30 985 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Nr. 26 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 februari 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 7 juli 2017 inzake de Beleidsdoorlichting artikel 1 begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 30 985, nr. 22).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 februari 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

1

Vraag:

Gaat het ministerie deze beleidsdoorlichting zelf uitvoeren of wordt dit uitbesteed aan een externe partij?

Antwoord:

De beleidsdoorlichting wordt door het ministerie zelf uitgevoerd.

2

Vraag:

Welke onafhankelijke deskundigen worden bij de beleidsdoorlichting betrokken en welke rol vervullen zij?

Antwoord

Prof.dr. C.W.A.M. (Kees) Aarts, hoogleraar Politieke Instituties en Gedrag bij de Rijksuniversiteit Groningen, zal een reflectie leveren over zowel artikelonderdeel 1.1., als artikelonderdeel 1.2.

Prof.dr. R.H.J.M. (Raymond) Gradus, hoogleraar Bestuur en economie van de publieke sector bij de Vrije Universiteit, is vanwege de betekenis voor de financiële verhoudingen van de bestuurlijke inrichting in het bijzonder uitgenodigd een reflectie te leveren over de beleidsdoorlichting van artikelonderdeel 1.1.

3

Vraag:

Kan de Minister toelichten wie de voorzitter/expertrol heeft in de begeleidingscommissie(s) en waarom deze personen onafhankelijk zijn?

Antwoord:

Ter begeleiding van de beleidsdoorlichtingen wordt een begeleidingscommissie ingesteld, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende departementen alsmede enkele stakeholders. De commissie wordt voorgezeten door mw. mr. drs. I.J. (Inge) Vossenaar, directeur bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Deze samenstelling waarborgt voldoende afstand en onafhankelijkheid van het domein van de beleidsdoorlichting.

Voor beide externe deskundigen staat onafhankelijkheid voorop. Om deze reden zijn zij geen lid van de begeleidingscommissie en bekleden zij een positie onafhankelijk van ministerie en begeleidingscommissie.

4

Vraag:

Zal de doorlichting zich ook richten op de werking van het BTW-compensatiefonds?

Antwoord:

De grondslag voor het BTW-compensatiefonds is niet artikel 1 van de begroting van BZK, maar artikel 6 van hoofdstuk IX van de begroting, Financiën en Nationale Schuld. De doorlichting zal zich dan ook niet op het BTW-compensatiefonds richten.

5

Vraag:

In hoeverre worden, waar het gaat om de doorlichting van de bestuurlijke en financiële verhoudingen, de diverse onderzoeken, publicaties en congressen waaraan uitgaven zijn gedaan, betrokken bij de betreffende doorlichting?

Antwoord:

Alle activiteiten waaraan uitgaven zijn gedaan uit het artikelonderdeel Bestuurlijke en financiële verhouding maken integraal onderdeel uit van de doorlichting. De diverse onderzoeken, publicaties en congressen worden hierbij dan ook betrokken.

6

Vraag:

Kan de Minister in de beleidsdoorlichting meenemen in hoeverre zij genoeg instrumentarium heeft voor de coördinatie van de decentralisatie in het sociaal domein?

Antwoord:

De activiteiten en verantwoordelijkheden van de Minister van BZK in verband met de decentralisaties in het sociaal domein maken een belangrijk onderdeel uit van de beleidsdoorlichting. De vraag of hij hiervoor beschikt over voldoende instrumentarium komt hierbij zeker aan de orde.

7

Vraag:

Aan de hand van welke criteria zal beoordeeld worden of het openbaar bestuur goed functioneert?

Antwoord:

De beleidsdoelen zoals verwoord in de achtereenvolgende begrotingstoelichtingen zijn leidend bij de beoordelingen in de beleidsdoorlichtingen. Relevante criteria worden onder meer ontleend aan de tweejaarlijkse publicatie «Staat van het Bestuur», die ook aan de Tweede Kamer wordt toegezonden.1

8

Vraag:

Welke methoden zullen bij onderdeel 2 van artikel 1 (Participatie) worden gebruikt?

Antwoord: zie 9

9

Vraag:

Welke doelen zullen bij de tweede onderzoeksvraag van onderdeel 2 (Participatie) van het artikel geanalyseerd worden? In hoeverre verschillen deze doelen van de waarborgen die bij de eerste onderzoeksvraag al aan de orde komen?

Antwoord vraag 8 en 9:

Het overkoepelende doel is een correct verloop van het verkiezingsproces dat overeenstemt met de Kieswet. Dit is essentieel om het vertrouwen in de democratische rechtsstaat te behouden. Daartoe zijn voor het verkiezingsproces acht waarborgen van belang.2 Deze waarborgen zijn tegelijk doelen op een abstract niveau. Ze dienen dan ook te worden geoperationaliseerd in subdoelen, die een meer concrete uitwerking van één of meer waarborgen vormen. Zo kan bijvoorbeeld de waarborg toegankelijkheid geoperationaliseerd worden in maatregelen die de toegankelijkheid van stemlokalen voor mensen met een beperking verbeteren, maar ook door het stemmen voor kiezers in het buitenland te vergemakkelijken.

10

Vraag:

Zal er bij de evaluatie van de verkiezingen ook gelet worden op de toegankelijkheid van de verkiezingen, voor bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking?

Antwoord:

Ja.

11

Vraag:

Waarom heeft u er niet voor gekozen om de uitvoering van de taken van de Kiesraad door een externe partij te laten evalueren?

Antwoord op vragen 11 en 13:

Er is niet overwogen om in het kader van de beleidsdoorlichting de uitvoering van de uitvoerende en adviserende taken van de Kiesraad door een externe partij te laten evalueren.

De evaluatie van de Kiesraad is geregeld in de Kaderwet zbo’s, waar de Kiesraad sinds 2013 grotendeels onder valt.

Deze wet kent een evaluatiebepaling (artikel 39.1) die als volgt luidt:

Onze Minister zendt elke vijf jaar een verslag aan beide kamers der Staten-Generaal ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig bestuursorgaan.

Conform deze bepaling zal door mij aan beide Kamers dit jaar een verslag gestuurd worden.

12

Vraag:

Wordt er tijdens de evaluatie van alle verkiezingen sinds 2012 ook het stemmen in het buitenland meegenomen?

Antwoord:

Ja

13

Vraag:

In hoeverre is overwogen om de uitvoering van de taken van de Kiesraad door een externe partij te laten doorlichten? Waarom gebeurt dat niet?

Antwoord:

Zie vraag 11.


X Noot
1

Over de looptijd van de beleidsdoorlichting betreft het Kamerstuk 34 000 VII, nr.9 en Kamerstuk 34 550 VII, nr.42

X Noot
2

Stemmen met vertrouwen; commissie Korthals Altes

Naar boven