Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Tijdens het tweeminutendebat hersteloperatie kinderopvangtoeslag op 7 juli jl. (Handelingen
II 2020/21, nr. 98, Tweeminutendebat Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag) hebben leden
van uw Kamer Kat, Grinwis, Alkaya, Snel, van Dijk, Azarkan en Idsinga een motie ingediend
om de aanbevelingen van de kinderen en jongeren ten aanzien van de kindregeling over
te nemen.1 Zoals toegezegd apprecieer ik deze motie met deze brief.
Allereerst wil ik nogmaals het belang van een aparte regeling voor kinderen van gedupeerde
ouders benadrukken. In mijn brief over de 7e voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag (VGR) benoemde ik dat veel van de kinderen
van gedupeerde ouders ten gevolge van de problemen bij de kinderopvangtoeslag in problematische
omstandigheden zijn opgegroeid.2 Het kabinet wil hun leed erkennen en bijdragen aan een betere toekomst. Hiervoor
is een breed pakket aan ondersteuning nodig, inclusief een financiële tegemoetkoming.
Kinderen en jongeren hebben hierover een aantal concrete aanbevelingen uitgebracht.3 Ik ben de kinderen en jongeren erg dankbaar en onderschrijf de richting van hun aanbevelingen.
De ingebrachte motie ziet op meerdere onderdelen van de kindregeling. De adviezen
over de contouren van de kindregeling, inclusief brede hulp, onderschrijf ik. Zoals
ik schreef in de 7e VGR kan een breder pakket aan ondersteuning de kinderen helpen met de verwerking
en te werken aan een nieuwe start. Ik benadruk dat uitvoerbaarheid en juridische haalbaarheid
randvoorwaarden zijn en dat we hier in de nadere uitwerking nog goed naar moeten kijken.
Het vertalen van de adviezen van de kinderen en jongeren over de hoogte van de financiële
tegemoetkoming gaat gepaard met een dilemma. Dit dilemma speelt ook bij de appreciatie
van deze motie. Ik wil een regeling maken die recht doet aan het advies van de kinderen
en tegelijkertijd ook rechtvaardig voelt voor anderen die onrecht zijn aangedaan.
Ik denk hierbij specifiek aan de regeling die volgt uit het onderzoek van de commissie
De Winter waar slachtoffers van geweld in de jeugdzorg aanspraak op kunnen maken.
Zij ontvangen allen een uniforme compensatie van € 5.000. Met de richting voorgesteld
in de 7e VGR, denkt het kabinet een balans te hebben gevonden in dit dilemma door
enerzijds de door de kinderen en jongeren voorgestelde systematiek met gestaffelde
bedragen te onderschrijven en anderzijds qua hoogte gemiddeld aan te sluiten bij soortgelijke
regelingen elders.
Wij hebben uw Kamer gevraagd om te reflecteren op de voorgestelde richting van het
kabinet en ook vanuit uw Kamer aan te geven welke richting het kabinet als uitgangspunt
moet nemen bij de nadere uitwerking. Het hierboven beschreven dilemma in ogenschouw
nemend, laat het kabinet deze motie dan ook aan het oordeel van uw Kamer. Dit oordeel
zal ik meenemen bij de verdere uitwerking van de regeling, waarin de richting zal
worden getoetst op uitvoerbaarheid, juridische haalbaarheid en met oog voor impact
op soortgelijke regelingen. Na deze uitwerking zal ik met een concreet voorstel komen
inclusief budgettaire verwerking en deze aan uw Kamer ter goedkeuring voorleggen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen