31 066 Belastingdienst

Nr. 252 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 oktober 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 16 september 2015 inzake aanbieding 16e halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 250).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 oktober 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

Vraag 1

Hoe staat het met het onderzoek naar de tax gap?

Antwoord op vraag 1

De Belastingdienst doet periodiek onderzoek onder de bij de Belastingdienst bekende belastingplichtigen naar het nalevingstekort. Dit gebeurt op basis van steekproeven.Deze aanpak biedt een goed handelingsperspectief en maakt duidelijker waar de belastinggelden kunnen worden gehaald. In de Investeringsagenda zijn voorstellen gedaan voor intensivering van het toezicht om daarmee het nalevingstekort verder te verminderen.

Vraag 2

Hoe staat het met de opsporing van auto-eigenaren met een buitenlands kenteken die onterecht geen motorrijtuigenbelasting betalen?

Antwoord op vraag 2

Het project buitenlandse kentekens heeft nog steeds alle aandacht. Zoals eerder gemeld bestaat het project uit een preventieve en een repressieve aanpak. Ik heb de Kamer hierover bij verschillende gelegenheden geïnformeerd.

De repressieve aanpak levert een beperkte bijdrage, de echte winst moet komen van de handhaving aan de voorkant. We blijven ook een zichtbaar repressieve aanpak volgen met ANPR en via andere signalen of handhavingsacties. Ik kan hiervan de volgende resultaten melden.

In het eerste halfjaar van 2015 zijn er ruim 6.500 auto’s op Nederlands kenteken gezet. Verder is ook het aantal auto’s met buitenlands kenteken waarvoor MRB wordt betaald weer gestegen. Op 1 juli 2015 waren in totaal 2.747 motorrijtuigen met een actueel houderschap met buitenlands kenteken waarvoor MRB wordt betaald in Nederland (in december 2014 waren dat er 2.052). Daarnaast is vanuit de repressieve aanpak een opbrengst gerealiseerd van ongeveer € 1,5 mln. BPM en MRB (in heel 2014: € 4 mln). Deze opbrengst lijkt op een lichte daling van de opbrengsten van de repressieve aanpak te duiden. Op dit moment kunnen hier (nog) geen conclusies aan worden verbonden.

Vraag 3

Wat is de huidige stand van zaken over het sluiten dan wel openhouden van de verschillende vestigingen van de Belastingdienst in het land?

Antwoord op vraag 3

Het kabinet heeft in 2012 in het kader van het programma Compacte Rijksdienst de masterplannen Rijkshuisvesting vastgesteld. Per provincie is een masterplan opgesteld waarin de plannen voor kantoorlocaties zijn opgenomen. De bijzondere locaties voor FIOD en Douane vallen buiten dit programma. Veelal op basis van de expiratiedatum van het huurcontract zijn de sluitingen van de verschillende vestigingen bepaald. In 2012 had de Belastingdienst nog 43 kantoorlocaties, gedurende de looptijd, 2012–2020 van de masterplannen wordt dit teruggebracht tot 21 locaties.

In 2014 is gestart met de daadwerkelijke sluiting van de verschillende vestigingen.1 In 2014 zijn de volgende vestigingen gesloten: Dordrecht, Goes, Gorinchem, Nijmegen en Terneuzen. In 2015 zijn de volgende vestigingen gesloten: Alkmaar, Den Bosch, Duiven (in Duiven blijft in verband met Europese wetgeving een Douane loket), Leiden, Oss, Roermond en Zaandam. Later dit jaar sluit nog de vestiging Tilburg. In 2016 en volgende jaren sluiten de volgende vestigingen:

  • Amersfoort (2016);

  • Roosendaal (2016);

  • Haarlem (2017), deze sluiting was voorzien in 2016 maar loopt één jaar vertraging op. Deze vertraging wordt veroorzaakt door een langere doorlooptijd om de faciliteiten voor de FIOD in Amsterdam te realiseren;

  • De vestigingen Hengelo en Almelo waarvan de sluiting voorzien was in respectievelijk 2016 en 2018 lopen ook vertraging op. De voorziene oplossingen in de locatie Enschede zijn nog niet definitief bepaald door het Rijksvastgoedbedrijf.

Na de realisatie van de masterplannen blijven er 21 kantoorvestigingen voor de Belastingdienst over. Dit zijn Almere, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Den Haag, Doetinchem, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Heerlen, Hoofddorp, Hoorn, Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, Rotterdam, Utrecht, Venlo en Zwolle.

Vraag 4

Kunt u een schatting maken van de doorlooptijd van het formulier voor vermindering of vrijstelling van buitenlandse belasting? Klopt het dat deze momenteel fors langer is geworden, terwijl het formulier voorheen binnen enkele dagen bestempeld en wel geretourneerd werd?

Antwoord op vraag 4

De instroom van EU/EER verklaringen kent piek- en dalmomenten. In de periode van april tot juli is sprake van een grote instroom en derhalve van een piekmoment. De doorlooptijd van deze formulieren is in deze periode door de grote instroom weliswaar langer geworden, maar is voor het grootste deel steeds binnen de afgesproken termijn van 8 weken gebleven. Buiten de aangegeven piekperiode worden de formulieren binnen enkele dagen tot weken behandeld.

Vraag 5

Is er sprake van een centralisatie van de afhandeling van formulieren, waaronder die voor vermindering of vrijstelling van buitenlandse belasting, binnen de Belastingdienst?

Antwoord op vraag 5

De Belastingdienst is bezig de instroom en archivering van de formulieren te centraliseren op één of enkele plekken in het land en de behandeling verder te standaardiseren. De behandeling wordt binnen PDB/dienstverlening op meerdere plaatsen uitgevoerd om zo veel mogelijk aan de afgesproken termijnen te voldoen. Ook wordt bekeken in hoeverre deze papieren werkstroom gedigitaliseerd kan worden.

Vraag 6

Welke resultaten zijn reeds zichtbaar op de weg naar verbetering?

Antwoord op vraag 6

De werkzaamheden in de afgelopen maanden in het kader van de Investeringsagenda waren een combinatie van bouwen aan het fundament, uitwerken van plannen en werken aan de eerste resultaten. Wat dat laatste betreft geef ik een aantal voorbeelden:

  • er zijn organisatorische stappen gerealiseerd: er is een compacte Raad van Bestuur gevormd en het Programma Management Office (PMO) is volop aan de slag om veranderingen aan te jagen en te monitoren;

  • het Investment Committee is operationeel: financiële mensen en deskundigen op gebied van HR en ICT beoordelen de voorgelegde plannen en adviseren over het vrijgeven van geld voor de investeringen;

  • het samenstellen van de datalaag vordert: inmiddels is zo’n 80% van de bestaande systemen ontsloten;

  • Broedkamerproducten worden uitgerold in de Belastingdienst: in Eindhoven en in Den Haag is ervaring opgedaan met producten van het nieuwe risicomodel voor de Inkomensheffing. Amsterdam volgt binnenkort met een derde pilot.

  • er is binnen de Broedkamer gewerkt aan een debiteurenbeeld. Dat geeft een totaalbeeld van de debiteur en zijn relaties, zijn vorderingen, genomen vorderingsmaatregelen en betalingen. Dat beeld wordt nu breder uitgerold. Dat gebeurt stapsgewijs. Eerst een paar teams, nu weer een aantal extra;

  • de uitvoeringstoetsen nieuwe stijl worden toegepast waardoor breed gekeken wordt naar aspecten die vanuit het perspectief van de uitvoering van belang kunnen zijn en waarmee de gemaakte afweging tussen deze aspecten voor de buitenwereld inzichtelijk zijn gemaakt. Dit leidt tot een evenwichtiger beeld van de gevolgen voor de uitvoering;

  • in het Belastingplanpakket 2016 is een experimenteerbepaling opgenomen die het mogelijk maakt dat verschillende opties kunnen worden beproefd om de inning op een andere wijze vorm te geven;

  • de mogelijkheid tot online aangifte is gerealiseerd, waarbij burgers een maand extra de tijd hebben gekregen zodat meer spreiding in de tijd mogelijk is geworden;

  • het wetsvoorstel elektronisch berichtenverkeer is ingediend en aangenomen door de Tweede Kamer;

  • er is een nieuwe werkwijze bij Toeslagen ingevoerd waardoor gewerkt wordt met betere geschatte inkomens: dat voorkomt latere terugbetalingen;

  • concentratie van de invordering blijkt goed te werken. Daarom komt er nu een derde Landelijk Incasso Centrum (LIC); dat gaat de invordering bij «klein» MKB ter hand nemen;

  • technische voorbereidingen voor het uitrollen van elektronisch berichtenverkeer (EBV) zijn afgerond;

  • er is hard gewerkt aan Switch, het werk- en mobiliteitsbedrijf. De medezeggenschap heeft ingestemd met de oprichting. Die is sinds 18 september een feit. Komende maanden wordt verder gegaan met de interne organisatie en met voorbereidingen voor de start op 2 januari 2016. Er is voldoende zinvol werk geïdentificeerd voor medewerkers die in Switch komen.

Vraag 7

Nederland wordt genoemd als zijnde in de top 4 van beste douanes, uit welke landen bestaat de top 3?

Antwoord op vraag 7

De Nederlandse Douane staat op de 4e plaats in de Logistics Performance Index 2014 van de Wereldbank. De eerste drie plaatsen worden ingenomen door respectievelijk Noorwegen, Duitsland en Singapore.2

Vraag 8

Met China worden nog afspraken gemaakt over de praktische invulling met betrekking tot de wederzijdse erkenning van veiligheidscertificeringen. Worden deze onderhandelingen op EU of Nederlands niveau gevoerd? Is er inhoudelijk reeds overeenstemming?

Antwoord op vraag 8

De Europese Commissie voert de onderhandelingen over de praktische invulling van de wederzijdse erkenning van veiligheidscertificeringen met China. Inhoudelijke overeenstemming in het wederzijdse erkenningstraject is er nog niet; dat wordt verwacht in augustus 2016.

Vraag 9

Welke antidumpingheffingen zijn er op dit moment actief? Hoeveel wordt hiermee opgehaald?

Antwoord op vraag 9

Per 1 oktober 2015 zijn er 59 antidumpingheffingen en compenserende rechten actief in de Europese Unie. In 2014 bracht dat ruim € 80 miljoen op; tot en met augustus 2015 staat de teller op bijna € 34 miljoen. Antidumpingheffingen en compenserende rechten vormen geen statisch gegeven. Geregeld worden nieuwe maatregelen gepubliceerd, wijzigingen in bestaande maatregelen aangebracht of bestaande maatregelen vervallen. Hierdoor kan de opbrengst van jaar tot jaar (sterk) verschillen.

Vraag 10

Kunt u een inschatting geven van de waarde van de heroïnemarkt in Nederland? Neemt de smokkel van heroïne toe of af?

Antwoord op vraag 10

De Douane controleert en bevordert alleen de veiligheid van goederenverkeer dat de buitengrenzen van de EU overschrijdt. Ik kan mede daarom geen inschatting geven van de waarde van de heroïnemarkt. Het aantal inbeslagnames van heroïne door de Douane is de afgelopen jaren vrij stabiel. Incidentele grote vangsten zorgen regelmatig voor schommelingen in de jaarcijfers van de door de Douane in beslag genomen hoeveelheden. Aan de hand daarvan kunnen geen conclusies worden getrokken over een eventuele groei of afname van de heroïnesmokkel.

Vraag 11

Kunt u een overzicht geven van het aantal procedures dat door de douane wordt gevoerd? Hoeveel procedures leiden uiteindelijk tot een boete of anderszins een straf?

Antwoord op vraag 11

Het opleggen van straffen in het douanerecht en in mindere mate op het gebied van accijns gebeurt met het uitvaardigen van fiscale strafbeschikkingen. Deze fiscale strafschikkingen betreffen in bijna alle gevallen geldboetes.

Indien een bestrafte het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking kan verzet worden aangetekend. In het eerste halfjaar van 2015 is in 88 gevallen verzet aangetekend tegen een opgelegde fiscale strafbeschikking. Het aantekenen van verzet houdt in dat de Officier van Justitie de zaak bij de rechter voor kan gaan leggen. Sinds de invoering van de fiscale strafbeschikking medio 2011 is in 593 gevallen verzet aangetekend (gemiddeld circa 150 zaken per jaar).

In het eerste halfjaar van 2015 heeft de Douane 1.798 processen-verbaal opgemaakt op het gebied van het douanerecht, 270 processen-verbaal op grond van de accijnswetgeving en 6.290 processen-verbaal op grond van de VGEM-wetgeving. VGEM-wetgeving heeft betrekking op regelgeving op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu. Bij overtredingen op het gebied van de VGEM-wetgeving legt het OM een sanctie op.

Vraag 12

Hoe wordt er met de groeiende smokkel van verdovende middelen in postpakketen en briefpost omgegaan, is er bijvoorbeeld een actieplan opgesteld?

Antwoord op vraag 12

Om de groeiende smokkel van verdovende middelen in postpakketten en briefpost tegen te gaan is in 2014 het aantal controles bij de postzendingen al toegenomen van 25.000 naar 45.000.

In 2015 is een controleactie gestart op synthetische drugs in de post. Hierbij wordt, in samenwerking met de politie, gericht gezocht naar synthetische drugs vanuit Nederland naar een aantal bestemmingslanden.

Daarnaast onderzoekt de Douane mogelijkheden om de controles efficiënter uit te voeren met de inzet van innovatieve hulpmiddelen zoals scanners en snifferapparatuur voor het aan de buitenkant waarnemen van sporen van onder meer drugs.

Vraag 13

Is er een goede samenwerking tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de politie en de douane wat betreft deze groeiende smokkel van verdovende middelen in postpakketten en briefpost? Zijn er veel contactmomenten?

Antwoord op vraag 13

De Douane werkt nauw samen met haar handhavingspartners, op regionaal, landelijk en EU/internationaal niveau. Bij de bestrijding van de smokkel van verdovende middelen in internationale postpakketten en briefpost is de FIOD de eerst aangewezen handhavingspartner in de opsporing. Bij het antwoord op vraag 12 is daarnaast al de samenwerking in de actie op synthetische drugs met de politie genoemd.

In internationaal verband neemt de Douane bijvoorbeeld deel aan het European multidisciplinairy platform against criminal threats (EMPACT). Dat omvat onder andere verdovende middelen, waarbij (inter)nationaal de post- en koerierszendingen aandacht hebben. Het aantal contactmomenten wordt overigens niet specifiek bijgehouden en hangt af van de aard van de werkzaamheden, waarbij het gaat om de effectieve samenwerking.

Vraag 14

Invoerders zijn reeds overgestapt op AGS, uitvoerders nog niet. Wat betekent dit voor doorvoerders, dus bedrijven die dezelfde goederen zowel in- als uitvoeren?

Antwoord op vraag 14

Doorvoerders die dezelfde goederen invoeren en daarna gelijk doorvoeren maken geen gebruik van AGS. Zij volgen het proces doorvoer. Dat proces wordt ondersteund door een ander systeem, TRANSIT.

Vraag 15

Per 1 mei 2015 zijn alle invoeraangevers overgestapt naar AGS. Kan uitgebreider worden aangegeven hoe het staat met de uitvoerbaarheid van de AGS?

Antwoord op vraag 15

Bij AGS is gekozen voor een gefaseerde overgang van het oude naar het nieuwe systeem. In overleg met het bedrijfsleven zijn momenten gepland waarop is beoordeeld of een volgende fase van de implementatie kon starten. Nadat de aanloop problemen in de organisatie en de implementatie waren verholpen, is in overleg tussen Douane en bedrijfsleven bepaald dat algehele implementatie plaats kon vinden op 1 mei 2015. Daarna is en wordt er nog voortdurend gemonitord om het proces en de daarbij behorende systemen stabiel te houden. Ook de interactie tussen Douane en bedrijfsleven is gewijzigd en vindt veel meer geautomatiseerd plaats.

De kennis en inzichten die de Douane en het bedrijfsleven hebben opgedaan met de werking van het nieuwe proces en systeem worden daarbij voortdurend gebruikt om verbeteringen aan te brengen.

Naar verwachting zal in december 2015 AGS 3 (voor uitvoer) in gebruik worden genomen. AGS 3 bevat tevens verbeteringen die een oplossing bieden voor een aantal van de huidige opstartproblemen. Deze aanpak is afgestemd met het bedrijfsleven, maar betekent wel een kleine verschuiving naar achteren in de planning. Ook de definitieve afronding van AGS schuift daarmee door, naar medio 2016. De mogelijk hiermee samenhangende budgettaire consequenties zijn overigens beperkt.

De aanpak van AGS is afgestemd met het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft kenbaar gemaakt dat het wel wennen is met AGS, maar dat na die gewenning het systeem goed bevalt. De resultaten van de recent gepubliceerde Fiscale Monitor 2015 wijzen ook in die richting. De scores zijn vrijwel allemaal gelijk of hoger dan in 2014. De tevredenheid van de douaneklanten, gemeten in een percentage dat neutraal tot zeer tevreden is, bedraagt 93% in 2015 voor het aangifteproces AGS.

Vraag 16

Welke signalen zijn ontvangen van de medewerkers over de investeringsagenda?

Antwoord op vraag 16

De ontvangst van de Investeringsagenda was overwegend positief-kritisch. Veel medewerkers onderschrijven de richting van de veranderingen (informatiegestuurd en digitaal werken) en zijn blij met de mogelijkheden die een investeringsprogramma biedt. De plannen zijn vaak nog niet gedetailleerd genoeg om alle medewerkers al een beeld te geven van wat er wanneer in hún werk verandert. Die detaillering zal er komen maar ook dan nog geldt dat er mensen zijn voor wie er de eerste periode in hun directe werkomgeving weinig verandert. Het is voor het draagvlak belangrijk dat ze op de hoogte zijn van de ontwikkelingen binnen de Belastingdienst maar zij moeten geduld hebben. In die zin zijn er (minstens) twee stromingen: er zijn nu al mensen die vinden dat het te snel gaat; maar er zijn er minstens evenveel die vinden dat het te langzaam gaat. Onder de medewerkers is er begrip voor het feit dat arbeidsplaatsen verloren gaan, omdat werk verdwijnt. De oprichting van Switch wordt heel belangrijk gevonden: daaruit blijkt de zorg van de Belastingdienst als werkgever voor zijn medewerkers. Over de spelregels voor Switch leven nog veel vragen. De medewerkers van Belastingen ten slotte vragen zich af of er na de concentratiebeweging binnen hun dienstonderdeel nu weer een nieuwe reorganisatie aankomt. Vanuit het management is er bij het uitkomen van de Investeringsagenda veel energie gestoken in het meenemen van de medewerkers. Wanneer er ontwikkelingen te melden zijn, wordt die aanpak herhaald. Op het intranet van de Belastingdienst is een apart deel gereserveerd voor alles wat met de Investeringsagenda te maken heeft. Op die manier kunnen medewerkers zich ook op de hoogte stellen van wat er gebeurt. De dienstleiding is zich er van bewust dat er zorg leeft bij medewerkers; daarom is er veel aandacht voor draagvlak, onder andere via de medezeggenschap, en voor de vraag hoe medewerkers de verandering ervaren. Binnen de veranderplannen nemen «communicatie en engagement» daarom een belangrijke plaats in.

Vraag 17

Hoeveel fte en financiële middelen denkt u dat het Toekomstbestendig Ordeningsmodel (TOM) gaat kosten?

Antwoord op vraag 17

Uiteraard kost het opstellen van het Toekomstbestendig Ordeningmodel (TOM) zelf geld en menskracht. Geld in de vorm van betalingen aan de externe partij die helpt bij het realiseren ervan, menskracht vanwege het feit dat directeuren, experts, leden van de Raad van Bestuur, PMO en anderen actief meewerken aan de inhoud ervan. Zij doen dat niet full-time, maar als een onderdeel van hun reguliere werk. Het opstellen van het TOM is onderdeel van de uitwerking van de Investeringsagenda als geheel.

Vraag 18

Wat zijn de ervaringen bij het elektronisch berichtenverkeer (EBV) met het gebruik van de berichtenbox? In hoeverre wordt er door belastingplichtigen actief gebruik van gemaakt?

Antwoord op vraag 18

De start met het (naast op papier) naar de Berichtenbox verzenden van de voorschotbeschikkingen van Toeslagen (najaar 2013), aangiftebrieven voor de inkomstenbelasting (begin 2015) en voorlopige aanslagen voor de inkomstenbelasting (vanaf juni 2015) heeft geleid tot een flinke toename van het aantal geactiveerde MijnOverheid-accounts, en daarmee Berichtenboxen. Dit aantal staat inmiddels op 1,8 miljoen. Als de wet elektronisch berichtenverkeer wordt ingevoerd, zullen de ervaringen met zowel de portalen MijnBelastingdienst en MijnToeslagen, als met MijnOverheid en de Berichtenbox worden gemonitord. Dit om de dienstverlening verder te verbeteren en ook met het oog op het toevoegen van nieuwe berichtenstromen aan het uitsluitend digitaal verkeer.

Vraag 19

De verdeling van het aantal inkeerders is 2% grote ondernemingen, 38% mkb en 60% particulieren. Kan het percentage van de opbrengst ook per segment worden gegeven?

Antwoord op vraag 19

Het percentage van de opbrengst per segment is 65% particulieren, 26% MKB en 9% grote ondernemingen.

Vraag 20

Wat is het project Belgische rente?

Antwoord op vraag 20

In dit project zijn de door België op basis van de EU Spaarrenterichtlijn vanaf het belastingjaar 2010 aan de Belastingdienst automatisch verstrekte bankgegevens voor een aantal jaren vergeleken met de door de desbetreffende belastingplichtigen in Nederland ingediende belastingaangiften. Het in België gestalde vermogen dat niet was aangegeven, is uiteraard door de Belastingdienst gecorrigeerd.

Vraag 21

Hoe vaak komt stille inkeer voor? Wat is het gemiddelde vermogen van een stille inkeerder?

Antwoord op vraag 21

Aangezien dit project pas kort geleden is gestart, kan ik daarover nog geen representatieve gegevens verstrekken. Ik zal hierover rapporteren op het moment dat het project naar verwachting medio 2016 is afgerond.

Vraag 22

Registreren de systemen bij de Belastingdienst automatisch grote vermogensvermeerderingen waar geen inkomensbron tegenover staat? Is er inzicht in de pakkans?

Antwoord op vraag 22

De vermogensvermeerderingen zonder dat daar een inkomensbron tegenover staat worden door de afdeling intelligence van de Belastingdienst door het uitvoeren van speciale analyses achterhaald. De ervaring leert, dat door deze analyses de pakkans zeer hoog is.

Vraag 23

Wat zijn de resultaten van de pilot «Debit-Credit Cards»?

Antwoord op vraag 23

De resultaten van deze lopende pilot laten op dit moment het volgende beeld zien. Bij 37 van de 51 geselecteerde anonieme buitenlandse kaarten is de kaarthouder achterhaald. Bij 9 van de 37 kaarthouders bleek geen Nederlands heffingsbelang aanwezig. Bij de overige 28 kaarthouders is dat wel het geval. De behandeling van 12 van laatstgenoemde 28 kaarthouders is inmiddels afgerond en levert een opbrengst van € 4 miljoen op. De overige 16 kaarthouders zijn nog in behandeling bij de Belastingdienst.

Vraag 24

Wanneer worden de antwoorden verwacht op de schriftelijke vragen van de heer Omtzigt, de heer Koolmees en mevrouw Neppérus over dubbele belasting voor Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit?

Antwoord op vraag 24

Ik heb de antwoorden op deze vragen op 1 oktober naar de Kamer gezonden.

Vraag 25

Welke opbrengst denkt u de komende jaren te gaan realiseren door de investering van € 157 miljoen?

Antwoord op vraag 25

De raming van de meeropbrengsten van Intensivering Toezicht en Invordering bedraagt voor 2016: € 566 miljoen, voor 2017: € 623 miljoen en structureel € 663 miljoen.

Vraag 26

Hoeveel boekenonderzoeken zijn er minder gedaan dan gepland?

Antwoord op vraag 26

Door het verleggen van de focus naar boekenonderzoeken met een groter fiscaal risico en fiscaal belang is de verwachting dat in 2015 ongeveer 27.000 boekenonderzoeken zullen worden uitgevoerd (tot en met augustus 2015 zijn 15.755 boekenonderzoeken uitgevoerd). De oorspronkelijke planning voor 2015 bedroeg 35.750 tot 38.750. Overigens is de Belastingdienst bezig met een herziening van het totaal aan prestatie-indicatoren, met als doel beter inzicht te geven in de prestaties van de Belastingdienst. De wens is meer effectgerichte indicatoren te introduceren in de begroting, naast of in plaats van outputindicatoren zoals het aantal boekenonderzoeken.

Vraag 27

In hoeverre zou een nieuwe investering tot extra opbrengsten kunnen leiden?

Antwoord op vraag 27

Nieuwe investeringen in toezicht en invordering alsmede de fraudeaanpak zullen een positief effect opleveren voor de belastingopbrengsten. In de Investeringagenda is het effect van deze investeringen becijferd op structureel zo’n driekwart miljard euro.3

Vraag 28

Hoeveel mensen werken er extra op de aangiftecontrolepraktijk als gevolg van de intensivering van toezicht en invordering?

Antwoord op vraag 28

In het kader van de intensivering van toezicht en invordering worden er over 2015 gemiddeld 385 fte ingezet op Inkomensheffing Niet Winst, de Inkomensheffing Winst en de Vennootschapbelasting en 160 fte op de toetsing van aangiften Omzetbelastingen. Daarnaast wordt in het kader van intensivering toezicht en invordering capaciteit ingezet op het uitvoeren van boekenonderzoeken (165 fte), de invordering (230 fte), het behandelen van bezwaarschriften (140 fte) en het uitvoeren van witwasonderzoeken (100 fte).

Vraag 29

Wanneer verwacht u dat de analyse gereed is en een relatie te leggen is tussen de intensiveringen op specifieke onderdelen en additionele inkomsten van de business case?

Antwoord op vraag 29

Op dit moment kan nog niet voor alle activiteiten een verband worden gelegd tussen specifieke maatregelen en opbrengsten. Wel is inmiddels een beter zicht ontstaan op onderlinge relaties tussen processen door verbeteringen in de bestuurlijke informatie. Voor het kunnen leggen van een meer gedetailleerde cijfermatige relatie tussen investeringen, activiteiten en ontvangsten in de systemen zal eerst de managementinformatie van de Belastingdienst drastisch moeten worden verbeterd. In het kader van de investeringsagenda is een traject in gang gezet waarmee naar verwachting binnen twee jaar de relatie kan worden gelegd tussen intensiveringen en additionele inkomsten van businesscases.

Vraag 30

Hoeveel capaciteit, uitgedrukt in geld en in fte, is er van de aangiftecontrole ingezet voor de inkeerregeling?

Antwoord op vraag 30

Voor de inkeerregeling wordt in 2015 gemiddeld 72 fte (ad circa € 4,6 miljoen) ingezet.

Vraag 31

Wat is de opbrengst van de zwaardere boekonderzoeken precies?

Antwoord op vraag 31

De totale bruto correctieopbrengst van de afgeronde boekenonderzoeken MKB en Grote ondernemingen over de eerste helft van dit jaar is € 282 miljoen.

Vraag 32

Door de zwaardere boekenonderzoeken zijn er minder boekenonderzoeken gedaan dan gepland (22.000 in 2014 t/m juni ten opzichte van 11.400 in 2015 t/m juni). Worden kleinere organisaties daardoor nog wel genoeg gecontroleerd en ligt de focus niet teveel op de grote organisaties?

Antwoord op vraag 32

De Belastingdienst controleert kleine organisaties ook via kantoortoetsen Inkomensheffing en Omzetbelasting. Daarnaast probeert de Belastingdienst vooraf te borgen dat aangiften van kleine organisaties correct worden gedaan door bijvoorbeeld het gebruik te stimuleren van boekhoudprogramma’s en kassa’s met een keurmerk. Verder geldt dat het toezicht in het MKB vooral loopt via het kanaal van de financieel dienstverlener. Door afspraken te maken met deze dienstverleners controleert de Belastingdienst de kwaliteit van de aangiften van MKB-ondernemers die via deze dienstverleners tot stand komen.

Vraag 33

Wat zijn de reacties van de Marokkaanse en Turkse regeringen op het plan om commerciële incassobureaus in te schakelen?

Antwoord op vraag 33

De incasso van toeslagvorderingen in genoemde landen vindt plaats zonder daarbij een beroep te doen op specifieke overheidsbevoegdheden. Met andere woorden, de vorderingen worden behandeld als gewone vorderingen die volgens de regels van het Turkse of Marokkaanse recht ter plaatse worden geïnd. Nu de regeringen van genoemde landen niet bij de incasso worden betrokken, is het niet noodzakelijk hen daarover vooraf te benaderen. Naar aanleiding van recent diplomatiek overleg wordt de Marokkaanse ambassade overigens wel geïnformeerd.

Vraag 34

Over de stand en de voortgang van de maatregelen wat betreft de invordering zal de Kamer periodiek worden geïnformeerd. Wanneer wordt de Kamer hier nader over geïnformeerd?

Antwoord op vraag 34

De Kamer wordt hierover in de komende halfjaarsrapportages nader geïnformeerd.

Vraag 35

Wat betekent de huidige stand van de invorderbare bedragen (7,3% uitbetaald) voor de verwachting van de realisatie voor 2015?

Vraag 36

Hoe verhoudt de huidige stand van de invorderbare bedragen (7,3% uitbetaald) zich tot de realisatie op deze peildatum in eerdere jaren?

Antwoord op vraag 35 en 36

In het percentage van 7,3 wordt het totale teruggevorderde bedrag van toeslagjaar 2014 afgezet tegen het tot dan toe voor 2014 uitbetaalde bedrag. Dit percentage aan terugvorderingen op de peildatum 30 juni 2014 was 4,9% van het voor 2013 uitbetaalde bedrag en op peildatum 30 juni 2013 4,6% van het voor 2012 uitbetaalde bedrag.

De oorzaak van de stijging in het percentage van 7,3 is dat het definitief toekennen over 2014 in 2015 eerder is gestart dan in voorgaande jaren. Daardoor zijn er tot 30 juni 2015 aanzienlijk meer toeslagen definitief toegekend en daardoor tegelijkertijd ook al meer terugvorderingen vastgesteld.

Vraag 37

In welke publicatie van de OESO wordt de aanbeveling gedaan om meer gerichte aandacht te besteden aan zeer vermogende belastingplichtigen?

Antwoord op vraag 37

De OESO heeft die aanbeveling gedaan in het rapport Engaging with high net worth individuals on tax compliance: http://www.oecd.org/ctp/ta/hnwi 4.

Vraag 38

Om welke reden(en) doet de OESO de aanbeveling om meer aandacht te besteden aan zeer vermogende particulieren?

Antwoord op vraag 38

De OESO constateert in het hiervoor genoemde rapport dat de zeer vermogende personen5 belangrijk zijn voor belastingdiensten in verband met hun doorgaans complexe aangelegenheden en het grote aantal ondernemingen waarin ze invloed (kunnen) hebben. Verder is van belang de belastingopbrengsten, de mogelijkheid van de zeer vermogenden om agressieve fiscale planning toe te passen en tot slot de impact op de integriteit van het belastingstelsel.

Vraag 39

Welke meerwaarde heeft het hebben van een vast aanspreekpunt voor een zeer vermogende particulier? En welke meerwaarde heeft dit voor de Belastingdienst?

Antwoord op vraag 39

Het hebben van een vast aanspreekpunt heeft voor beide partijen het voordeel dat de fiscale aangelegenheden kunnen worden behandeld door iemand die de – vaak complexe – feiten en omstandigheden van de belastingplichtige kent en daardoor sneller kan reageren op vragen of problemen.

Vraag 40

Wat kan zoal worden besproken tussen een zeer vermogende particulier en zijn vaste aanspreekpunt?

Antwoord op vraag 40

De particulier kan in feite al zijn fiscale vragen en problemen neerleggen bij zijn vaste aanspreekpunt. Gesprekken kunnen gaan over de feiten en omstandigheden bij die belastingplichtige en over eventuele onduidelijkheden bij toepassing van wet- en regelgeving op de specifieke situatie van de belastingplichtige.

Vraag 41

Hebben andere landen ook een dergelijke werkgroep opgericht? Zo ja, welke?

Antwoord op vraag 41

Er zijn meer landen die bijzondere aandacht besteden aan zeer vermogende personen. De wijze waarop ze dat doen verschilt. De OESO geeft in een recente rapportage6 op de pagina’s 92–102 een overzicht van de activiteiten van verschillende landen.

Vraag 42

Hoeveel fte en financiële middelen besteedt Nederland aan deze werkgroep, in vergelijking met andere landen met een soortgelijke werkgroep?

Vraag 47

Hoeveel fte zal er aan het programma zeer vermogende personen worden toegewezen?

Antwoord op vragen 42 en 47

Er werken op dit moment 13 mensen geheel of gedeeltelijk aan het programma zeer vermogende personen. Drie mensen vormen het programma team en 10 mensen werken in het pilotteam aan een aantal dossiers van zeer vermogende personen. Hoeveel mensen uiteindelijk worden ingezet op het toezicht van zeer vermogende personen is nog niet bekend. Hierover wordt in de loop van 2016 een besluit genomen.

Vraag 43

In hoeverre heeft de werkgroep tot meer inkomsten geleid? Hoe verhoudt zich dat tot de inkomsten die andere landen hebben gerealiseerd met dergelijke projecten?

Vraag 49

Waarom wordt in antwoord op vragen bij de Miljoenen nota gezegd dat niet duidelijk is wat de werkgroep heeft opgeleverd terwijl dit blijkbaar voor andere landen wel is gekwalificeerd?

Antwoord op vraag 43 en 49

Zoals het kabinet ook in de antwoorden op vragen bij de Miljoenennota heeft opgemerkt, is het lastig harde uitspraken te doen over extra opbrengsten, omdat de onderhanden zaken wellicht ook anders in de belastingheffing zouden zijn betrokken. In Nederland zijn zeer vermogende personen al op verschillende manieren aan toezicht onderworpen.

Andere landen hebben reeds eerder dergelijke werkgroepen ingesteld en hebben derhalve meer ervaring en daardoor reeds een beter beeld. Verder zijn de resultaten van landen slecht te vergelijken omdat de uitgangspositie van landen verschillend is. De vergelijking wordt ook bemoeilijkt door het feit dat landen zich niet allemaal op dezelfde groep richten en niet allemaal dezelfde capaciteit inzetten op de door hen geformuleerde doelgroep.

Vraag 44

Schuilen er geen gevaren in het feit dat de adviseurs van de doelgroep worden uitgenodigd om bij besprekingen te zijn over het toezicht?

Antwoord op vraag 44

Nee, in de lijn van de aanbeveling van de OESO zoekt de Belastingdienst waar mogelijk de samenwerking met belastingplichtigen en hun adviseurs. Dit past overigens ook in de algemene lijn die de Belastingdienst in het toezicht hanteert.

Vraag 45

Is het in de andere landen die een dergelijk project hebben opgezet ook gebruikelijk dat de adviseurs van de doelgroep worden uitgenodigd bij besprekingen over het toezicht?

Antwoord op vraag 45

Op welke wijze in andere landen invulling is gegeven aan de aanbeveling van de OESO om de samenwerking met belastingplichtigen te zoeken is niet exact bekend, maar bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk heeft een uitgebreide consultatieronde gehouden voor zij over gingen tot het inrichten van hun HNWI unit, waaraan onder andere adviseurs hun bijdrage hebben kunnen leveren.

Vraag 46

Waarom heeft de Belastingdienst zo lang gewacht met het opzetten van een programma zeer vermogende personen?

Antwoord op vraag 46

De Belastingdienst betrekt zeer vermogenden al op verschillende manieren in het toezicht. Naast het reguliere toezicht in de directies PDB, MKB en GO zijn sommige zeer vermogenden de afgelopen jaren in beeld geweest bij de projecten inkeer en buitenlands vermogen en bij projecten gericht op de aanpak van APV ‘s (afgezonderd particulier vermogen). De Belastingdienst bekijkt nu of die aandacht op een andere manier kan worden gestructureerd.

Vraag 48

Is er centrale coördinatie met betrekking tot rulings die met zeer vermogende personen worden afgesloten?

Antwoord op vraag 48

Mocht er bij de belastingplichtige de behoefte bestaan dat het standpunt van de Belastingdienst bij eventuele onduidelijkheden over de toepassing van wet- en regelgeving in een concrete situatie schriftelijk wordt vastgelegd, dan kan dat. Overigens zal de vraag of er een centrale coördinatie komt pas aan de orde komen in 2016 als er een besluit wordt genomen over de wijze waarop het toezicht op de zeer vermogende personen wordt ingericht.

Vraag 50

Wat is de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Wet elektronisch berichtenverkeer belastingdienst?

Antwoord op vraag 50

De beoogde inwerkingstredingsdatum is 1 november 2015. Het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst dient daarvoor eerst door de Eerste Kamer te worden aangenomen.

Vraag 51

Wanneer gaat u c.q. de Belastingdienst starten met de voorlichtingscampagne over het feit dat de Belastingdienst brieven alleen nog elektronisch gaat verzenden?

Antwoord op vraag 51

Indien het wetsvoorstel EBV zal zijn aangenomen door de Eerste Kamer7 zal direct gestart worden met een campagne via verschillende communicatiekanalen, zowel individueel (bijvoorbeeld via de jaarbrief Toeslagen) als massaal (bijvoorbeeld radio, televisie en internet).

Vraag 52

Zijn er al klachten binnen gekomen van belastingplichtigen die er tegen op zien om alleen nog maar via de digitale weg informatie te krijgen van de Belastingdienst? Zo ja, hoeveel?

Antwoord op vraag 52

Er zijn enkele klachten geweest over de online aangifte. Het gaat daarbij om mensen die aarzelingen hebben bij de veiligheid van digitale communicatie. Voor het overige zijn er geen klachten bekend hierover.

Vraag 53

Wanneer worden de jaarbrieven Toeslagen verzonden? Worden deze alleen nog digitaal verzonden? Zo ja, hoe moeten toeslaggerechtigden dat weten?

Antwoord op vraag 53

De jaarbrief Toeslagen wordt in november op papier verzonden. In de jaarbrief worden toeslaggerechtigden – behalve over eventuele inhoudelijke veranderingen voor hun individuele aanspraak op (een) toeslag(en) – geïnformeerd over het feit dat zij Voorschotbeschikkingen Toeslagen en de definitieve toekenningen Toeslagen voortaan digitaal zullen ontvangen. Dit uiteraard na instemming met het wetsvoorstel EBV in de Eerste Kamer. Ook wordt gecommuniceerd over de manier waarop zij met behulp van DigiD of DigiD-Machtigen hun MijnOverheidaccount kunnen (laten) activeren en hun post in de Berichtenbox kunnen (laten) lezen. De afgelopen twee jaar heeft er een gewenningsperiode plaatsgevonden voor toeslaggerechtigden waarin berichten zowel op papier als digitaal verzonden zijn.

Vraag 54

Hoe staat het met de toezegging om te gaan monitoren of belastingplichtigen de elektronische berichten van de Belastingdienst hebben gelezen of niet? Is gestart met de IT-ontwikkelingen daarvoor? Is deze mogelijkheid reeds gerealiseerd? Zo nee, hoe lang zal dit nog gaan duren?

Antwoord op vraag 54

De Belastingdienst zal monitoren met behulp van gegevens over het gebruik van de portalen MijnBelastingdienst, MijnToeslagen en MijnOverheid/Berichtenbox. Daarnaast is de Universiteit Twente gevraagd monitoring op het gebruik van MijnOverheid/Berichtenbox te verzorgen. Zoals ik naar aanleiding van de motie van het lid Bashir8 bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel EBV heb toegezegd9, zal op statistisch niveau worden gevolgd wat de groei is van het aantal MijnOverheid-accounts en zal de Kamer hierover worden geïnformeerd. Dit gebeurt op basis van bij Logius (de dienst van het Ministerie van BZK die MijnOverheid beheert) al beschikbare informatie. Hiervoor zijn geen nieuwe IT-ontwikkelingen nodig.

Vraag 55

U verwijst belastingplichtigen voor de status van hun aangifte naar MijnBelastingdienst.nl. Waar is deze informatie te vinden?

Antwoord op vraag 55

In november wordt de functionaliteit opgeleverd waarmee in het portaal MijnBelastingdienst de status van de ingezonden aangifte kan worden bekeken. Vanaf dat moment wordt het ook mogelijk de (voorlopige) aanslag via MijnBelastingdienst in te zien en af te drukken.

Vraag 56

Het tijdig nakomen van de terugbelafspraken met burgers en bedrijven is gedaald. Welke maatregelen zullen er worden genomen om dit te verbeteren?

Vraag 57

Hoe wordt de capaciteit beter afgestemd op het werkaanbod wanneer het gaat om de terugbelafspraken?

Antwoord op vraag 56 en 57

In de eerste plaats wordt er gekeken of meer telefonische vragen in één keer kunnen worden afgehandeld, zodat er geen terugbelafspraken hoeven te worden gemaakt. Verder zijn bij de bedrijfsonderdelen die verantwoordelijk zijn voor het terugbellen (Belastingen, Toeslagen, Centrale Administratie) de afspraken voor behandeling aangescherpt om te zorgen dat terugbelafspraken zo snel mogelijk op de juiste plek in de organisatie in behandeling worden genomen. Daarnaast zullen Smart Bel Afspraken meer centraal worden afgedaan waardoor ook het werkaanbod beter kan worden beheerst.

Vraag 58

Wanneer verwacht de Belastingdienst wat betreft de terugbelafspraken aan de norm te voldoen?

Antwoord op vraag 58

Dit zal naar verwachting niet eerder dan volgend jaar zijn.

Vraag 59

Is het mogelijk om met dezelfde mankracht wat betreft de belafspraken aan de norm te voldoen?

Antwoord op vraag 59

De maatregelen zijn er op gericht om met dezelfde capaciteit het beoogde effect te sorteren.

Vraag 60

Welke maatregelen worden er genomen om het aantal terugvorderingen van te veel uitbetaalde toeslagen terug te dringen?

In het kader van het terugdringen van terugvorderingen is de Belastingdienst/Toeslagen in de afgelopen jaren in toenemende mate in de actualiteit gaan werken waarbij grondslagen lopende het toeslagjaar worden gecontroleerd. Voor het proces van het massaal automatisch continueren 2016 wordt een werkwijze geïntroduceerd waardoor de inkomensgegevens nauwkeuriger kunnen worden geschat dan met de huidige systematiek van indexering mogelijk is. Daarnaast wordt de burger zoveel mogelijk geholpen bij het doen van een «juiste» aanvraag, onder andere door aanpassingen in het burgerportaal waardoor bepaalde gegevens al voor de aanvrager vooringevuld zijn. Het blijft echter inherent aan de systematiek van werken met geschatte gegevens, zoals inkomensgegevens, dat er terugvorderingen ontstaan.


X Noot
1

Uit een oogpunt van interne bedrijfsvoering had de Belastingdienst al in 2012 en 2013 de volgende vestigingen gesloten: Heerenveen, Helmond, Hilversum en Rijswijk.

X Noot
2

Er zijn ook andere indexen. Zo is recent de Global Competitiveness Index (GCI) van het World Economic Forum gepubliceerd. De Douane staat daarin op de 8e plaats, na Hong Kong, Singapore, Verenigde Arabische Emiraten, Finland, Nieuw Zeeland, Ierland en Luxemburg.

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 236.

X Noot
4

Dit is een link naar de samenvatting van het rapport waarin de aanbeveling is opgenomen.

X Noot
5

Ook wel «high net worth individuals» (HNWI) genoemd.

X Noot
7

De stemmingen over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer staan gepland voor 13 oktober

X Noot
8

Kamerstuk 34 196, nr. 11.

X Noot
9

Kamerstuk 34 196, nr. 18, blz. 15 en 18.

Naar boven