31 052
Ontwikkelingen rond de mogelijke overname van ABN AMRO Bank

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2008

Hierbij ontvangt u het evaluatierapport1 met betrekking tot het handelen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB) en de Minister van Financiën inzake de overname van ABN AMRO.

De AFM heeft toezicht gehouden op het biedingsproces rond de overname van ABN AMRO. Daarnaast hebben DNB en de Minister van Financiën op 13 augustus 2007 aan Barclays een verklaring van geen bezwaar afgegeven voor de mogelijke overname van ABN AMRO. Op 17 september 2007 zijn dergelijke verklaringen van geen bezwaar verleend voor een mogelijke overname van ABN AMRO door het consortium van banken bestaande uit Santander, Royal Bank of Scotland en Fortis.

De leden Blanksma en Weekers hebben op 22 november 2007 een motie ingediend, waarin wordt verzocht om een externe evaluatie van het overnameproces rond ABN AMRO, uit te voeren door een onafhankelijke derde, buiten de overheid2.

Ik heb opdracht gegeven tot deze evaluatie. Ik heb mevrouw mr C.W.M. Lieverse en de heer mr P. Corten, beide als advocaat werkzaam bij Loyens & Loeff advocaten, belastingadviseurs en notarissen te Amsterdam, bereid gevonden om deze evaluatie uit te voeren. Inmiddels is deze evaluatie afgerond.

Ten behoeve van de evaluatie zijn de volgende onderzoeksvragen geïdentificeerd:

1. Welke (wettelijke) instrumenten stonden de Minister van Financiën en de financiële toezichthouders ter beschikking om te interveniëren tijdens het overnameproces?

2. Hebben de Minister van Financiën en de financiële toezichthouders bij hun toezicht op het overnameproces deze instrumenten juist en volledig toegepast?

3. Zijn er tekortkomingen te identificeren in het overnameproces, en zo ja, op welke wijze had de overheid anders kunnen handelen, gegeven het beschikbare overheidsinstrumentarium, om deze tekortkomingen te mitigeren?

Deze vragen zijn door de evaluatoren ten aanzien van de AFM, DNB en de Minister van Financiën afzonderlijk beantwoord. De evaluatoren concluderen in het kort dat de Minister van Financiën en DNB de voor hen beschikbare instrumenten (in de praktijk: de beoordeling van de aanvragen van de verklaringen van geen bezwaar) juist en volledig hebben ingezet en dat er geen tekortkomingen zijn te identificeren in hun optreden. Ook ten aanzien van de AFM wordt geconcludeerd dat er geen tekortkomingen te identificeren zijn in haar optreden.

De evaluatoren doen tevens enkele algemene aanbevelingen voor het overnameproces. Daarbij kan het volgende worden opgemerkt. De Tweede Kamer heeft eerder ook te kennen gegeven nader te willen worden geïnformeerd over de toereikendheid van de mogelijkheden die de overheid ten dienste staan om in te grijpen in overnames in de financiële sector. Daarbij is onder meer aandacht besteed aan de wenselijkheid van een marktmeester die de processen rondom overnames in de financiële sector zou kunnen begeleiden en beheersen. Mijn voornemen is om op korte termijn, op grond van een openbaar consultatiedocument, in overleg te treden met de sector over de wenselijkheid en mogelijkheden om een marktmeesterschap vorm te geven. Ik streef ernaar in de eerste helft van 2009 bij de Tweede Kamer terug te komen op de vraag of Nederlandse beursvennootschappen gebaat zullen zijn bij het introduceren van een zogenaamde marktmeester.

Ten aanzien van de biedingsregels is het belangrijk te benadrukken dat die reeds zijn herzien na de overname van ABN AMRO. Ten tijde van de overname van ABN AMRO was de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (de Wte 1995) nog van toepassing. Inmiddels is de Wte 1995 vervangen door de invoering van een nieuw hoofdstuk 5.5 Wft «Openbaar bod op effecten» en het daarop gebaseerde Besluit openbare biedingen Wft (Bob). De nieuwe regels in het Bob bevatten een aantal bijzondere bepalingen met betrekking tot concurrerende biedingen.

Voorts doen de evaluatoren enkele aanbevelingen met betrekking tot de toetsingscriteria in het kader van de beoordeling van verklaringen van geen bezwaar en de rolverdeling tussen de Minister van Financiën en DNB bij de behandeling van aanvragen van verklaringen van geen bezwaar. De evaluatoren concluderen dat het derde toetsingscriterium in het kader van de beoordeling van verklaringen van geen bezwaar (artikel 3:100, sub c van de Wet op het financieel toezicht) op gespannen voet staat met de Europese richtlijnen zoals deze kort geleden zijn gewijzigd en aangescherpt door de zogeheten «Antonveneta-richtlijn». De evaluatoren geven in overweging om de rol van de Minister van Financiën in het overnameproces als zijnde medebeoordelaar van de aanvragen tot verklaringen van geen bezwaar met betrekking tot – in het kort – de vijf grootste banken en verzekeraars te schrappen en deze bevoegdheid exclusief aan DNB toe te bedelen.

Ten aanzien van deze aanbevelingen kan ik melden dat ik onlangs ter openbare consultatie een eerste concept van het wetsvoorstel ter implementatie van de «Antonveneta-richtlijn» heb voorgelegd aan marktpartijen. Dit concept wetsvoorstel sluit goed aan bij de aanbevelingen van de evaluatoren. Ik streef ernaar om het ontwerpwetsvoorstel rond de jaarwisseling bij de Tweede Kamer in te dienen.

De minister van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2007–2008, 31 052, nr. 6.

Naar boven