Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2021
De Vaste Kamer Commissie van Financiën vroeg mijn ambtgenoot van Financiën op 15 januari
jl. naar de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Sneller en Slootweg, waarin
wordt verzocht om te onderzoeken op welke wijze een vorm van besturen van bedrijven,
waarbij de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig betrokken worden, in de wet
kan worden verankerd (Kamerstuk 35 570 IX, nr. 13). U vroeg hierbij in het bijzonder in te gaan op de volgende vragen:
Vanwege mijn verantwoordelijkheid voor het Burgerlijk Wetboek, waaraan de motie raakt,
heb ik de beantwoording van uw verzoek op mij genomen.
Het vraagstuk van de maatschappelijke verantwoordelijkheid in het bestuur van de vennootschap
staat in de warme belangstelling van politiek, wetenschap en de praktijk, getuige
de motie Sneller/Slootweg en ook de vele artikelen die hierover in juridische vakbladen
zijn verschenen. Daarnaast heeft de Europese Commissie recent een consultatie afgesloten
over het – op Europees niveau – verankeren van de maatschappelijke verantwoordelijkheid.
De Commissie heeft aangekondigd in juni met een richtlijnvoorstel hierover te komen.
Uw Kamer heeft recent van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
een afschrift van onze inbreng in de hiervoor vermelde consultatie van de Europese
Commissie ontvangen.
Ik ben voornemens het onderwerp in eerste instantie te bespreken in een expertbijeenkomst,
bestaande uit hoogleraren en vertegenwoordigers vanuit belanghebbende organisaties.
Afhankelijk van de uitkomsten en afhankelijk van het voorstel dat de Europese Commissie
zal presenteren, zullen de vervolgstappen worden bepaald.
Ik zal uw Kamer dit voorjaar over de uitkomsten van deze bijeenkomst, en waar mogelijk
over eventuele vervolgstappen, informeren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker