Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2019
Op 5 april 2019 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
mij verzocht om te reageren op het bericht «Ziekenhuis weigert bloed prikken bij patiënt
van concurrent» (Trouw, 1 april 2019).1 Met deze brief kom ik aan dat verzoek tegemoet.
Berichtgeving
In het artikel in Trouw wordt ingegaan op de aankondiging door Ziekenhuis St. Jansdal
dat het ziekenhuis geen diagnostisch onderzoek verricht voor patiënten van zelfstandige
behandelcentra (zbc’s) voor zorg die ook in St. Jansdal wordt aangeboden. Op haar
website licht Ziekenhuis St. Jansdal toe dat samenwerking met deze zbc’s naar hun
oordeel ten koste gaat van de mogelijkheden voor St. Jansdal om een compleet zorgaanbod
voor Lelystad te realiseren.2 Volgens St. Jansdal betekent dit concreet dat patiënten van deze zbc’s niet in St.
Jansdal terecht kunnen voor diagnostiek op het gebied van bijvoorbeeld bloed- en urineonderzoek
(lab), beeldvormende onderzoeken van radiologie zoals echo's en onderzoeken van de
functieafdeling (vaatonderzoek, longfunctieonderzoek, hartfunctieonderzoek).
Beleidsreactie
Het staat zorgaanbieders in beginsel vrij om de inrichting van hun organisatie en
zorgverlening te bepalen en daarbij ook keuzes te maken over welke zorg zij wel en
welke zorg zij niet aanbieden. Voor mij staat het belang van de patiënt voorop. Voor
patiënten is essentieel dat zij de zorg krijgen waar ze recht op hebben. Daartoe bestaan
er verschillende waarborgen. Zo moeten zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen
en ervoor zorgen dat iedereen die dat nodig heeft op tijd noodzakelijke zorg krijgt
binnen een redelijke reisafstand. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht
op de naleving van de zorgplicht.
Indien er echter onvoldoende alternatieve opties in de regio bestaan kan een keuze
om geen diagnostisch onderzoek voor andere partijen te verrichten als gevolg hebben
dat de keuzemogelijkheden voor patiënten effectief worden uitgeschakeld. Er kan dan
een risico spelen dat misbruik wordt gemaakt van een machtspositie. Indien daarvan
sprake zou zijn, kan worden opgetreden door de NZa met het instrument van aanmerkelijke
marktmacht op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg of door de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) op grond van de Mededingingswet.
Zoals in het artikel in Trouw wordt opgemerkt, is de casus onder de aandacht gebracht
van de NZa en de ACM. De toezichthouders hebben dit aan mij bevestigd. Ook hebben
de NZa en de ACM toegelicht de situatie op dit moment te bestuderen en op te treden
indien daartoe aanleiding is.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins