30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 311 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2022

Op 10 mei jongstleden zijn de discriminatiecijfers van het Openbaar Ministerie (OM) over 2021 door middel van het rapport «Cijfers in Beeld 2021» gepubliceerd. Met deze brief bied ik uw Kamer dit rapport aan. Deze brief volgt op de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 mei jongstleden1, waarbij de zogeheten multiagencyrapportage (MAR) naar uw Kamer is verzonden. In de MAR worden de cijfers van de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), de politie, het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman en Kinderombudsman verzameld en van een analyse voorzien. Per abuis zijn de cijfers van het OM niet gelijktijdig aan uw Kamer gestuurd met de cijfers uit het multi-agencyrapport. Via deze brief bied ik deze cijfers alsnog aan. In het Cijfers in Beeld rapport van het OM wordt de aard, omvang en wijze van afdoening van discriminatiefeiten die in 2021 door het OM in behandeling zijn genomen beschreven.

In 2021 nam het OM in totaal 157 specifieke discriminatiefeiten2 in behandeling. Dit is precies hetzelfde aantal als in 2020. De meeste feiten hadden betrekking op de discriminatiegrond ras (44%). Ook werd de discriminatiegrond antisemitisme relatief vaak geregistreerd (31%). Het OM nam 328 commune feiten met een discriminatieaspect3 (codis-feiten) in behandeling in 2021. Dat is 30% meer dan in 2020. Net als in de voorgaande jaren was ras de meest voorkomende discriminatiegrond (51%), gevolgd door de discriminatiegrond hetero- of homoseksuele gerichtheid (35%).

Het Openbaar Ministerie kan verschillende afdoeningsbeslissingen nemen in een strafzaak. Dat kan de beslissing zijn om te vervolgen of de beslissing om een strafbeschikking of transactie aan te bieden. In de opvolging, beoordeling en vervolging van strafbare feiten werkt het OM nauw samen met de politie.

Deze samenwerking moet ervoor zorgen dat de meest passende reactie volgt op strafbare en bewezen feiten, dat recht wordt gedaan aan de slachtoffers en dat zichtbaar wordt hoe door het OM op het plegen van strafbare feiten wordt gereageerd.

Wanneer er niet voldoende aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijke aanpak of wanneer een andere afdoening meer effectief lijkt, kan ook gekozen worden voor een afdoening buiten het strafrecht.

Het OM en de politie kunnen in samenwerking met de antidiscriminatievoorzieningen in zo’n geval kiezen voor een andere afdoening, bijvoorbeeld het starten van een mediationtraject.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 30 950, nr. 310

X Noot
2

Specifieke discriminatiefeiten zijn de feiten die mogelijk strafbaar zijn op grond van een van de volgende artikelen uit het Wetboek van Strafrecht: artikel 137c, 137d, 137e, 137f, 137g en 429quater Sr.

X Noot
3

Dit zijn commune feiten, zoals mishandeling, belediging of vernieling, waarbij een discriminatieaspect een rol heeft gespeeld bij het motief of de aanleiding tot het plegen van het feit. Het discriminatieaspect kan ook gebruikt zijn om het feit indringender te plegen.

Naar boven