31 083 Corporate governance, hedgefondsen en private equity

Nr. 38 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2011

Op verzoek van de vaste commissie van Financiën bied ik u hierbij, mede namens de ministers van Financiën, van Veiligheid & Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de kabinetsreactie aan op het rapport van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (hierna; de commissie) over de naleving van Nederlandse Corporate Governance Code (hierna: de code) van december 2010.

Dit is het eerste rapport over de naleving door beursondernemingen van de nieuwe code. De nieuwe code is met ingang van 1 januari 2009 van kracht geworden voor beursgenoteerde ondernemingen. De commissie heeft zich geconcentreerd op naleving van bepalingen met een toepassingspercentage van minder dan 90%, en op naleving van nieuwe principes en best practices. De commissie heeft extra aandacht besteed aan aandeelhouders en (de samenstelling van) de raad van commissarissen.

Naleving van onderzochte principes en best practices

Uit het rapport blijkt dat de naleving over het boekjaar 2009 stabiel is gebleven ten opzichte van het boekjaar 2008. De nieuwe best practice bepalingen in de code worden over het algemeen toegepast of uitgelegd. Maar, zoals de commissie ook aangeeft, er is nog geen sprake van 100% naleving. Het niet-naleven van de code vindt bij een beperkt aantal bepalingen plaats.

Het kabinet deelt de mening van de commissie dat de maatschappij niet-naleving steeds minder accepteert, met name daar waar het beloningen betreft, en dat de naleving van de code 100% dient te zijn. Het kabinet vindt niet-naleving, hoe beperkt ook, dan ook onwenselijk en wil dat dit wordt verbeterd.

Het kabinet onderschrijft daarom de keuze van de commissie om de naleving van de code door beursvennootschappen meer kwalitatief te gaan monitoren. De commissie heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de uitleg, wanneer codebepalingen niet worden toegepast. Bij de bepalingen over de maximale benoemingstermijn en de maximale ontslagvergoeding wordt de meeste uitleg gegeven. De uitleg dat «bestaande afspraken en/of contracten gerespecteerd worden» zou enkel door tijdsverloop niet meer voor moeten komen, aldus de commissie. De commissie zal dit jaar nader onderzoek verrichten naar de naleving van deze bepalingen bij benoemingen die hebben plaatsgevonden na 1 januari 2004 (na inwerkingtreding van de code). De commissie wijst er op dat zij, voor deze benoemingen, de uitleg dat bestaande afspraken en/of contracten gerespecteerd worden, als niet-naleving beschouwt. De commissie zal, indien nodig, ondernemingen individueel aanspreken op niet-naleving.

Deze werkwijze spreekt het kabinet aan.

Verder kan het kabinet zich vinden in de aanpak van de commissie waarbij zij bijeenkomsten heeft gehouden met respectievelijk bestuurders, commissarissen, aandeelhouders en accountants over de naleving, de actualiteit en de bruikbaarheid van de code. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij de accountants onduidelijkheid bestond over hun rol bij de controle op de naleving van de code. De commissie heeft de accountants ertoe opgeroepen de ondernemingsbestuurders aan te spreken wanneer zij vaststellen dat de code niet (volledig) wordt nageleefd. De commissie zal deze dialogen de komende jaren blijven aangaan. Dergelijke bijeenkomsten kunnen bijdragen aan een optimale naleving van de code.

Specifiek onderzoek van de commissie

Verder heeft de commissie over het boekjaar 2009 specifiek onderzoek gedaan naar het gedrag van Nederlandse institutionele beleggers, de diversiteit en de evaluatie binnen raden van commissarissen. Hieruit blijkt dat de kleinere institutionele beleggers de code nog onvoldoende naleven en de raad van commissarissen haar functioneren nog kan verbeteren. Zoals hiervoor al is aangegeven, kan het kabinet zich vinden in het standpunt van de commissie dat de naleving 100% dient te zijn. Het is dan ook goed dat de commissie heeft aangegeven dit jaar opnieuw aandacht te besteden aan de raad van commissarissen, en verder specifiek onderzoek te verrichten naar buitenlandse institutionele beleggers.

Tot slot

Het kabinet vindt dat naleving van de code 100% moet zijn. Het specifiek monitoren van de kwaliteit van de uitleg, het voeren van de dialoog met bestuurders, commissarissen, aandeelhouders en accountants en het aanspreken van ondernemingen, dragen hier allemaal aan bij.

De commissie pleit voor het behoud van een goed werkende zelfregulering. In het rapport geeft de commissie aan dat een breed draagvlak voor de inhoud van de code bij de schragende partijen belangrijk is. Als specifieke codebepalingen selectief in wetgeving worden opgenomen, komt het draagvlak voor zelfregulering volgens de commissie in het gedrang. Het kabinet onderschrijft het belang van zelfregulering en is zich ervan bewust dat een breed draagvlak van de schragende partijen essentieel is. Het kabinet is van mening dat zelfregulering en wetgeving elkaar kunnen aanvullen, ondersteunen en versterken. Het kabinet is zich bewust van de zorgen die de commissie hier uit en zal hier met gepaste voorzichtigheid mee omgaan.

Het kabinet heeft er kennis van genomen dat de commissie op 20 april jongstleden een gesprek heeft gevoerd met uw Kamer, waarbij zij toelichting heeft gegeven op haar rapport. Daarbij heeft zij zich bereid getoond om regelmatig met uw Kamer in overleg te treden. Een dergelijk overleg kan volgens het kabinet bijdragen aan een optimale balans tussen regulering en zelfregulering.

Het kabinet dankt de commissie voor haar werkzaamheden en ziet met belangstelling uit naar de resultaten van de werkzaamheden van de commissie in december van dit jaar.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven