De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat antisemitische incidenten op straat, zoals bedreiging, belediging en intimidatie, joodse Nederlanders belemmeren
om hun identiteit en geloof te uiten en zodoende hun leven te leven in de vrijheid die elke inwoner van Nederland behoort
te hebben;
overwegende, dat daarom het terugdringen van dergelijke incidenten een prioriteit van de regering zou moeten zijn waar de
regering actief werk van zou moeten maken;
overwegende, dat Marokkaans-Nederlandse jongens voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor deze incidenten en dat de oververtegenwoordiging
van Marokkaans-Nederlandse daders extra spanningen creëert in de samenleving;
overwegende, dat diverse instrumenten ingezet kunnen en moeten worden om deze incidenten aan te pakken, van straatcoaches
en onderwijs tot de inzet van lokagenten of opnameapparatuur en dat de inzet van alle benodigde instrumenten wenselijk is;
verzoekt de regering om, desgewenst in samenwerking met de meest betrokken gemeentebesturen, een plan van aanpak op te stellen
waarmee antisemitische incidenten gepleegd door Marokkaans-Nederlandse jongens worden teruggedrongen met als streven het aantal
incidenten binnen twee jaar met tenminste 50% terug te dringen en verzoekt de regering, de Kamer hierover uiterlijk 1 juni
a.s. te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Dam