31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 172 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2013

Hierbij bied ik u, zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2013 van januari jl., de prognose hernieuwbare energie 2013–2015 aan1. Met deze rapportage geef ik uw Kamer een vooruitblik op het geschatte aandeel hernieuwbare energie voor de komende jaren, inclusief knelpunten en risico's.

De prognose is opgesteld door Agentschap NL (AGNL) in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De rapportage is gebaseerd op gegevens van AGNL (afgegeven SDE+ beschikkingen), marktinformatie, informatie uit het Energieakkoord en informatie van het CBS.

Op basis van deze rapportage hebben we goed zicht op de ontwikkeling van hernieuwbare energie de komende jaren. De verwachting is dat het aandeel hernieuwbare energie stijgt van 4,6% (bandbreedte 4,2–5,0%) in 2013 naar 5,7% (5,1–6,3%) in 2015.

De bijdrage van hernieuwbare warmte zal een relatief snelle stijging laten zien in de periode 2012–2015, terwijl de bijdrage van hernieuwbare elektriciteit in diezelfde periode nauwelijks stijgt. Oorzaken hiervoor zijn een verwachte toename van warmteproductie en verwachte afname op de korte termijn van de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales. De versnelling van warmteproductie komt omdat er momenteel een groot aantal geothermie en biomassaverbranding projecten in voorbereiding zijn (deze zijn in 2012 en 2013, in deels nieuwe categorieën, in de SDE+ beschikt) en deze zullen naar verwachting in 2014, 2015 tot realisatie komen. Voor nadere toelichting verwijs ik u naar bijgevoegde rapportage.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven