31 016 Ziekenhuiszorg

31 765 Kwaliteit van zorg

Nr. 227 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2019

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer bij de Regeling van Werkzaamheden van 29 mei 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 87) informeer ik u als volgt over het overlijden van een patiënte uit Lelystad.

Voorop staat natuurlijk dat het onverwachte overlijden voor de nabestaanden een groot verlies en verdriet betekent. Mijn gedachten gaan naar hen uit.

In het vervolg van deze brief wil ik zo goed mogelijk voldoen aan het verzoek van Uw Kamer, maar ook zorgvuldig omgaan met medische informatie. Voor zover deze brief medische informatie bevat is deze ook al via andere wegen openbaar geworden.

In een persbericht refereerde de Stichting Actie Behoud Ziekenhuis Lelystad aan het overlijden van een patiënte in april 2019. Hierover zijn ook berichten verschenen in De Telegraaf. Direct nadat het eerste bericht was verschenen heeft het Ministerie van VWS contact opgenomen met de betrokken zorgaanbieders om navraag te doen over de toedracht van het overlijden van de patiënte. Deze informatie is gedeeld met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (de inspectie). De inspectie heeft op dat moment geoordeeld dat er geen aanleiding was om de informatie over het overlijden als melding in onderzoek te nemen.

Op grond van de nu beschikbare informatie kan ik op basis van informatie van de IGJ het volgende aangeven. Patiënte heeft zich met klachten gemeld bij de huisarts, die haar met spoed heeft verwezen naar het ziekenhuis en hiervoor een ambulance heeft gebeld. In de ambulance is conform de professionele standaard een ECG (hartfilmpje) gemaakt en doorgestuurd naar het ziekenhuis. Uit het ECG bleek dat er mogelijk sprake was van een hartinfarct. Volgens de richtlijn moeten patiënten waarbij mogelijk sprake is van een dergelijk hartinfarct, direct worden ingestuurd naar een centrum voor interventiecardiologie. Dat centrum heeft zich, ook voor het faillissement van het ziekenhuis, niet in Lelystad bevonden. Dergelijke centra bevinden zich (voor een patiënt uit Lelystad) in Blaricum, Zwolle en Amsterdam. De tijd die de ambulance onderweg is naar het ziekenhuis wordt in het ziekenhuis benut om de behandeling (een percutane coronaire interventie (PCI), ook wel dotterbehandeling genoemd) voor te bereiden. Helaas is de situatie van de patiënte in de ambulance verslechterd en is zij overleden.

In het bericht in De Telegraaf van 11 mei 2019 en in het persbericht van de Stichting wordt nadrukkelijk een verband gelegd tussen het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuizen en de aanpassing van het zorgprofiel, en het overlijden van deze patiënte. Ik heb begrip voor de inwoners van Flevoland die zich minder veilig voelen vanwege deze ontwikkelingen en de berichtgeving daarover. Maar in dit specifieke geval is er geen verband tussen het overlijden en het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuizen. Het betreft, zoals eerder aangegeven, interventie cardiologische zorg die ook voor het faillissement niet in Lelystad werd aangeboden. Voor het uitvoeren van PCI’s is op grond van de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen een vergunning vereist. Momenteel beschikken dertig ziekenhuizen over een dergelijke vergunning. Deze zorg is hiermee zo verspreid dat in heel Nederland patiënten toegang hebben tot tijdige zorg. Tegelijkertijd kunnen deze ziekenhuizen voldoen aan de kwaliteitscriteria (waaronder de beschikbaarheid van voldoende deskundig personeel, de juiste materiële voorzieningen en het uitvoeren van voldoende behandelingen per locatie en per cardioloog). In verband met de tijdigheid van zorg is het belangrijk om te beseffen, dat de zorg voor patiënten al begint in de ambulance en dat de noodzakelijke voorbereiding van de behandeling in het ziekenhuis dan wordt gestart.

De inspectie is ook op grond van de nu beschikbare informatie van oordeel dat er geen verband bestaat tussen het overlijden van de vrouw en de kwaliteit van de geleverde zorg dan wel de tijdige beschikbaarheid hiervan.

Nabestaanden van de overleden vrouw hebben eerder aangegeven een gesprek met de inspectie te willen, daarin wordt voorzien.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven