Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2019
Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer bij de Regeling van Werkzaamheden van
29 mei 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 87) informeer ik u als volgt over het overlijden
van een patiënte uit Lelystad.
Voorop staat natuurlijk dat het onverwachte overlijden voor de nabestaanden een groot
verlies en verdriet betekent. Mijn gedachten gaan naar hen uit.
In het vervolg van deze brief wil ik zo goed mogelijk voldoen aan het verzoek van
Uw Kamer, maar ook zorgvuldig omgaan met medische informatie. Voor zover deze brief
medische informatie bevat is deze ook al via andere wegen openbaar geworden.
In een persbericht refereerde de Stichting Actie Behoud Ziekenhuis Lelystad aan het
overlijden van een patiënte in april 2019. Hierover zijn ook berichten verschenen
in De Telegraaf. Direct nadat het eerste bericht was verschenen heeft het Ministerie
van VWS contact opgenomen met de betrokken zorgaanbieders om navraag te doen over
de toedracht van het overlijden van de patiënte. Deze informatie is gedeeld met de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (de inspectie). De inspectie heeft op dat moment
geoordeeld dat er geen aanleiding was om de informatie over het overlijden als melding
in onderzoek te nemen.
Op grond van de nu beschikbare informatie kan ik op basis van informatie van de IGJ
het volgende aangeven. Patiënte heeft zich met klachten gemeld bij de huisarts, die
haar met spoed heeft verwezen naar het ziekenhuis en hiervoor een ambulance heeft
gebeld. In de ambulance is conform de professionele standaard een ECG (hartfilmpje)
gemaakt en doorgestuurd naar het ziekenhuis. Uit het ECG bleek dat er mogelijk sprake
was van een hartinfarct. Volgens de richtlijn moeten patiënten waarbij mogelijk sprake
is van een dergelijk hartinfarct, direct worden ingestuurd naar een centrum voor interventiecardiologie.
Dat centrum heeft zich, ook voor het faillissement van het ziekenhuis, niet in Lelystad
bevonden. Dergelijke centra bevinden zich (voor een patiënt uit Lelystad) in Blaricum,
Zwolle en Amsterdam. De tijd die de ambulance onderweg is naar het ziekenhuis wordt
in het ziekenhuis benut om de behandeling (een percutane coronaire interventie (PCI),
ook wel dotterbehandeling genoemd) voor te bereiden. Helaas is de situatie van de
patiënte in de ambulance verslechterd en is zij overleden.
In het bericht in De Telegraaf van 11 mei 2019 en in het persbericht van de Stichting
wordt nadrukkelijk een verband gelegd tussen het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuizen
en de aanpassing van het zorgprofiel, en het overlijden van deze patiënte. Ik heb
begrip voor de inwoners van Flevoland die zich minder veilig voelen vanwege deze ontwikkelingen
en de berichtgeving daarover. Maar in dit specifieke geval is er geen verband tussen
het overlijden en het faillissement van MC IJsselmeerziekenhuizen. Het betreft, zoals
eerder aangegeven, interventie cardiologische zorg die ook voor het faillissement
niet in Lelystad werd aangeboden. Voor het uitvoeren van PCI’s is op grond van de
Wet Bijzondere Medische Verrichtingen een vergunning vereist. Momenteel beschikken
dertig ziekenhuizen over een dergelijke vergunning. Deze zorg is hiermee zo verspreid
dat in heel Nederland patiënten toegang hebben tot tijdige zorg. Tegelijkertijd kunnen
deze ziekenhuizen voldoen aan de kwaliteitscriteria (waaronder de beschikbaarheid
van voldoende deskundig personeel, de juiste materiële voorzieningen en het uitvoeren
van voldoende behandelingen per locatie en per cardioloog). In verband met de tijdigheid
van zorg is het belangrijk om te beseffen, dat de zorg voor patiënten al begint in
de ambulance en dat de noodzakelijke voorbereiding van de behandeling in het ziekenhuis
dan wordt gestart.
De inspectie is ook op grond van de nu beschikbare informatie van oordeel dat er geen
verband bestaat tussen het overlijden van de vrouw en de kwaliteit van de geleverde
zorg dan wel de tijdige beschikbaarheid hiervan.
Nabestaanden van de overleden vrouw hebben eerder aangegeven een gesprek met de inspectie
te willen, daarin wordt voorzien.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins