30 818
Regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet)

nr. 30
AMENDEMENT VAN DE LEDEN BOELHOUWER EN KOPPEJAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER 291

Ontvangen 20 maart 2008

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel 2.14 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

1a. Iedere zes jaren brengt de beheerder van het buitenwater, zijnde de grote rivieren, verslag uit aan gedeputeerde staten over de mate waarin voldaan wordt aan de voor deze wateren opgestelde legger, mede in het licht van de hoogwaterstanden als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid.

Toelichting

Veiligheid van gebieden wordt niet alleen bepaald door de sterkte van waterkeringen, maar ook door rivierafvoeren en waterstanden. Tot nu toe biedt de wet geen instrumentarium om er voor te zorgen dat de vastgestelde hoogwaterstanden door de rivierbeheerder ook worden gehandhaafd. Om deze reden zou tevens voor de beheerder van het buitenwater, zijnde de grote rivieren, een verplichting moeten gelden om door middel van een 6-jaarlijkse rapportage inzicht te geven in hoeverre het beheer en onderhoud van de rivier bijdraagt aan de handhaving van de op grond van artikel 5.1 opgestelde legger met het oog op de voor de waterkeringen geldende hoogwaterstanden. Een dergelijke verplichting is noodzakelijk mede met het oog op de geplande en noodzakelijke rivierverruimingsmaatregelen ter handhaving van de vereiste veiligheid.

Zowel de met dit amendement bedoelde rapportage als de in artikel 2.14, eerste lid bedoelde rapportage van de waterkeringbeheerder zijn noodzakelijk om een goede beoordeling van het handhaven van de wettelijke beschermingsnorm te kunnen geven. Op deze manier kunnen gedeputeerde staten in hun verslaglegging aan de Minister een volledig beeld geven van de aspecten die een rol spelen bij de handhaving van de wettelijke beschermingsnorm.

Boelhouwer

Koppejan


XNoot
1

Vervanging in verband met wijziging in de ondertekening.

Naar boven