Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2023
Jaarlijks worden meerdere rapporten gepubliceerd over discriminatie. Ook vandaag zijn
een tweetal rapporten verschenen over discriminatie, die ik u mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid aanbied. Eén van deze rapporten betreft de multi-agencyrapportage,
die elk jaar in opdracht van de Nationale Politie (hierna: politie) en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt opgesteld. In deze rapportage
worden de discriminatiecijfers van de antidiscriminatievoorzieningen (hierna: ADV’s)
en de politie verzameld en van een analyse voorzien. In de analyse worden ook gegevens
opgenomen van het meldpunt voor discriminatie op het internet (hierna: MiND), het
College voor de Rechten van de Mens (hierna: College), de Nationale ombudsman en de
Kinderombudsman. Hiermee worden de discriminatiecijfers over 2022 overzichtelijk in
beeld gebracht.
De rapportage schetst een gedifferentieerd beeld. In 2022 zijn door de politie in
totaal 6738 discriminatie-incidenten geregistreerd. Dat is een stijging van 2 procent
ten opzichte van het jaar daarvoor. Meer specifiek betekent dit dat de politie voor
het derde jaar op rij meer discriminatie-incidenten registreert. ADV’s ontvingen in
2022 daarentegen 24 procent minder meldingen van discriminatie dan in 2021. Het aantal
meldingen is van 6922 meldingen in 2021 gedaald naar 5281 meldingen in 2022. Het voorgaande
illustreert onder meer het belang van de vindbaarheid van de ADV’s. Het vergroten
van de bekendheid van de ADV’s is onderdeel van een voornemen om de ADV’s te versterken.
Ik heb hierover op 28 maart jl. een rapport aan uw Kamer gestuurd,1 waar ik rond de zomer inhoudelijk op zal reageren. Ook heb ik toegezegd om na de
versterking van de ADV’s een brede publiekscampagne te lanceren om bovengenoemde bekendheid
te vergroten.2
Ook het aantal verzoeken om een oordeel van en meldingen bij het College namen af
met respectievelijk 9 en 66 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. MiND en
de Nationale ombudsman ontvingen in 2022 tevens minder meldingen van discriminatie.
Het aantal meldingen over discriminatie bij de Kinderombudsman is in 2022 juist toegenomen,
van 10 meldingen in 2021 naar 26 meldingen in 2022.
Uit het rapport blijkt voorts dat herkomst (huidskleur, afkomst en etniciteit) bij
alle betrokken instanties de meest voorkomende discriminatiegrond is in meldingen
of registraties. Bij de meeste instanties, met uitzondering van de Nationale ombudsman,
is het aandeel van deze discriminatiegrond in 2022 gestegen ten opzichte van 2021.
Daarnaast is vandaag de jaarlijkse cijferrapportage van het Openbaar Ministerie «Cijfers
in Beeld 2022» gepubliceerd. Dit rapport geeft inzicht in het aantal specifieke discriminatiefeiten
dat in 2022 door het Openbaar Ministerie is beoordeeld en afgedaan en in het aantal
in behandeling genomen commune feiten met een discriminatieaspect van het afgelopen
jaar.
In 2022 nam het OM in totaal 144 specifieke discriminatiefeiten in behandeling. Dat
zijn er 13 minder dan in 2021. De meeste feiten hadden, net als in voorgaande jaren,
betrekking op de discriminatiegrond ras (65 feiten; 41 procent). De discriminatiegrond
antisemitisme werd 61 keer geregistreerd (39 procent). Evenals de voorgaande jaren
betrof het overgrote deel van alle ingekomen specifieke discriminatiefeiten groepsbelediging,
artikel 137c Sr (100 feiten; 69 procent) en werden de meeste feiten bij het parket
Amsterdam geregistreerd (37 feiten).
Voorts zijn er in 2022 273 zogenaamde codis-feiten (commune feiten met een discriminatieaspect)
geregistreerd door het OM; in 2021 waren dat er 328. Net als in de voorgaande jaren
was ras de meest voorkomende discriminatiegrond (4 procent), gevolgd door hetero-
en homoseksuele gerichtheid (31 procent). De pleegplaats van de codis-feiten betrof
voornamelijk werk (98 feiten; 36 procent), waarvan het in een groot deel van de gevallen
ging om belediging van een ambtenaar in functie. Daarnaast werden codis-feiten vaak
gepleegd in de openbare ruimte (75 feiten; 27 procent).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot