31 265
Adoptie

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2008

Op 14 maart 2008 heb ik u bericht naar aanleiding van een uitzending van EO-Netwerk over interlandelijke adoptie uit China (kamerstuk 31 265, nr. 3). In die uitzending werden zorgwekkende beelden getoond van de wijze waarop in de Volksrepubliek China met interlandelijke adoptie zou worden omgegaan. In voornoemde brief heb ik gewaarschuwd voor het trekken van vergaande conclusies vooruitlopend op een reactie van de Chinese autoriteiten. In de uitzending ontbrak een dergelijke reactie. Ik kondigde aan de zorgen met de autoriteiten te zullen bespreken en daartoe een delegatie naar China te sturen.

Een delegatie van mijn ministerie heeft begin mei jl. een bezoek gebracht aan het China Centre of Adoption Affairs (CCAA) dat onder de verantwoordelijkheid valt van het Ministry of Civil Affairs. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de National Population and Family Planning Commission, de Ambassades van Frankrijk en Spanje in Beijing, Save the Children UK in China, Unicef en enkele individuele personen die werkzaam zijn op het terrein van adopties in China. Ook is een tehuis bezocht. In het verlengde van de gesprekken is een aantal aanvullende vragen uitgezet waarover de Nederlandse ambassade op 12 augustus jl. een vervolggesprek heeft gevoerd met CCAA.

Inzet van de gesprekken was het verkrijgen van duidelijkheid over de vraag of in de praktijk daadwerkelijk structureel sprake is van situaties als getoond in de uitzending van EO-Netwerk en of interlandelijke adopties vanuit China worden uitgevoerd in overeenstemming met het Haags Adoptieverdrag. De gesprekken zijn tevens benut om de banden met de autoriteiten aan te halen en met elkaar in gesprek te raken over verdere verbetering van de samenwerking rond interlandelijke adopties. Er is tijdens de gesprekken veel achtergrondinformatie verkregen die het beter mogelijk maakt de ontwikkelingen in China te beoordelen.

Vooruitlopend op het bezoek is een bijeenkomst belegd met enkele experts en met de vergunninghouders die werkzaam zijn in China. Ook is de berichtgeving van EO-Netwerk voorgelegd aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en zijn contacten onderhouden met de Centrale autoriteiten van uit China ontvangende landen met de vraag of zij bekend zijn met feiten en omstandigheden die van betekenis konden zijn voor het werkbezoek. Ten slotte is gebruik gemaakt van een studie van twee Amerikaanse studenten over de praktijk van interlandelijke adoptie in China en de VS. De studie wijst op een aantal kwetsbaarheden in het stelsel en reikt enkele aanbevelingen aan die ook voor Nederland van belang kunnen zijn.

Het bezoek was een gezamenlijk initiatief van de Nederlandse en de Vlaamse overheid en vond plaats tussen 5 en 9 mei jl. De Centrale adoptieautoriteit van Vlaanderen, waar de EO-Netwerkuitzending eveneens werd uitgezonden, heeft aan alle besprekingen deelgenomen. De gesprekken met CCAA werden gescheiden gevoerd hetgeen de Vlaamse Centrale autoriteit de mogelijkheid gaf in het tweede gesprek nog aanvullende vragen te stellen, mede gebruik makend van de gesprekken die intussen met andere organisaties gevoerd werden. De bezoeken werden actief ondersteund door de wederzijdse ambassades. Aan de gesprekken met de Chinese autoriteiten is deelgenomen door de gevolmachtigd minister van Nederland in China en door de consul van België.

De gesprekken verliepen in openhartige sfeer. CCAA bleek de uitzending van EO-Netwerk intensief te hebben bestudeerd en heeft daarop zowel schriftelijk voorafgaand aan het bezoek als tijdens het bezoek gereageerd. Tijdens het bezoek is tevens de voornoemde Amerikaanse studie onder de aandacht gebracht van CCAA.

Bevindingen

Het Haags Adoptieverdrag kent de volgende principiële uitgangspunten:

1. de moeder die een kind ter adoptie wil afstaan moet dat vrijwillig en na de geboorte van het kind hebben gedaan (volgens een vastgestelde procedure);

2. er mag voor geen van de betrokkenen bij de adoptie een winstoogmerk bestaan; Het betalen voor gemaakte kosten is wel toegestaan;

3. eerst dient in de omgeving van het kind respectievelijk het land van herkomst een oplossing te worden gezocht alvorens interlandelijke adoptie in beeld kan komen (subsidiariteitsbeginsel).

Deze uitgangspunten moeten waarborgen dat interlandelijke adoptie op een integere wijze plaatsvindt waarbij het belang van het kind de eerste overweging vormt. De bevindingen van de delegatie worden aan de hand van deze punten toegelicht.

Ad 1: De wijze van afstand doen

Het is in het belang van kinderen dat zij, zo mogelijk, door de eigen ouders worden opgevoed. Wanneer ouders onverhoopt afstand doen van hun kind moet vast staan dat zij dat vrijwillig doen. Er mag geen oneigenlijke druk op hen worden uitgeoefend.

De kinderen die vanuit China voor adoptie ter beschikking komen zijn volgens de Chinese autoriteiten vrijwel allemaal kinderen waarvan de ouders afstand hebben gedaan door het kind te vondeling te leggen. Dit wordt mede toegeschreven aan de «één-kindpolitiek». De overheid voert met het oogmerk de bevolkingsaanwas te beheersen een actieve vorm van «Family Planning». Ouders in de steden mogen in principe slechts één kind ter wereld brengen op straffe van vaak ingrijpende sancties. Op het platteland geldt een toeschietelijker regeling. Een tweede kind is toegestaan wanneer het eerste kind een meisje is. Vooral meisjes en kinderen met een handicap (zgn. special needs kinderen) worden te vondeling gelegd. Traditie en het gegeven dat jongens hun ouders onderhouden werken in het nadeel van meisjes. De laatste tijd zijn de regels inzake de één-kindpolitiek enigszins versoepeld.

Kinderen met een special need worden daarenboven te vondeling gelegd omdat ouders de kosten van de verzorging niet kunnen dragen. Voor zover er al adequate medische behandelingen worden geboden worden de kosten niet of niet volledig gedekt door de overheid of een systeem van verzekering.

Het doen van afstand is dus veelal uit nood geboren. Volgens de Chinese autoriteiten wordt er echter geen druk uitgeoefend op het afstand doen van een kind, ook niet in het kader van de één-kindpolitiek. Het doen van afstand van een kind is bij wet strafbaar gesteld. De overheid neemt ook geen kinderen af van ouders in het kader van de één-kindpolitiek, zo is de delegatie door de Chinese autoriteiten verzekerd. Dit is ook door de andere gesprekspartners bevestigd.

Om uit te sluiten dat ouders niet vrijwillig afstand hebben gedaan en mogelijk nog op zoek zijn naar hun kind vindt altijd een onderzoek plaats naar de herkomst van het kind en worden gegevens met betrekking tot de vinder en de omstandigheden waaronder het kind gevonden is geregistreerd. Ook wordt een advertentie geplaatst in een provinciale krant waarna de ouders gedurende zestig dagen de tijd hebben zich te melden. In de praktijk melden de ouders zich niet.

Ad 2: Geen winstoogmerk

Het maken van winst bij adopties wordt alom als onethisch beschouwd. In Westerse landen, en inmiddels ook in China zelf, bestaat een grote vraag naar te adopteren kinderen terwijl het aanbod wereldwijd en ook in China afneemt. Er bestaat daarom een risico dat ondanks het verbod geld of andere gunsten worden geboden om kinderen voor adoptie te bestemmen. Het Haags Adoptieverdrag verbiedt uitdrukkelijk het maken van winst door eenieder die bij interlandelijke adoptie betrokken is. Vergoeding van kosten en donaties aan kindertehuizen zijn wel toegestaan. Donaties komen doorgaans ten goede aan de kinderen in de tehuizen die niet voor interlandelijke adoptie in aanmerking komen.

In China is het betalen voor kinderen in beginsel verboden. De overheid heeft regels gesteld voor de hoogte van donaties en de besteding daarvan. Op die besteding wordt toezicht uitgeoefend door de provinciale overheid.

Ad 3: Voorkeur voor opvang in de eigen omgeving

Het Haags Adoptieverdrag gaat er vanuit dat een kind in beginsel beter af is met opvang in de eigen omgeving dan in het buitenland. Voordat een buitenlandse adoptie wordt overwogen moet daarom eerst naar een oplossing in eigen land worden gezocht.

In de afgelopen jaren nam het aantal adopties vanuit China internationaal een enorme vlucht. De omvang werd in belangrijke mate toegeschreven aan de één-kindpolitiek. Niettemin ontstond de indruk dat de Chinese autoriteiten onvoldoende prioriteit gaven aan het bevorderen van nationale adopties. In de afgelopen periode is het aantal nationale adopties echter sterk toegenomen. De regels om een kind te mogen adopteren zijn versoepeld en in China kunnen steeds meer mensen het zich permitteren een kind te adopteren. Ook is en wordt beleid ontwikkeld om kinderen in toenemende mate in Chinese pleeggezinnen te plaatsen. Het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie wordt aangeboden lijkt mede daardoor sterk afgenomen. Alleen het aantal te vondeling gelegde «special needs» kinderen dat voor adoptie beschikbaar komt, is nog altijd hoog. De Chinese autoriteiten zijn enkele jaren gestart met een grootschalig project, het «Tomorrow Plan». Het doel van dit project is om geld in te zamelen voor correctie-chirurgie voor 30 000 kinderen in geheel China. CCAA geeft thans prioriteit aan het interlandelijk plaatsen van deze kinderen in adoptiegezinnen. De indruk bestaat dat daarmee het aanbieden van gezonde kinderen bewust wordt afgeremd. De verwachting is dan ook dat de komende jaren het aanbod van gezonde kinderen uit China verder zal afnemen.

Naarmate de welvaart toeneemt zal dat mogelijk ook gaan gelden voor «special needs» kinderen. Voorlopig bestaat voor deze groep echter nog een grote behoefte aan interlandelijke adoptie.

Kwetsbaar

De wetgeving en het beleid van de Centrale autoriteit in China is, voor zover dat tijdens de gesprekken kon worden vastgesteld, in overeenstemming met het Haags Adoptieverdrag. De één-kindpolitiek legt weliswaar een zware hypotheek op de Chinese bevolking, maar van druk om een kind af te staan is volgens de Centrale autoriteit geen sprake. Het betalen voor kinderen is in beginsel verboden. Er ontstaat ook steeds meer ruimte voor nationale adoptie en pleeggezinplaatsingen in China. Dat is een positieve ontwikkeling. Verdere verbetering lijkt mogelijk door de stelsels van nationale en interlandelijke adopties nog meer en beter op elkaar af te stemmen. Toch blijkt ook dan het stelsel kwetsbaar. Veel tehuizen zijn gelegen in arme regio’s waar naar onze maatstaven kleine bedragen van grote betekenis kunnen zijn. In voornoemde Amerikaanse studie wordt erop gewezen dat tehuizen groot belang hebben bij de donaties van buitenlandse adoptieouders. Het zou hen ertoe kunnen brengen Chinese ouders te verleiden hun kind met het oog hierop aan hun tehuis af te staan in plaats van pleeggezinplaatsingen of nationale adoptie te bevorderen of – erger nog – in plaats van het kind zelf op te voeden. Ook zouden kinderen vaker slachtoffer kunnen worden van ontvoerders die met winstoogmerk kinderen wegnemen van hun ouders om deze vervolgens aan de tehuizen aan te bieden. Het is van belang dat de Chinese autoriteiten zich hiervan bewust zijn en waar nodig streng optreden tegen dit soort praktijken. Het schandaal in de provincie Hunan waar in de uitzending van EO-Netwerk uitgebreid is ingegaan, toont aan dat de overheid dat ook doet. Toch wordt met enige regelmaat melding gemaakt van mogelijke nieuwe onregelmatigheden. Ook een delegatie van de Vereniging Wereldkinderen die begin juli jl. een bezoek bracht aan China wees mij daarop. Het blijft dus zaak dat CCAA alert blijft op mogelijke misstanden en overtuigend optreedt wanneer de regels worden overtreden. CCAA toonde zich tijdens de gesprekken in mei jl. bewust van dit belang. CCAA erkent dat in de praktijk het geven van een bedrag aan de vinder van een kind als dank voor het feit dat hij of zij het kind naar het tehuis heeft gebracht wel voorkomt. Het gaat aldus de Chinese autoriteiten doorgaans om symbolische bedragen. Ook komt het – overigens net als in andere landen – voor dat er aan de vinder reis-, verzorgings- of medische kosten worden vergoed. Over de toelaatbaarheid van dergelijke betalingen bestaan er in China verschillende interpretaties. CCAA stelt zich hierin op het standpunt dat in geen enkel geval geld mag worden betaald aan vinders. Om deze reden is CCAA recent een campagne gestart om onder de aandacht te brengen dat een ieder die een vondeling aantreft direct de plaatselijke politie dient in te schakelen, in plaats van het kind zelf naar een tehuis te brengen.

CCAA gaf in dit gesprek voorts aan zich te kunnen vinden in veel van de aanbevelingen in de Amerikaanse studie. Volgens CCAA is op veel punten al het nodige gebeurd, onder meer op het gebied van verbetering van controlemechanismen, het stimuleren van binnenlandse adoptie en het substantieel verhogen van overheidsfinanciering aan de tehuizen.

CCAA toonde zich ook bewust van het belang de herkomst van kinderen zo goed mogelijk te documenteren. De dossiers welke ter inzage zijn overgelegd maakten een professionele indruk. Daarnaast werd aan Chinese zijde de bereidheid getoond om geadopteerde kinderen te begeleiden bij hun vraag naar inzage in hun adoptiedossier wanneer dit van belang kan zijn voor hun persoonlijke ontwikkeling.

In het kader van de vergroting van de transparantie is ook de mogelijkheid ter sprake gebracht om het legaal afstand kunnen doen van een kind te bevorderen. Hierbij zijn de gegevens van de ouders wel bekend en kan met een grote mate van zekerheid worden vastgesteld of het doen van afstand in volledige vrijheid heeft plaatsgevonden. CCAA stond niet onwelwillend tegenover dit idee, meldde dat de discussie daarover in China ook plaatsvindt en dat gekeken wordt naar dergelijke stelsels in andere landen. CCAA gaf echter ook aan dat China op dit moment nog niet toe is aan het legaliseren van het doen van afstand.

Reactie op de EO-Netwerk uitzending

Bij brief van 7 april 2008 heeft CCAA aangegeven kennis te hebben genomen van de inhoud van de EO-Netwerkreportage over adoptie vanuit de provincie Hunan, welke op 11 maart 2008 op de Nederlandse televisie is uitgezonden. De autoriteiten reageerden als volgt op de situaties zoals getoond in de uitzending:

«1. Bij adopties van baby’s via het Shaoyang Social Welfare Institute is in alle gevallen voldaan aan de wettelijke procedures omtrent adoptie die in China van kracht zijn, waarbij door het Public Security Bureau de natuurlijke ouders zijn opgespoord en er openbare bekendmakingen hebben plaatsgevonden, en in het geval dat de natuurlijke ouders niet gevonden konden worden, er volgens de procedures toestemming is verkregen op alle niveaus alvorens tot adoptie is overgegaan.

2. Wat betreft de berichtgeving in de Nederlandse media dat te veel geboren baby’s [verwijzend naar het één-kindbeleid] door lokale officials worden afgepakt en vervolgens aan buitenlanders ter adoptie worden aangeboden: uit onderzoek is gebleken dat deze berichtgeving niet strookt met de feiten. Feit is dat bewoners van Gaoping Village, Longhui county van de gemeente Shaoyang twaalf vondelingen en één kind van niet getrouwde ouders op illegale wijze hadden geadopteerd. Volgens de Chinese adoptiewetgeving voldeden deze gezinnen niet aan de voorwaarden voor adoptie. Ter bescherming van de belangen van de kinderen hebben de betrokken gezinnen, volgens de wet en na overleg met de betrokken gezinnen, de voogdij over de door hen illegaal geadopteerde vondelingen vrijwillig overgedragen aan de overheid. In het geval van het kind van de niet getrouwde ouders, bleek de biologische moeder met onbekende bestemming te zijn vertrokken, en de familie van de biologische vader bleek niet [financieel] in staat om [het kind] te verzorgen, en heeft hij er vrijwillig in toegestemd dat [het kind] door de overheid zou worden verzorgd. [Het kind] woont nog altijd in het Shaoyang Social Welfare Institute.

Er is geen sprake van dat lokale officials met dwang zogenaamd te veel geboren baby’s zouden weghalen bij de ouders om ze vervolgens aan buitenlanders ter adoptie aan te bieden. Van de hierboven genoemde kinderen is er geen één door een Nederlands gezin geadopteerd. Het bericht dat van tweelingen één baby met dwang zou worden overgedragen aan het weeshuis, strookt ook niet met de waarheid. In China is het niet in strijd met het één-kindbeleid om een tweeling of meerling te krijgen, en arme gezinnen die een meerling krijgen kunnen financiële steun aanvragen bij de overheid.»

Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn dat de lezing van Netwerk op belangrijke punten afwijkt van die van de Chinese autoriteiten.

Conclusie

Bij adopties uit Verdragslanden berust de verantwoordelijkheid voor de controle op de vraag of aan de vereisten van het Haags adoptieverdrag is voldaan bij de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst. Dat betekent dat de samenwerkende landen bij interlandelijke adopties in hoge mate afhankelijk zijn van wederzijds vertrouwen. In mijn reactie op het rapport van de heer Oosting over adopties uit India van 7 november 2007 (Tweede Kamer 2007–2008, 31 265, nr. 1) ben ik daar uitgebreid op ingegaan. Ook voor China geldt dat ik moet kunnen vertrouwen op het op integere wijze uitvoering geven door de autoriteiten aan de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag. Nederland kan zich laten informeren door de Chinese autoriteiten ter plaatse en bij gebleken misstanden opheldering vragen en zo nodig aandringen op maatregelen.

De gesprekken met de Chinese autoriteiten en de andere genoemde instellingen, organisaties en personen in China stellen mij in staat een redelijk beeld te vormen van het gevoerde beleid op het terrein van de interlandelijke adoptie in China. Blijkens de rapportage die de delegatie heeft uitgebracht en op grond van hetgeen is besproken op 12 augustus jl., is de regelgeving in China in overeenstemming met de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag en getroosten de autoriteiten in Beijing zich de nodige inspanningen om adopties vanuit China in overeenstemming met het Haags Adoptieverdrag te laten plaatsvinden. Dit is ook het beeld dat door alle gesprekspartners in China en collega Centrale autoriteiten wordt gedeeld. De autoriteiten tonen zich bovendien aanspreekbaar op mogelijke tekortkomingen. In de gesprekken die de delegatie heeft gevoerd met organisaties buiten de overheid in China en in de contacten met andere buitenlandse Centrale autoriteiten is ook dat beeld bevestigd. Zij wijzen erop dat de Chinese autoriteiten veel progressie boeken en open staan voor adviezen van buitenlandse organisaties en autoriteiten.

De gesprekken die de delegatie heeft gevoerd laten het evenwel niet toe uitspraken te doen over de wijze waarop aan het beleid op provinciaal niveau invulling wordt gegeven. De situatie verschilt ook van provincie tot provincie. Met enige regelmaat komen gevallen naar voren die duiden op een tekortschietende naleving van de regels in bepaalde provincies van de Volksrepubliek. Dat zijn zorgelijke geluiden. Naar het oordeel van de autoriteiten worden de regels in de provincies naar behoren uitgevoerd. Zij erkennen evenwel dat zich in de praktijk onregelmatigheden hebben voorgedaan en nog kunnen voordoen wanneer personen (criminelen) bewust de regels naast zich neerleggen. Wanneer dergelijk gedrag aan het licht komt wordt streng opgetreden. De wijze waarop de autoriteiten destijds zijn opgetreden naar aanleiding van misstanden in Hunan bevestigt dit. De medewerkers van Unicef in China waarmee de delegatie heeft gesproken wijzen er bovendien op dat het naar hun inzicht bij de incidenten gaat om uitzonderingen en zou het betreuren wanneer daardoor het zicht op de structurele verbeteringen aan het oog onttrokken werden. De berichtgeving over de wijze waarop CCAA omgaat met de kinderen die door de recente aardbevingsramp hun ouders zijn kwijtgeraakt is in dat opzicht vertrouwenwekkend.

Ook bij de aanpak van kinderhandel – die in China wel voorkomt, maar naar het oordeel van Unicef verhoudingsgewijs niet in grote omvang – wordt vooruitgang geboekt. China kent een bevolking van 1.3 miljard mensen. In vergelijking hiermee het aantal incidenten, hoe ernstig deze ook ieder voor zich mogen zijn, uiterst bescheiden is. Ook het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht wijst daarop. Berichtgeving in de Chinese media over de actieve vervolging van baby-handelaren in de provincie Yunnan1 maakt duidelijk dat het daarbij niet alleen bij woorden blijft.

De zorgelijke geluiden over de praktijk van betalingen door tehuizen, in het bijzonder het bericht van ABC-news van mei jl., heb ik onder de aandacht gebracht van CCAA.

CCAA heeft het incident in Hunan destijds aangegrepen om alle Child Welfare Institutes en Social Welfare Institutes van waaruit kinderen worden geadopteerd er van te doordringen dat betalingen voor kinderen verboden zijn. De berichtgeving van ABC-news roept de vraag op of die aanpak toereikend is. Dat is vanuit Nederland uiteraard moeilijk vast te stellen. Save the Children UK heeft de delegatie laten weten dat wanneer betalingen een veel voorkomend verschijnsel zouden zijn dit bij deze organisatie bekend had moeten zijn. Dat bleek niet het geval. Save the Children en Unicef hebben de delegatie toegezegd de Nederlandse ambassade te zullen informeren indien zij met signalen van betalingen geconfronteerd worden. Het feit dat CCAA in het gesprek erkent dat de interpretatie van bepaalde regels in de praktijk uiteenloopt, zich ervan bewust heeft getoond dat betaling incidenteel voorkomt en een landelijke campagne opzet om duidelijk te maken dat betaling niet wordt toegestaan, maakt duidelijk dat de Chinese autoriteiten deze problemen erkennen en hun verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan.

Het geheel overziende concludeer ik dat er geen aanleiding is om de thans bestaande adoptierelatie tussen Nederland en de Volksrepubliek China te heroverwegen. Wel is het van belang de ontwikkelingen in China en de vorderingen die de autoriteiten maken te blijven volgen. Daartoe acht ik versterking van de samenwerking tussen Nederland en China aangewezen. Het belang van frequentere contacten werd ook door CCAA onderschreven en opnieuw bevestigd in het gesprek dat op 12 augustus jl. plaatsvond. Dit past ook in mijn voornemen het onderhouden van internationale contacten rond interlandelijke adoptie te intensiveren. Voor dit doel is per 1 september 2008 bij de Centrale autoriteit een speciale adviseur benoemd voor internationale samenwerking inzake interlandelijke adoptie die zorg zal dragen voor verbetering van de informatiepositie bij het waarborgen van de regels van het Haags Adoptieverdrag.

Het spreekt voor zich dat het risico van incidentele onregelmatigheden op provinciaal niveau, zoals hiervoor geschetst, noopt tot voortdurende waakzaamheid en het kritisch volgen van adoptie, zowel aan de zijde van de Centrale autoriteit en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in China als aan de zijde van de vergunninghouders die bemiddelen bij de plaatsing van kinderen uit China. Ook organisaties zoals het Haags Permanent Bureau kunnen daarbij een belangrijke rol vervullen.

Zoals hiervoor al aangegeven is het in het belang van de kinderen dat onregelmatigheden in de procedures zo veel mogelijk worden voorkomen, dan wel bestreden. Ik meen dat er daarbij ook een verantwoordelijkheid aan Nederlandse zijde ligt en acht het dan ook van belang dat, zo er aanwijzingen over voorkomende onregelmatigheden zijn, deze in alle gevallen direct ter kennis van de Chinese autoriteiten worden gebracht. Mochten er nieuwe ontwikkelingen volgen in de relatie met de Chinese autoriteiten die aanleiding geven tot wijziging van mijn in deze brief uiteengezette standpunt, dan zal ik de Kamer daarover uiteraard omgaand berichten. Op deze wijze meen ik recht te doen aan het gezamenlijke belang adopties op een juiste en integere wijze te laten plaats vinden, in het belang van de kinderen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Artikel in dagblad De Pers van 7 september 2007.

Naar boven