Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2019
Op mijn verzoek heeft het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC)
een evaluatie laten verrichten naar (het gebruik van) de risicokaart. Het evaluatieonderzoek
is in opdracht van het WODC verricht door Dialogic. Hierbij bied ik u het evaluatierapport
aan1.
Mijn verzoek aan het WODC vond plaats in de aanloop naar de agenda risico- en crisisbeheersing
2018–2021, die ik uw Kamer op 12 november 2018 heb gezonden.2 Met name ten behoeve van het onderdeel «Toekomstbestendige risico- en crisiscommunicatie
gericht op het handelingsvermogen van de maatschappij» had ik behoefte aan inzicht
in de ontwikkelingen rond de risicokaart.
De risicokaart is een via internet raadpleegbare kaart (www.risicokaart.nl) waarop de in de veiligheidsregio aanwezige plaatsgebonden en geografisch te onderscheiden
risico’s zijn aangeduid. Het doel is om deze plaatsgebonden risico’s in de leef- en
werkomgeving van burgers en bedrijven in beeld te brengen en om overheden de mogelijkheid
te bieden om daarover te communiceren met de bevolking. De kaart kent zowel een openbaar
deel (voor het brede publiek) als een besloten deel (voor betrokken overheidsinstanties).
Gedeputeerde staten dragen zorg voor de productie en het beheer van de risicokaart.
De onderzoekers concluderen dat de risicokaart weliswaar inhoudelijk voldoet aan deze
doelstelling, maar ondanks gerealiseerde verbeteringen onvoldoende geschikt is voor
publiekscommunicatie omdat de aangeboden informatie volgens geïnterviewde gebruikers
vaak nog incompleet, verouderd en statisch is. Dat is volgens de onderzoekers een
reden dat overheden, veiligheidsregio’s voorop, eigen initiatieven ontplooien waarbij
men overigens wel weer gebruik maakt van de risicokaart. De onderzoekers schetsen
vijf varianten waarlangs de risicokaart zich op de middellange termijn kan ontwikkelen.
In het kader van de hierboven genoemde agenda risico- en crisisbeheersing 2018–2021
zal ik met de bij de risicokaart betrokken partijen, waaronder de provincies, veiligheidsregio’s,
de VNG en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in overleg treden over
dit rapport.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus