31 209 Schoon en zuinig

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 augustus 2010

Zoals ik u heb toegezegd in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Omtzigt en Spies omtrent E85 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2555) doe ik u hierbij de «Rapportage 2009 ingevolge richtlijn 2003/30/EG» toekomen1.

Deze rapportage gaat in op het Nederlandse gebruik van biobrandstoffen in het vervoer in 2009 en is onlangs aan de Europese Commissie toegezonden. Leveranciers van benzine en diesel voor het wegvervoer waren verplicht om in 2009 3,75 energie% van hun fossiele brandstoffen als biobrandstof op de Nederlandse markt te brengen. In de bijgevoegde rapportage is te lezen dat dit percentage is behaald.

Tevens is in de rapportage te lezen dat het energiepercentage van diesel voor 65% is ingevuld met biodiesel die mag worden dubbelgeteld. Volgens artikel 21, tweede lid, van de Richtlijn ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (2003/30/EG) en de Regeling dubbeltelling betere biobrandstoffen mogen biobrandstoffen geproduceerd uit afval, residuen, non-food cellulose materiaal en lignocellulose materiaal worden dubbelgeteld voor het behalen van de kwantitatieve verplichting. De Regeling dubbeltelling betere biobrandstoffen heeft in het beoogde effect geresulteerd: een fors aandeel «tweede generatie» biodiesel.

Ook stuur ik u hierbij de «Eerste rapportage Intentieverklaring Rapportage Biobrandstoffen 2010» toe. Op 25 mei 2010 hebben de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI), de Nederlandse Organisatie voor de Energiebranche (NOVE), het Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO) en ik de Intentieverklaring Rapportage Biobrandstoffen 2010 ondertekend.

Het doel van deze verklaring is om vooruitlopend op de wettelijke implementatie van de Richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (2009/28/EG) middels vrijwillige inspanning al in 2010 te rapporteren over aard, herkomst en duurzaamheid van de in Nederland op de markt gebrachte biobrandstoffen.

Deze rapportage heeft betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot 1 juni 2010 en beslaat ruwweg een kwart van het volume dat over heel 2010 wordt verwacht. In de rapportage is naast informatie over het type biobrandstof, de grondstof en de herkomst van deze grondstof te lezen dat van 71% van de gerapporteerde biobrandstoffen ook de duurzaamheid is gerapporteerd. Op dit moment kan nog niet met zekerheid worden gesteld of al de, door bedrijven, gebruikte systemen aan de duurzaamheid volgens de hierboven genoemde richtlijn en de richtlijn brandstofkwaliteit (2009/30/EG) voldoen. Hier hoop ik op korte termijn meer duidelijkheid over te verschaffen, zodat er in de tweede rapportage wellicht al rekening mee gehouden kan worden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven