31 206
Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doent te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2008 wenselijk is in een aantal belastingwetten wijzigingen, bijstellingen alsmede enkele technische reparaties aan te brengen,

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «sleep- of hulpwerkzaamheden» vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

2. In het twaalfde lid vervalt «van elk van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap». Voorts wordt «over een vaarweg die voorkomt op de lijst van waterwegen van maritieme aard, zoals opgenomen in bijlage I van» vervangen door: door een waterweg van maritieme aard in de zin van.

B. In artikel 3.23, eerste lid, wordt «sleep- of hulpverleningswerkzaamheden» telkens vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

C. Artikel 3.54 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt «aangewezen vorm van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.64» vervangen door: onteigening, daaonder begrepen minnelijke onteigening of verkoop ter voorkoming van onteigening.

2. In het tiende lid wordt «aangewezen vorm van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.64» vervangen door: onteigening, daaronder begrepen minnelijke onteigening of verkoop ter voorkoming van onteigening.

D. Artikel 3.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanduiding van het artikel vervalt «bij staking door overheidsingrijpen».

2. In het eerste lid vervalt «als direct gevolg van een in het vierde lid bedoelde vorm van overheidsingrijpen».

3. Het vierde lid vervalt.

E. In artikel 3.74 vervalt onderdeel c onder verlettering van de onderdelen d en e tot de onderdelen c en d.

F. Artikel 3.78 vervalt.

G. Artikel 6.33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt voor de puntkomma ingevoegd: , alsmede elders gevestigde, door Onze Minister als zodanig aangemerkte instellingen, indien en zolang zij voldoen aan de door hem te stellen voorwaarden.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na «onderdeel b» ingevoegd: , eerste gedeelte.

3. In het derde lid, eerste volzin, wordt na «onderdeel b» telkens ingevoegd: , eerste gedeelte.

H. Artikel 9.3 vervalt.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 11, eerste lid, onderdeel t, wordt «zes maanden» vervangen door: 24 maanden.

B. Aan artikel 22aa, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De korting kan tevens worden toegepast ten aanzien van de werknemer die ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, doch welke uitkering ingevolge artikel 50, 51 of 51a van die wet niet wordt betaald.

C. In artikel 23, tweede lid, wordt na «In afwijking van het eerste lid wordt» ingevoegd: door de werknemer, bedoeld in artikel 22aa, eerste lid, eerste volzin,.

D. Na artikel 32c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VB Belastingheffing bij uit hoofde van een dienstbetrekking af te staan loon

Artikel 32d

1. De in Nederland wonende of gevestigde inhoudingsplichtige wordt geacht met het door hem verschuldigde loon van een in Nederland wonende werknemer tevens te verstrekken het loon dat de werknemer zonder toepassing van dit artikel zou hebben genoten als werknemer van een andere inhoudingsplichtige, indien:

a. de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking tevens werkzaam is als werknemer van die andere inhoudingsplichtige onder de verplichting het hem toekomende loon en de bijbehorende vrije vergoedingen af te staan aan de inhoudingsplichtige, en

b. die andere inhoudingsplichtige het bedoelde loon en de bijbehorende vrije vergoedingen rechtstreeks afdraagt aan de inhoudingsplichtige en aan de werknemer geen vrije verstrekkingen verstrekt die niet vooraf aan de inhoudingsplichtige zijn medegedeeld.

Aan de voorwaarde in de eerste volzin, onderdeel a, dat de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking tevens werkzaam is als werknemer van een andere inhoudingsplichtige is ook voldaan indien de inhoudingsplichtige waaraan het loon wordt afgestaan een lichaam is waarin de werknemer een aanmerkelijk belang heeft in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001, de werknemer via dit lichaam een belang heeft in de andere inhoudingsplichtige en dit belang tezamen met zijn werkzaamheden voor die andere inhoudingsplichtige materieel grotendeels overeenkomt met het aandeel en de werkzaamheden van een vennoot in een vennootschap onder firma.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een niet in Nederland wonende werknemer ingeval het aan de inhoudingsplichtige afgestane loon voor de toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting niet anders zou worden behandeld dan het door deze inhoudingsplichtige aan de werknemer uit te betalen loon.

3. Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing als de inspecteur onder wie de inhoudingsplichtige ressorteert die zonder toepassing van deze leden belasting had moeten inhouden, op gezamenlijk verzoek van deze inhoudingsplichtige, de inhoudingsplichtige aan wie het loon wordt afgestaan en de werknemer bij voor bezwaar vatbare beschikking, die te allen tijde bij nadere, voor bezwaar vatbare, beschikking kan worden herroepen, heeft vastgesteld dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder inhoudingsplichtige mede verstaan degene bedoeld in artikel 6, zesde lid.

E. Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a

1. In afwijking van artikel 27 kan de overeenkomstig een door de inhoudingsplichtige bestendig gevolgde gedragslijn in de maand januari van het jaar 2008 gedane inhouding op loon dat de werknemer met betrekking tot een of meer loontijdvakken binnen het jaar 2007 toekomt, worden begrepen in de laatste aangifte met betrekking, tot het jaar 2007. Het loon waarop deze inhouding betrekking heeft, wordt voor de berekening van de inhouding gerekend tot het loon van het desbetreffende loontijdvak en wordt, in afwijking van artikel 13a van deze wet en van artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001, geacht te zijn genoten op 31 december 2007.

2. Ingeval de inhoudingsplichtige loon verstrekt met betrekking tot verstreken loontijdvakken binnen het jaar 2008 is het de inhoudingsplichtige toegestaan dat loon overeenkomstig een door hem bestendig gevolgde gedragslijn aan de desbetreffende loontijdvakken toe te rekenen, zo nodig door het indienen van correctieberichten. Dat loon wordt voor de berekening van de inhouding gerekend tot het loon van het desbetreffende loontijdvak en wordt, in afwijking van artikel 13a van deze wet en van artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001, geacht in die tijdvakken te zijn genoten.

ARTIKEL III

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt «sleep- of hulpverleningswerkzaamheden» vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

2. In onderdeel ia vervalt «van elk van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap». Voorts wordt «over een vaarweg die voorkomt op de lijst van waterwegen van maritieme aard, zoals opgenomen in bijlage I van» vervangen door: door een waterweg van maritieme aard in de zin van.

B. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «sleep- of hulpverleningswerkzaamheden» telkens vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt «die aan de loonbelasting is onderworpen of premieplichtig is voor de volksverzekeringen».

C. In artikel 22, derde lid, wordt «de wijze waarop deze moet worden ingediend» vervangen door: de wijze waarop deze moet worden ingediend, waarbij in het algemeen of voor groepen van gevallen kan worden bepaald dat de aanvraag uitsluitend op elektronische wijze kan worden gedaan.

D. In artikel 23, vierde lid, wordt «waarbij dit gemiddelde loon naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 5» vervangen door «waarbij dit gemiddelde loon wordt vermenigvuldigd met de factor 1,02 en vervolgens naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 5». Voorts wordt «een bedrag van € 28» vervangen door: een bedrag van € 29.

E. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, eerste volzin, wordt «binnen drie kalendermaanden na afloop van de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft of, indien dat later is, binnen drie maanden na de afgifte van de S&O-verklaring» vervangen door «gezamenlijk voor alle op een kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar waarop de in dat lid bedoelde S&O-verklaringen betrekking hebben of, indien dat later is, binnen drie kalendermaanden na de afgifte van de laatste S&O-verklaring die betrekking heeft op dat kalenderjaar». Voorts vervalt de tweede volzin.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. Bij het eindigen van de inhoudingsplicht vóór het tijdstip, bedoeld in het derde lid, wordt in afwijking van dat lid de mededeling gedaan binnen één kalendermaand nadat de inhoudingsplicht is geëindigd.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de indiening daarvan» vervangen door: de indiening daarvan, waarbij in het algemeen of voor groepen van gevallen kan worden bepaald dat de mededeling uitsluitend op elektronische wijze kan worden gedaan.

F. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een correctie-S&O-verklaring af waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring vaststelt» vervangen door: een correctie-S&O-verklaring af voor alle op het kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen gezamenlijk, waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring, gespecificeerd per S&O-verklaring, vaststelt.

2. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «komt zoveel mogelijk in mindering op het bij de S&O-verklaring» vervangen door «komt zoveel mogelijk in mindering op het bij één of meer S&O-verklaringen». Voorts wordt in de tweede volzin «de over het aangiftetijdvak waarin de correctie-S&O-verklaring is gedagtekend af te dragen loonbelasting» vervangen door: de over het aangiftetijdvak waarin de correctie-S&O-verklaring is gedagtekend of het daaropvolgende aangiftetijdvak af te dragen loonbelasting.

G. In artikel 27, vierde lid, wordt «binnen twee kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar» vervangen door: binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar.

ARTIKEL IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, wordt na onderdeel o een onderdeel ingevoegd, luidende:

p. S&O-referentiejaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de S&O-afdrachtvermindering betrekking heeft;.

B. Aan artikel 22 worden na het vierde lid twee leden toegevoegd, luidende:

5. De aanvraag wordt in de situatie waarin de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar speur- en ontwikkelingswerk heeft verricht waarvoor een S&O-verklaring is verstrekt, slechts in behandeling genomen indien hij uiterlijk bij de indiening van de aanvraag opgave heeft gedaan van de burgerservicenummers van zijn werknemers die dat speur- en ontwikkelingswerk hebben verricht.

6. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de opgave van de burgerservicenummers, bedoeld in het vijfde lid, moet worden gedaan, waarbij in het algemeen of voor groepen van gevallen kan worden bepaald dat de opgave van die burgerservicenummers uitsluitend op elektronische wijze kan worden gedaan.

C. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het gemiddelde uurloon wordt gesteld op het uurloon dat de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar gemiddeld heeft betaald aan zijn werknemers die in dat jaar speur- en ontwikkelingswerk hebben verricht waarvoor een S&O-verklaring is verstrekt. Het gemiddelde uurloon wordt daarbij gesteld op de som van de door de S&O-inhoudingsplichtige aan deze werknemers in het S&O-referentiejaar betaalde lonen gedeeld door de som van de in het S&O-referentiejaar door de S&O-inhoudingsplichtige aan deze werknemers verloonde uren nadat de som van de verloonde uren is vermenigvuldigd met 0,85; de uitkomst van deze deling wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 5. Het gemiddelde uurloon wordt aldus bepaald aan de hand van de gegevens zoals die blijken uit de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen op een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen peildatum gelegen in het kalenderjaar volgende op het S&O-referentiejaar. Indien de berekening aan de hand van de gegevens op de peildatum leidt tot een evident onjuist gemiddeld uurloon, wordt het gemiddelde uurloon bepaald aan de hand van de juiste gegevens zoals die blijken na uitvraag daarvan bij de S&O-inhoudingsplichtige door Onze Minister van Economische Zaken. Ingeval de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar geen speur- en ontwikkelingswerk heeft verricht waarvoor hij over een S&O-verklaring beschikt, geldt een gemiddeld uurloon van € 29.

2. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, is het loon, bedoeld in het vierde lid, het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder de verminderingen als bedoeld in dat onderdeel.

ARTIKEL V

Aan artikel 59, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt toegevoegd: Artikel 32d van de Wet op de loonbelasting 1964 is slechts van overeenkomstige toepassing indien degene aan wie het loon wordt afgestaan, werkgever van de werknemer is.

ARTIKEL VI

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 22 wordt de tabel vervangen door:

Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
€  40 00020%
€  40 000€ 200 000€  8 00023%
€ 200 000 € 44 80025,5%

B. Aan artikel 25, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van een belastingplichtige die is aangemerkt als een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28, wordt de dividendbelasting niet als een voorheffing aangewezen.

C. Artikel 28, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de aanhef vervalt de dubbele punt.

2. Voor de tekst van onderdeel a vervalt de aanduiding «a.». Voorts wordt aan het slot de puntkomma vervangen door een punt.

3. Onderdeel b vervalt.

ARTIKEL VII

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 4c, eerste lid, aanhef, wordt «indien het totale bedrag van de inkoop in het kalenderjaar niet meer bedraagt dan» vervangen door «voor zover het totale bedrag van de inkoop in het kalenderjaar niet meer bedraagt dan». Voorts wordt «verminderd met de bedragen aan inkoop van aandelen volgens dit artikel in de voorafgaande vier kalenderjaren» vervangen door: verminderd met de bedragen aan inkoop van aandelen ter zake waarvan inhouding op de voet van dit artikel in de voorafgaande vier kalenderjaren achterwege is gebleven.

B. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin wordt de teruggaaf van dividendbelasting die is ingehouden door een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 berekend volgens de formule:

T = Di – ((Di : Dt) x Bbr),

waarin

T voorstelt: de teruggaaf van dividendbelasting;

Di voorstelt: de ten laste van de rechtspersoon door de beleggingsinstelling ingehouden dividendbelasting;

Dt voorstelt: de dividendbelasting die door de beleggingsinstelling in totaal is af te dragen ten tijde van de toepassing van de vermindering, bedoeld in artikel 11a, eerste lid;

Bbr voorstelt: de door de beleggingsinstelling op de in totaal af te dragen dividendbelasting op de voet van artikel 11a, eerste lid, in mindering gebrachte buitenlandse bronheffing.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

C. Artikel 11, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de aanhef vervalt de dubbele punt.

2. Voor de tekst van onderdeel 1° vervalt de aanduiding «1°.». Voorts wordt aan het slot «; of» vervangen door een punt.

3. Onderdeel 2° vervalt.

D. Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

1. Een inhoudingsplichtige die voor de heffing van de vennootschapsbelasting is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 mag op de ingevolge artikel 7, vierde lid, op aangifte af te dragen belasting een vermindering toepassen wegens ten laste van hem ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffing.

2. De in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het gezamenlijke bedrag van de ten laste van de inhoudingsplichtige ingehouden dividendbelasting en buiten Nederland ingehouden en drukkende belastingen aan de bron op de opbrengsten van aandelen, winstbewijzen en geldleningen, voor zover deze dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen zijn ingehouden op een tijdstip dat de inhoudingsplichtige is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in het eerste lid en deze belastingen nog niet eerder in mindering zijn gekomen. Een buitenlandse bronheffing wordt daarbij in aanmerking genomen tot een maximum van 15% van de opbrengst waarop zij drukt. De eerste volzin is slechts van toepassing op belasting naar opbrengsten met betrekking waartoe de inhoudingsplichtige de uiteindelijk gerechtigde is; artikel 4, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Indien de inhoudingsplichtige als dochtermaatschappij deel uitmaakt van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de ten laste van haar ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen voor de toepassing van de vermindering op de voet van het eerste lid toegerekend aan de moedermaatschappij van die fiscale eenheid. Ingeval vóór het tot stand komen van die fiscale eenheid ten laste van de inhoudingsplichtige dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen zijn ingehouden die nog niet op de voet van het eerste lid tot een vermindering hebben geleid, worden zij toegerekend aan de moedermaatschappij. Bij een verbreking van de fiscale eenheid blijven dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen die nog niet op de voet van het eerste lid tot een vermindering hebben geleid, achter bij de moedermaatschappij.

ARTIKEL VIII

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelbelasting komt te luiden:

b. prijzen en premies, uitgeloofd ten behoeve van de deelnemers aan een prijsvraag van welke aard ook, tenzij een wetenschappelijke of kunstzinnige prestatie wordt gevorderd, dan wel een prestatie waarmee het algemeen maatschappelijk belang wordt gediend.

ARTIKEL IX

De Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdelen a en b, komt te luiden:

a. als natuurlijk persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie of een verbonden lichaam, voor ten minste een derde gedeelte, en, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, voor meer dan zeven percent belang in het lichaam heeft;

b. als rechtspersoon, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon, voor ten minste een derde gedeelte belang in het lichaam heeft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, heeft, wanneer een lichaam voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in een ander lichaam, bij het bepalen van zijn bezittingen naar evenredigheid toerekening plaats van de bezittingen en schulden van het andere lichaam.

3. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. wordt onder degene die een belang heeft mede verstaan degene die, anders dan als pandhouder, rechthebbende is op rechten waaraan het in dat lid bedoelde belang is onderworpen, alsmede degene die rechthebbende is op de economische eigendom van dat belang. Deze rechten en economische eigendom worden geacht een belang in het lichaam te vertegenwoordigen dat overeenstemt met het belang dat kan worden toegekend aan de aandelen waarop ze betrekking hebben;.

4. Het vijfde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. wordt ter vaststelling van het belang van de verkrijger, bij:

– samenloop van middellijk belang via een verbonden lichaam met het belang van het verbonden lichaam, uitsluitend het belang van het verbonden lichaam in aanmerking genomen;

– samenloop van middellijk belang van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon via de verkrijger met het belang van de verkrijger, uitsluitend het belang van de verkrijger in aanmerking genomen; en

– samenloop van belang bij wege van economische eigendom met belang bij wege van juridische eigendom, dan wel van blote eigendom met vruchtgebruik, het belang slechts eenmaal in aanmerking genomen.

B. In artikel 15, eerste lid, wordt na onderdeel r een onderdeel ingevoegd, luidende:

s. van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop, waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel duurzaam zijn afgestemd op het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien binnen tien jaren na de verkrijging niet langer sprake is van natuurgrond. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de vrijstelling als bedoeld in onderdeel q van toepassing is en blijft;.

ARTIKEL X

De Natuurschoonwet 1928 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a

Ter zake van de verkrijging van een landgoed is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

B. Artikel 9c komt te luiden:

Artikel 9c

De belasting die door toepassing van artikel 9a niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien met betrekking tot het landgoed een beschikking wordt genomen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, dan wel binnen een tijdvak van 25 jaren na de verkrijging zich een van de in artikel 3, derde, vierde en zevende lid, genoemde gevallen voordoet.

ARTIKEL XI

De Registratiewet 1970 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid kan, onder bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen voorwaarden, in plaats van de akte een elektronisch afschrift daarvan langs elektronische weg worden aangeboden.

B. Artikel 12 vervalt.

C. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, vervalt «, alsmede wanneer en op welke wijze de betaling van kosten».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. de dagen en de uren waarop de kantoren voor het aanbieden van akten ter registratie zijn geopend;.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. de wijze waarop blijkt dat een akte is geregistreerd;.

ARTIKEL XII

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, wordt «de diensten door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; de diensten door psychologen en door tandtechnici; de leveringen van tandprothesen;» vervangen door: de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op het verlenen van deze diensten gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; de diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici;.

B. In tabel II, onderdeel a, post 3, wordt «luchtvaartuigen welke hoofdzakelijk als openbaar vervoermiddel in het internationaal verkeer zullen worden gebruikt» vervangen door: luchtvaartuigen welke worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer toeleggen.

ARTIKEL XIII

De Wet belasting zware motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e vervalt onder verlettering van de onderdelen f, g en h tot onderdelen e, f en g.

2. In onderdeel f (nieuw) wordt «genoemd onder f» vervangen door: genoemd onder e.

3. In onderdeel g (nieuw) wordt «genoemd onder f» vervangen door: genoemd onder e.

B. Hoofdstuk V vervalt.

C. In artikel 13 vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

D. In artikel 14, derde lid, vervalt de tweede volzin.

E. In artikel 18, eerste lid, vervalt de laatste volzin.

F. In artikel 20 vervallen het derde en vierde lid.

ARTIKEL XIV

Indien vóór het tijdstip waarop artikel XIII in werking treedt een certificaat is afgegeven als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van de Wet belasting zware motorrijtuigen zoals dit luidde vóór bedoeld tijdstip, waarvoor op dat tijdstip het in het certificaat opgenomen tijdvak nog niet is verstreken, blijft de regelgeving met betrekking tot dit certificaat, zoals die luidde voorafgaand aan dat tijdstip, van toepassing.

ARTIKEL XV

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h vervalt.

2. Onderdeel i wordt geletterd h.

B. Artikel 10a vervalt.

C. Artikel 36e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende lid vervalt onder vernummering van het tiende lid tot negende lid.

2. In het negende lid (nieuw) vervallen de zinsneden «en negende» en «onderscheidenlijk negende».

D. In artikel 36n, tweede lid, vervalt «en negende».

ARTIKEL XVI

Aan artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen worden vier leden toegevoegd, luidende:

8. De inspecteur kan bepalen dat een ander bedrag aan belastbaar loon in aanmerking wordt genomen dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

9. De inspecteur stelt het belastbare loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan wel het belastbare loon, bedoeld in het achtste lid, vast indien een geschil over de hoogte van het belastbare loon bestaat.

10. Indien er grond is voor het vermoeden dat het belastbare loon met toepassing van het negende lid tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur dit herzien. Bij deze herziening is, in afwijking in zoverre van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 16, eerste tot en met vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

11. Een beschikking op grond van het negende of tiende lid wordt aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

ARTIKEL XVII

De in artikel XVI opgenomen wijzigingen van artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing bij de toepassing van artikel 8 van de Wet kinderopvang zoals deze geldt voor het tegemoetkomingsjaar 2005, met dien verstande dat daarbij voor «inspecteur» wordt gelezen «de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen». Voorts wordt voor het tegemoetkomingsjaar 2005, ingeval geen aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld en de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met overeenkomstige toepassing van artikel 8, achtste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een ander bedrag aan belastbaar loon in aanmerking neemt, dan wel met overeenkomstige toepassing van het negende lid van dat artikel bij beschikking het belastbaar loon vaststelt, de beschikking tot wijziging van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet kinderopvang, gegeven binnen acht weken na het tijdstip waarop dat andere bedrag aan belastbaar loon aan de inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet kinderopvang bekend, is geworden of, indien de eerstgenoemde inspecteur het belastbare loon bij beschikking heeft vastgesteld, binnen acht weken na het tijdstip waarop die beschikking onherroepelijk is geworden.

ARTIKEL XVIII

Artikel IV, onderdeel Ca, van het Belastingplan 2007 wordt vervangen door:

Ca. Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot een kalenderjaar ten aanzien van een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de Ziektewet niet als inhoudingsplichtige beschouwd degene, tot wie op 1 januari van het kalenderjaar dan wel, indien de dienstbetrekking na die datum is aangegaan, bij het aangaan van de dienstbetrekking, uitsluitend een of meer zodanige directeuren-grootaandeelhouders in dienstbetrekking staan.

ARTIKEL XIX

In artikel XIII van de Wet van 14 december 2006 houdende wijziging van enkele belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (wijzigingsplan «paarse krokodil») (Stb. 681) wordt «treedt artikel V, onderdeel A, in werking met ingang van 1 januari 2008» vervangen door: treedt artikel V, onderdeel A, in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XX

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 oktober 2005 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving) (Kamerstukken II 2005/06, 30 322) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel I, onderdeel Babis, van die wet «een jaar» vervangen door: dertien weken.

ARTIKEL XXI

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 oktober 2005 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving) (Kamerstukken II 2005/06, 30 322) tot wet is of wordt verheven en artikel VIA, artikel VII, derde lid, en artikel IX, derde lid, van die wet in werking zijn getreden, worden de volgende wetten met ingang van die inwerkingtreding als volgt gewijzigd:

A. In artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet wordt na «gemeenteambtenaar» ingevoegd: , in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,.

B. In artikel 30, achtste lid, van de Wet waardering onroerende zaken wordt na «gemeenteambtenaar» ingevoegd: , in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,.

C. In artikel 131 van de Waterschapswet wordt na de zinsnede «het eerstbedoelde bezwaar aan» ingevoegd: , in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,.

ARTIKEL XXII

1. In afwijking van artikel 22, vierde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt de beslissing op een aanvraag die is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV en betrekking heeft op een periode die aanvangt met ingang van dat tijdstip, gegeven binnen vier maanden na het tijdstip van die inwerkingtreding.

2. In afwijking van artikel 22, vijfde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt een aanvraag die is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV en betrekking heeft op een periode die aanvangt met ingang van dat tijdstip, nog in behandeling genomen indien de S&O-inhoudingsplichtige de opgave van de burgerservicenummers uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar waarin de inwerkingtreding is gelegen, heeft gedaan.

ARTIKEL XXIII

De vennootschapsbelasting over een boekjaar dat voor 1 januari 2008 aanvangt en op of na die datum eindigt, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, berekend volgens de formule: belasting = (X/B x To) + (Y/B x Tn), waarin:

X voorstelt: het aantal voor 1 januari 2008 vallende dagen van het boekjaar;

Y voorstelt: het aantal na 31 december 2007 vallende dagen van het boekjaar;

B voorstelt: het totale aantal dagen van het boekjaar;

To voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt op 31 december 2007;

Tn voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2008.

ARTIKEL XXIV

Voor de toepassing van artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2008 op de bedragen, genoemd in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de in genoemd artikel 10.1 bedoelde tabelcorrectiefactor verlaagd met 0,0075.

ARTIKEL XXV

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 november 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag) (Kamerstukken II 2006/07, 30 887), nadat het tot wet verheven is, eerder in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A. In artikel XV, onderdeel A, wordt «Artikel 8» vervangen door: Artikel 10.

B. Na onderdeel A van artikel XV wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

AA. In artikel 11, tweede lid, wordt «en i» vervangen door: en h.

C. Na onderdeel B van artikel XV wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

BA. In artikel 37b, eerste lid, vervalt de zinsnede «10a, eerste lid,».

D. Artikel XV, onderdeel C, komt te luiden:

C. In artikel 36e vervalt het vijfde lid.

E. Na onderdeel C van artikel XV wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

CA. In artikel 36ha vervallen de zinsneden «en vijfde» en «onderscheidenlijk vijfde».

F. Artikel XV, onderdeel D, komt te luiden:

D. In artikel 36n, eerste lid, wordt «derde tot en met vijfde lid»vervangen door: derde en vierde lid.

ARTIKEL XXVI

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat artikel XVI terugwerkt tot en met 1 januari 2006.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XVIII en XIX in werking op 31 december 2007.

3. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen IV, XIII en XXII in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel H, in werking met ingang van 1 januari 2009.

5. De wijzigingen ingevolge artikel III, onderdeel E, eerste lid, en onderdeel F, eerste lid, vinden voor het eerst toepassing voor mededelingen betreffende S&O-verklaringen die betrekking hebben op het kalenderjaar 2008 of op een gedeelte van dat kalenderjaar.

6. De wijzigingen ingevolge artikel VI vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2008.

7. De wijzigingen ingevolge artikel VII, onderdeel A, vinden voor het eerst toepassing op de opbrengst van de in artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die op of na 1 januari 2008 ter beschikking is gesteld.

8. De wijziging ingevolge artikel VII, onderdeel B, vindt met betrekking tot een vennootschap die voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor het eerst toepassing met betrekking tot de opbrengst van de in artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die aan deze vennootschap ter beschikking is gesteld in het boekjaar voor de heffing van de vennootschapsbelasting, dat aanvangt op of na 1 januari 2008.

9. De wijziging ingevolge artikel VII, onderdeel D, vindt met betrekking tot een inhoudingsplichtige die voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor het eerst toepassing met betrekking tot ten laste van de inhoudingsplichtige ingehouden dividendbelasting en buiten Nederland ingehouden en drukkende belastingen aan de bron op de opbrengsten van aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die zijn ingehouden op opbrengsten die ter beschikking zijn gesteld in het boekjaar voor de heffing van de vennootschapsbelasting, dat aanvangt op of na 1 januari 2008.

ARTIKEL XXVII

Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2008.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven