30 856 Wijziging van de Wet op het overleg huurders verhuurder (verbetering positie en zeggenschap huurders)

G BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2013

Mijn ambtsvoorganger minister Donner heeft uw Kamer op 21 januari 2011 (Kamerstukken I, 2010–2011, 30 856, E) geïnformeerd over het overleg met de Nederlandse Woonbond over nieuwe werkmethoden voor de vormgeving van participatie en zeggenschap van huurders en bewoners. De Woonbond heeft zich gecommitteerd om extra inspanningen op dit terrein te blijven ondernemen. Bijgaand treft u aan een door de Woonbond opgesteld verslag1 van deze inspanningen, zoals door mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer is toegezegd.

Er blijken 555 nieuwe huurders te zijn geworven voor bestuursfuncties en 5500 voor deelname aan digitale panels. Dat zijn op zich indrukwekkende aantallen. Het verslag geeft voorbeelden van de deelname in met name bewonerscommissies van vrouwen, jongeren en allochtonen – de aandachtsgroepen waar de Woonbond zich specifiek op zou richten bij de werving. Een totaalbeeld van deze participatie wordt niet gegeven. Dat maakt het lastig om in te schatten in welke mate deze groepen vertegenwoordigd zijn. Ik zal bij gelegenheid in mijn overleg met de Woonbond hier aandacht voor vragen.

De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 152603.

Naar boven