nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2008
Hierbij ontvangt u het evaluatierapport1 met
betrekking tot het handelen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM),
De Nederlandsche Bank (DNB) en de Minister van Financiën inzake de overname
van ABN AMRO.
De AFM heeft toezicht gehouden op het biedingsproces rond de overname
van ABN AMRO. Daarnaast hebben DNB en de Minister van Financiën op 13 augustus
2007 aan Barclays een verklaring van geen bezwaar afgegeven voor de mogelijke
overname van ABN AMRO. Op 17 september 2007 zijn dergelijke verklaringen
van geen bezwaar verleend voor een mogelijke overname van ABN AMRO door het
consortium van banken bestaande uit Santander, Royal Bank of Scotland en Fortis.
De leden Blanksma en Weekers hebben op 22 november 2007 een motie
ingediend, waarin wordt verzocht om een externe evaluatie van het overnameproces
rond ABN AMRO, uit te voeren door een onafhankelijke derde, buiten de overheid2.
Ik heb opdracht gegeven tot deze evaluatie. Ik heb mevrouw mr C.W.M. Lieverse
en de heer mr P. Corten, beide als advocaat werkzaam bij Loyens & Loeff
advocaten, belastingadviseurs en notarissen te Amsterdam, bereid gevonden
om deze evaluatie uit te voeren. Inmiddels is deze evaluatie afgerond.
Ten behoeve van de evaluatie zijn de volgende onderzoeksvragen geïdentificeerd:
1. Welke (wettelijke) instrumenten stonden de Minister van Financiën
en de financiële toezichthouders ter beschikking om te interveniëren
tijdens het overnameproces?
2. Hebben de Minister van Financiën en de financiële toezichthouders
bij hun toezicht op het overnameproces deze instrumenten juist en volledig
toegepast?
3. Zijn er tekortkomingen te identificeren in het overnameproces, en zo
ja, op welke wijze had de overheid anders kunnen handelen, gegeven het beschikbare
overheidsinstrumentarium, om deze tekortkomingen te mitigeren?
Deze vragen zijn door de evaluatoren ten aanzien van de AFM, DNB en de
Minister van Financiën afzonderlijk beantwoord. De evaluatoren concluderen
in het kort dat de Minister van Financiën en DNB de voor hen beschikbare
instrumenten (in de praktijk: de beoordeling van de aanvragen van de verklaringen
van geen bezwaar) juist en volledig hebben ingezet en dat er geen tekortkomingen
zijn te identificeren in hun optreden. Ook ten aanzien van de AFM wordt geconcludeerd
dat er geen tekortkomingen te identificeren zijn in haar optreden.
De evaluatoren doen tevens enkele algemene aanbevelingen voor het overnameproces.
Daarbij kan het volgende worden opgemerkt. De Tweede Kamer heeft eerder ook
te kennen gegeven nader te willen worden geïnformeerd over de toereikendheid
van de mogelijkheden die de overheid ten dienste staan om in te grijpen in
overnames in de financiële sector. Daarbij is onder meer aandacht besteed
aan de wenselijkheid van een marktmeester die de processen rondom overnames
in de financiële sector zou kunnen begeleiden en beheersen. Mijn voornemen
is om op korte termijn, op grond van een openbaar consultatiedocument, in
overleg te treden met de sector over de wenselijkheid en mogelijkheden om
een marktmeesterschap vorm te geven. Ik streef ernaar in de eerste helft van
2009 bij de Tweede Kamer terug te komen op de vraag of Nederlandse beursvennootschappen
gebaat zullen zijn bij het introduceren van een zogenaamde marktmeester.
Ten aanzien van de biedingsregels is het belangrijk te benadrukken dat
die reeds zijn herzien na de overname van ABN AMRO. Ten tijde van de overname
van ABN AMRO was de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (de Wte 1995) nog van
toepassing. Inmiddels is de Wte 1995 vervangen door de invoering van een nieuw
hoofdstuk 5.5 Wft «Openbaar bod op effecten» en het daarop gebaseerde
Besluit openbare biedingen Wft (Bob). De nieuwe regels in het Bob bevatten
een aantal bijzondere bepalingen met betrekking tot concurrerende biedingen.
Voorts doen de evaluatoren enkele aanbevelingen met betrekking tot de
toetsingscriteria in het kader van de beoordeling van verklaringen van geen
bezwaar en de rolverdeling tussen de Minister van Financiën en DNB bij
de behandeling van aanvragen van verklaringen van geen bezwaar. De evaluatoren
concluderen dat het derde toetsingscriterium in het kader van de beoordeling
van verklaringen van geen bezwaar (artikel 3:100, sub c van de Wet op het
financieel toezicht) op gespannen voet staat met de Europese richtlijnen zoals
deze kort geleden zijn gewijzigd en aangescherpt door de zogeheten «Antonveneta-richtlijn».
De evaluatoren geven in overweging om de rol van de Minister van Financiën
in het overnameproces als zijnde medebeoordelaar van de aanvragen tot verklaringen
van geen bezwaar met betrekking tot – in het kort – de vijf grootste
banken en verzekeraars te schrappen en deze bevoegdheid exclusief aan DNB
toe te bedelen.
Ten aanzien van deze aanbevelingen kan ik melden dat ik onlangs ter openbare
consultatie een eerste concept van het wetsvoorstel ter implementatie van
de «Antonveneta-richtlijn» heb voorgelegd aan marktpartijen. Dit
concept wetsvoorstel sluit goed aan bij de aanbevelingen van de
evaluatoren. Ik streef ernaar om het ontwerpwetsvoorstel rond de jaarwisseling
bij de Tweede Kamer in te dienen.
De minister van Financiën,
W. J. Bos