen opgedaan. Via het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid1 gaat extra aandacht uit naar de ondervertegenwoordiging van migrantengezinnen in de vrijwillige hulpverlening en de oververtegenwoordiging in de niet-vrijwillige (zwaardere) zorg. Het vergroten van het bereik van migrantenkinderen en ouders en de effectiviteit van interventies in de (jeugd)zorg staat in die aanpak centraal. Alleen met een sluitende aanpak waarbij hulpverleners voldoende samenwerken, kan de multiproblematiek die in relatief veel Marokkaans-Nederlandse gezinnen aanwezig is, goed worden aangepakt.

Overige thema’s

Het is noodzakelijk dat personen uit de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap ook zelf overlastgevende jongens en hun ouders aanspreken op hun gedrag. Vanuit de gemeenschap komen steeds meer en meer initiatieven op en wordt het intimiderende gedrag in toenemende mate afgewezen. Het Kabinet vindt het belangrijk dat er in de beleidsontwikkeling en uitvoering meer en beter wordt samengewerkt met de lokale Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. Het is belangrijk dat de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap verantwoordelijkheid neemt in de aanpak van de problemen. Dit is van belang voor het creëren van draagvlak en het slagen van de lokale aanpak omdat er gebruik kan worden gemaakt van kennis, ervaring en het netwerk binnen de gemeenschap. Een aantal gemeenten heeft dit al opgepakt en ook steeds meer Marokkaanse Nederlanders mengen zich in het debat of zijn actief als professional in de aanpak. Het Rijk zal gemeenten en de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap ondersteunen bij het vormgeven van een nauwere samenwerking, onder meer door te faciliteren in het opzetten van netwerken. Ten slotte zal het Rijk hierover met de organisaties van Marokkaanse-Nederlanders in overleg treden.

Marokkaans-Nederlandse jongens hebben relatief vaak een intolerante houding ten opzichte van bijvoorbeeld vrouwen en homo’s. Dit gedrag is niet te tolereren en tast de samenleving aan. Het is van belang dat deze jongens belangrijke normen en waarden worden bijgebracht, vooral door strikte handhaving van het wettelijk verbod op discriminatie.

Te vaak laten Marokkaans-Nederlandse jongeren zich belemmeren door tegenslagen. Ze moeten leren weerbaar te zijn en te knokken voor een goede toekomst, trots zijn op hun talenten en laten zien wat ze in huis hebben. Er zal een programma worden opgezet door het Rijk om dit thema op lokaal niveau aandacht te geven.

5 Plan van Aanpak voor de samenwerking met gemeenten

1. Ondersteuning lokale aanpak, onder meer met praktijk- en implementatieteams

2. Inzet gezinsmanagers in multiprobleemgezinnen

3. Inzet straatcoaches

5.1. Ondersteuning lokale aanpak, onder meer met praktijk- en implementatieteams, kennis, onderzoek

Het Kabinet heeft de afgelopen tijd dus veel in gang gezet om overlast effectiever te kunnen aanpakken. Diverse maatregelen zijn in ontwikkeling in het kader van het Actieplan overlast en verloedering. Sommige gemeenten geven echter aan dat de nationale wet- en regelgeving en de rijksbrede faciliteiten voor de aanpak van deze problematiek onvoldoende bekend zijn. Het is van belang dat bestaande en nieuwe maatregelen in de lokale aanpak van Marokkaans-Nederlandse probleemjongens optimaal worden benut.

Het Kabinet wil door het inzetten van zogeheten praktijk- en implementatieteams gemeenten ondersteunen bij het vormgeven én uitvoeren van de aanpak van de overlast en hun veiligheidsbeleid. Deze teams worden mede ingezet ten behoeve van gemeenten die veel problemen hebben met Marokkaans-Nederlandse jongeren. Ze bestaan uit lokale experts, aangevuld met experts van het Rijk. De samenstelling van het team gebeurt in overleg met de gemeenten en is lokaal maatwerk. Er worden twee soorten teams ingezet: praktijkteams die worden ingezet bij acute problemen en implementatieteams die zich richten op een structurele versterking van de lokale aanpak. Samen met de gemeente wordt een oplossing gezocht voor het probleem waar de gemeente in een bepaalde buurt of wijk mee kampt. Hierbij zal ook een koppeling worden gemaakt met bestaande teams zoals het interactieteam jeugd en veiligheid van FORUM en de expertgroep diversiteit van het landelijke Expertisecentrum Diversiteit van de politie.

Een gedegen lokale aanpak zet via concrete samenhangende maatregelen (bijvoorbeeld in de vorm van een integraal plan van aanpak) onder meer in op de verschillende leefwerelden van jongeren, veiligheid en overlast, de samenwerking tussen instanties en organisaties en de coördinatie vanuit de gemeente. Praktische ondersteuning om de lokale aanpak te versterken staat centraal. Gemeenten worden actief vanuit het Rijk ondersteund door de inzet van de praktijk- en implementatieteams, kennis en instrumentarium.

Gemeenten moeten zelf prioriteiten benoemen in de aanpak van hun problemen, maar er zal ook via prestatieafspraken vanuit de middelen voor Leefbaarheid en Veiligheid worden aangegeven welke prioriteiten het Rijk ziet binnen een integrale aanpak. Het Rijk pakt onderwerpen op die een bovenregionaal karakter hebben en waarbij de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap een belangrijke rol kan spelen. Het gaat dan onder meer om het opzetten van netwerken van sleutelfiguren en het organiseren van bijeenkomsten, onderzoek naar effectieve interventies, het tegengaan van discriminatie en een platform voor kennisuitwisseling.

Het Rijk stelt kennis over een effectieve aanpak van Marokkaans-Nederlandse probleemjongens beschikbaar aan gemeenten. Het gaat onder meer om het Kennisfundament ten behoeve van de aanpak van criminele Marokkaans-Nederlandse jongeren (WODC)1 en om het verzamelen en verspreiden van best practices. Het Rijk zal tevens zorgen dat gemeenten beschikking hebben over relevante statistische gegevens. Indien nodig zal het Rijk onderzoek initiëren en de lokale aanpak ondersteunen met experimenten.

Het is van belang dat er op lokaal niveau een ambtenaar wordt aangewezen die optreedt als coördinator of projectleider en die als spin in het web fungeert. Om de lokale aanpak te ondersteunen en korte lijnen tussen Rijk en gemeenten te realiseren, wordt er een ambtelijk overleg opgezet met ambtenaren vanuit gemeenten, rijk en provincie, die veel kennis hebben van deze specifieke problematiek. Dit overleg zal regelmatig worden gevoerd om problemen, analyses, en goede voorbeelden uit te wisselen. Het gaat om een samenwerkingsverband met korte lijnen waarlangs praktische zaken zoals kennis over een effectieve aanpak van de problematiek worden ontwikkeld en gedeeld. Ook zullen regelmatig mensen uit de praktijk en wetenschappers worden betrokken. Begin 2009 gaat het rijk met gemeenten met problemen met Marokkaans-Nederlandse jongeren in overleg. Wensen en behoeften van gemeenten zullen in het verdere traject centraal staan. Er zal voorjaar 2009 een uitvoeringsprogramma worden opgezet waarin al deze aspecten worden meegenomen.

Nieuwe maatregelen:

• Actieve ondersteuning van gemeenten bij het toepassen van instrumenten en bevoegdheden tegen overlast en het opzetten van een lokale aanpak

• Inzet kennisfundament

• Organiseren samenwerking gemeenten en rijk tussen ambtelijke experts en zo nodig overleg op bestuurlijk niveau

Naast het ondersteunen van een lokale aanpak ligt het zwaartepunt bij de problemen met (groepen) jongeren op straat en in de gezinnen. Het Kabinet signaleert op deze twee terreinen de grootste problemen en wil hier zwaar op inzetten zodat de problemen op lokaal niveau goed kunnen worden aangepakt en daadwerkelijk kunnen worden teruggedrongen.

5.2 Inzet gezinsmanagers in multiprobleemgezinnen

Preventie en vroegtijdig ingrijpen zijn nodig om problemen later te voorkomen. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. In het Jeugd- en Gezinsbeleid staat versterking van de eigen kracht en laagdrempelige opvoedondersteuning voor gezinnen die dat nodig hebben voorop. «Vrijblijvendheid voorbij» is uitgangspunt van het Kabinetsbeleid. Jongeren die problemen veroorzaken én hun ouders moeten worden aangesproken, als het kan vrijwillig, als het moet met drang en dwang. Gemeenten krijgen de regie in de jeugdketen in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel Centra voor Jeugd en Gezin. Gemeenten zorgen voor sluitende afspraken tussen alle instanties die hulp of zorg aan gezinnen bieden. Het is van belang dat gemeenten in dat kader ook afspraken maken over intensieve hulp aan Marokkaans-Nederlandse probleemgezinnen. Eén professional zal Marokkaans-Nederlandse risicogezinnen intensieve begeleiding geven om (weer) structuur te brengen in het gezin. Het gaat bijvoorbeeld om het inschakelen van de juiste zorg, zorg voor goede maaltijden, zorg voor structuur gedurende de dag etc. Intensieve begeleiding betekent dat een dergelijke gezinsmanager per week een aantal dagen beschikbaar is voor een gezin. De caseload van een gezinsmanager moet niet hoger zijn dan 4 à 5 gezinnen. Deze professional is het aanspreekpunt voor het gezin en kan andere hulpverleners inschakelen indien nodig. Ook de coördinatie van hulp in het gezin kan zo worden verbeterd. Het is van groot belang dat ouders hulp aanvaarden als daar aanleiding toe is. Doen ze dit niet, dan dient er in het belang van het kind actie te worden ondernomen. Deze intensieve inzet van gezinsmanagers brengt extra kosten met zich mee maar is van groot belang voor de aanpak van de problematiek. In veel gezinnen gaat het fout omdat ouders tekort schieten in de opvoeding van hun kinderen. Bovendien is een effectieve vroegtijdige interventie op de lange termijn niet alleen maatschappelijk, maar ook financieel lonend omdat zwaardere problematiek kan worden voorkomen.

Het Rijk zal de betrokken gemeenten extra financieel ondersteunen om een intensivering van hulp in Marokkaans-Nederlandse probleemgezinnen op te zetten. Deze middelen zijn beschikbaar binnen de staande begroting en vormen een aanvulling op de reguliere middelen die gemeenten ontvangen voor opvoedingsondersteuning, de Centra voor Jeugd en Gezin en de middelen die via het provinciaal jeugdbeleid beschikbaar komen. Inzet van de middelen vindt plaats volgens het principe van «Een gezin, één plan». Onder regie van de gemeenten maken de betrokken instanties afspraken over de afstemming van de hulpverlening aan gezinnen.

Nieuwe maatregel:

• Intensieve inzet van gezinsmanagers in gemeenten/wijken gericht op Marokkaans-Nederlandse gezinnen

5.3 Inzet straatcoaches

Het Kabinet wenst ook intensieve inzet van straatcoaches en 8 tot 8 coaches in de wijken waar de problematiek speelt. Het Rijk zal tevens via best-practices de ervaringen van de inzet, expertise en profiel van deze coaches uitdragen en verspreiden onder gemeenten. Toezicht in de buitenruimte is van groot belang om overlast door Marokkaans-Nederlandse jongens terug te dringen.

Straatcoaches kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Deze professionals weten gezag en respect af te dingen doordat ze de juiste kwalificaties hebben voor het werken met deze jongens en door hun uitstraling en affiniteit met de doelgroep. Tot hun takenpakket behoort niet alleen het aanspreken van de jongens op hun gedrag, zij brengen bijvoorbeeld ook kinderen thuis die na acht uur op straat zijn en spreken de ouders daarop aan.

In Amsterdam zijn positieve ervaringen opgedaan met zogenaamde 8 tot 8 coaches die jongeren die dreigen af te glijden de hele dag begeleiden. Hun coachprogramma richt zich onder meer op het aanbrengen van structuur in het leven van jongeren en hun ouders. Ze halen jongeren uit bed als dat nodig is, zorgen ervoor dat ze op school zitten, regelen huiswerkbegeleiding en sportdeelname en leren jongeren sociale vaardigheden. Zij richten zich op dagbesteding en structuur van jongeren en werken nauw samen met politie en de straatcoaches. Per gemeente en naar aard van de problematiek moet worden bezien welke behoefte er is. Ook is er in een aantal gemeenten positieve ervaring opgedaan met de inzet van coaches uit de peergroep die door hun achtergrond dicht bij de jongeren staan.

Nieuwe maatregel:

• Inzet (straat)coaches in wijken waar veel overlast is van Marokkaans-Nederlandse jongens

• Uitdragen best practices

6 Financiën en rapportage

Voor de (bestaande en in voorbereiding zijnde) maatregelen genoemd in hoofdstuk 5 zijn binnen de begrotingen van de betrokken departementen middelen beschikbaar. Voor de inzet van straatcoaches en gezinsmanagers is binnen de WWI begroting 3 miljoen euro beschikbaar vanuit de middelen voor integratie. BZK stelt komende 3 jaar in totaal 900 000 euro beschikbaar voor de ontwikkeling en inzet van gezinsmanagers in Gouda. De extra middelen voor gezinsmanagers zijn aanvullend op de provinciale Jeugdzorgmiddelen (bijvoorbeeld bij een ondertoezichtstelling), de extra middelen voor gemeenten voor opvoedondersteuning en de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin via de brede doeluitkering CJG en de gedecentraliseerde WMO-middelen voor preventief jeugdbeleid.

Om gemeenten te ondersteunen in hun lokale aanpak is vanuit het Rijk per jaar een budget van 1,6 miljoen euro beschikbaar. Dit budget is gericht op landelijke samenwerking, kennisdeling, onderzoek (oa naar effectieve interventies), deskundigheidsbevordering en conferenties.

Voor financiering van lokale programma’s kunnen gemeenten een beroep doen op verschillende reguliere en specifieke geldstromen. Via het Gemeentefonds zijn met ingang van 2010 de middelen voor veiligheid van WWI, Justitie en BZK via één of meerdere decentralisatie-uitkeringen beschikbaar. In 2010 bedraagt het totaal van deze middelen 95 miljoen euro, met ingang van 2011 in totaal 70 miljoen euro (BZK en WWI elk 32 miljoen euro, Justitie 6 miljoen euro, in totaal 70 miljoen euro). Deze middelen komen via verdeelsleutels beschikbaar voor de G31, mogelijk aangevuld met een aantal (andere) 100 000+ gemeenten en een aantal kleinere gemeenten voor de lokale aanpak op gebied van veiligheid en leefbaarheid. Het Rijk maakt concrete prestatieafspraken met gemeenten over de inzet van deze middelen en de te behalen zichtbare resultaten bijvoorbeeld ten aanzien van overlast en criminaliteit. Deze afspraken moeten nadrukkelijk leiden tot vermindering van de overlast, waaronder de overlast door Marokkaans-Nederlandse jongeren.

Maatregelen Beschikbare middelen
• Ondersteunen gemeenten in samenwerking, kennisdeling, onderzoek, deskundigheidsbevordering etc. vanuit het Rijk1,6 miljoen euro per jaar (WWI en JUS)
  
• Aanvullende middelen tav Lokale aanpak gericht op inzet Straatcoaches en gezinsmanagers3 miljoen euro per jaar (WWI) 3x 300 000 euro voor Gouda (BZK)
  
• Ondersteuning lokale programma’s middels specifieke prestatieafspraken t.a.v. Marok- kaans-Nederlandse jongeren vanuit Veiligheid en LeefbaarheidsmiddelenG4 5,4 miljoen euro per jaar (Donnermiddelen-JUS: specifiek) G31 2x 32 miljoen euro per jaar voor totale generieke aanpak Veiligheid en Leefbaarheid (WWI en Van Montfransgelden BZK, BZK G31 mogelijk aangevuld met een aantal gemeenten)
  
• Bestaande en in voorbereiding zijnde maatregelen (H5)Uit reguliere budgetten JUS, J&G, BZK, WWI, OCW

Begin 2010 zal door de minister voor WWI worden gerapporteerd over de ontwikkelingen. Met gemeenten wordt nog besproken in welke vorm dat zal gebeuren.

7 Conclusies

Gerichte inzet op de problemen van Marokkaans-Nederlandse jongeren is noodzakelijk. Daarvoor moet extra aandacht uitgaan naar bereik en effectiviteit van de aanpak van deze jongeren en hun ouders. Het Kabinet heeft de afgelopen twee jaar veel maatregelen getroffen die gemeenten ondersteunen in het terugdringen van de overlast, criminaliteit en recidive en het vergroten van de veiligheid. Door de concentratie van verschillende problemen in gezinnen en buurten is het in een aantal gemeenten dringend nodig een integrale lokale aanpak op te zetten gericht op het terugdringen van overlast en criminaliteit en op het verbeteren van het toekomstperspectief van deze Marokkaans-Nederlandse jongens.

Het Rijk bevordert dat gemeenten het instrumentarium tegen overlast effectiever kunnen inzetten. Rijk en gemeenten zullen periodiek overleggen. Het Rijk stelt expertise en kennis beschikbaar op verschillende terreinen zodat gemeenten met de juiste kennis aan de slag kunnen. In een aantal gemeenten zullen straatcoaches en gezinsmanagers worden ingezet zodat Marokkaans-Nederlandse ouders bij problemen intensieve ondersteuning krijgen en de overlast afneemt. Het Rijk ondersteunt de gemeenten waar nodig zodat de problemen daadwerkelijk afnemen. «Grenzen stellen én Perspectief bieden» in een goede balans, en samenwerking tussen alle betrokken partijen, met name ook met de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap, zijn onmisbaar om deze complexe en hardnekkige problemen aan te pakken.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De minister van Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

BIJLAGEN:1

1. Feiten en cijfers

2. Overzicht bestaande en in voorbereiding zijnde maatregelen


XNoot
1

Onder meer in Amsterdam-Slotervaart, Utrecht-Kanaleneiland, Gouda, Nijmegen en Ede.

XNoot
1

TK 28 684, 2008–2009, nr. 98.

XNoot
1

In absolute aantallen gaat het om ca. 3000 jongens tussen 12 en 17 jaar en om ca. 4200 jongeren tussen 18 en 24 jaar. Bron KLPD over 2006.

XNoot
2

Bureau KLB, 2008, Racisme in Nederland 2008 – een onderzoek naar ervaringen en opvattingen.

XNoot
3

SCP, Jaarrapport Integratie 2007.

XNoot
4

CBS-statline, thema veiligheid en recht.

XNoot
1

T. Pels (2008) specifieke achtergronden van marginalisering van Marokkaans-Nederlandse jongeren, Verwey Jonker Instituut.

XNoot
1

I. el Hadioui (2008) «Hoe de straat de school binnendringt. Overlastgevend gedrag van Marokkaans-Nederlandse jongeren en de invloed ervan op school.», p. 16.

XNoot
2

F. Buijs, F. Demant, A. Hamdy (2006) Strijders van eigen bodem, radicale en democratische moslims in Nederland. Naarmate iemand meer gericht is op de autochtone samenleving en meer wil integreren, is hij of zij gevoeliger voor cultuurconflicten en verschijnselen van buitensluiting.

XNoot
3

J.D. de Jong (2008) «Kapot Moeilijk» proefschrift over het groepsgedrag van Marokkaanse jongens in Slotervaart.

XNoot
4

In «The predominance of groups as a distincitive aspect of adolescent criminality» constateerde Frank Zimring al in 1981 (Kids, Groups and Crime – some implications of a wellknown secret of Criminal Law and Criminology, 72, 3, 867–885).

XNoot
1

I. el Hadioui (2008) «Hoe de straat de school binnendringt. Overlastgevend gedrag van Marokkaans-Nederlandse jongeren en de invloed ervan op school.», p. 18.

XNoot
1

TK 2008, 31 001, nr. 52.

XNoot
2

Veling (2008) Schizophrenia among ethnic minorities, 2008.

XNoot
1

TK (2008) 28 684, nr. 167.

XNoot
1

TK 2007–2008, 28 684, nr. 167.

XNoot
1

TK 2007–2008, 24 587, nr. 299.

XNoot
1

TK 2008, 31 007, nr. 52.

XNoot
1

Thema’s binnen het onderzoek: grenzen stellen, risicoreductie en opvoeding (WODC 2008).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven