Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 30597 nr. 352 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 30597 nr. 352 |
Vastgesteld 5 juni 2013
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 5 maart 2013 inzake de reactie op verzoek van de commissie op een brief aan CZ over afwezigheidsdagen (Kamerstuk 30 597, nr. 286).
De op 29 maart 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 4 juni 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Inhoudsopgave |
||
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
1. |
Algemeen |
2 |
2. |
Beleid zorgkantoren |
4 |
II. |
Reactie van de staatssecretaris |
5 |
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris met betrekking tot het onderwerp afwezigheidsdagen en de verdere toelichting hoe andere zorgkantoren omgaan met afwezigheidsdagen. De staatssecretaris verklaart in zijn brief de gang van zaken rondom declaraties van afwezigheidsdagen. In de Regeling declaratie AWBZ-zorg van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die de basis is voor de declaratie van afwezigheidsdagen, is aangegeven dat een zorgaanbieder uit de intramurale gehandicaptenzorg voor een plek met behandeling afwezigheid met een maximum van 14 dagen per keer kan declareren. Zorgkantoren zijn vrij om binnen dit kader van de NZa aanvullende eisen te stellen, zo lezen deze leden. CZ heeft aanvullende eisen gesteld en heeft de declaratie mogelijk gemaakt voor een maximum van 28 dagen afwezigheid (wanneer dit niet vanwege een ziekenhuisopname is). De eerste 28 dagen kunnen voor het normale tarief gedeclareerd worden, de dagen hierboven mogen gedeclareerd worden voor het laagste VG ZZP-tarief. In 2012 was het niet mogelijk na 28 dagen te declareren bij CZ, maar vanwege een aantal casussen in 2012 werd duidelijk dat de afwezigheidseisen belemmerend werkten bij deze vormen van ondersteuning. Door het laagste tarief beschikbaar te stellen worden doorlopende lasten en ondersteuning geborgd, stelt CZ. De leden van de fractie van de PvdA lezen verder dat CZ heeft aangegeven dat zij geen signalen heeft ontvangen dat het huidige beleid problemen veroorzaakt. Heeft de staatssecretaris ook geen signalen hiervan ontvangen? Dekt het lage tarief na 28 dagen alsnog de kosten voor een instelling? Genoemde leden zouden graag van de staatssecretaris weten waarop CZ de 28 dagen baseert. Wanneer een cliënt om de week een dag of weekend naar huis gaat, met feestdagen naar huis gaat en in de vakantie, wat regelmatig voorkomt bij minderjarige cliënten, dan is men al snel over de 28 dagen heen. Maar ook meerderjarige cliënten gaan regelmatig terug naar huis, in de weekenden en vakanties. Waarom is gekozen voor deze grens? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze grens? Schoolgaande kinderen zijn vrijgesteld van de declaratie van afwezigheidsdagen. Geldt deze vrijstelling ook voor kinderen die naar dagbesteding gaan en niet naar school?
In de brief van de staatssecretaris lezen de leden van de PvdA-fractie dat door terugkerende afwezigheid de zorgaanbieder hierop kan inspelen met bijvoorbeeld personele bezetting. Deze leden begrijpen de overweging, maar zouden graag willen weten of zorgaanbieders niet in de problemen komen wanneer zij inspelen op afwezigheid, maar cliënten onverwacht weer terugkeren van afwezigheid bijvoorbeeld door gedragsproblemen of problemen thuis. Kunnen zorgaanbieders dan voldoende beschikbaar personeel garanderen van het lage tarief? Hoe kijkt de staatssecretaris in dit licht aan tegen kwaliteit en continuïteit van zorg?
De leden van de fractie van de PvdA lezen verder dat het de verantwoordelijkheid is van de zorgaanbieder om samen met de cliënt en diens familie of vertegenwoordiger afspraken te maken over de wensen rondom afwezigheidsdagen van de bewoner en dat er geen signalen bekend zijn dat er cliënten of vertegenwoordigers onder druk gezet worden door zorgaanbieders in verband met de declaraties van afwezigheidsdagen door de zorgaanbieder. Is de staatssecretaris het eens met deze leden dat het een zeer onwenselijke situatie zou zijn als cliënten en vertegenwoordigers onder druk gezet zouden worden? Is de staatssecretaris het met genoemde leden eens dat declaratie geen rol zou moeten spelen in de overweging om wel of niet af en toe naar huis te gaan en dat af en toe naar huis gaan, wanneer dat een mogelijkheid is, zeer wenselijk is voor de cliënt en zijn of haar naasten?
De leden van de SP-fractie hebben met zorgen kennisgenomen van de reactie van de staatssecretaris op de brief aan CZ over de afwezigheidsdagen.
Deze leden maken zich zorgen over de regeling die zorgkantoren hanteren bij afwezigheidsdagen. Zij vinden het van groot belang dat mensen met een beperking zorgeloos op vakantie kunnen gaan, maar ook in de weekenden bij ouders/familie kunnen logeren als dat gewenst is. Zodra iemand om het weekend naar huis gaat, naar ouders en/of andere familie, dan kan diegene niet meer met vakantie gaan, of dat nu met familie is of georganiseerd door de zorginstelling. Vindt de staatssecretaris dat wenselijk? Is dit geen enorme inperking van de bewegingsvrijheid? Moet dit dan aangemerkt worden als een vorm van vrijheidsbeperking en geldt dan in de toekomst ook het regime van de Wet zorg en dwang op de zorgverzekeraar? Genoemde leden willen hierop een uitgebreide reactie.
De leden van de SP-fractie merken op dat de financiering op basis van zorgzwaartepakketten leidt tot deze problemen. Door mensen in pakketten te plaatsen wordt er alleen nog gekeken naar financiering, uren en kosten. Er wordt compleet voorbijgegaan aan het feit dat het gaat om mensen die zorg nodig hebben. Doordat de zorgzwaartepakketten alleen gebaseerd zijn op zorg in een instelling wordt het voor mensen erg moeilijk gemaakt om op vakantie te kunnen gaan of om in de weekenden te kunnen logeren bij ouders en/of andere familieleden. Deze leden vragen de staatssecretaris hierop te reageren.
De leden van de SP-fractie willen weten welke aanvullende eisen zorgkantoren kunnen stellen aan de declaratie van afwezigheidsdagen. Het zorgkantoor CZ hanteert 28 dagen die jaarlijks gedeclareerd kunnen worden. Genoemde leden vinden 28 dagen weinig. Mensen met een beperking kunnen hierdoor gedwongen worden om thuis te blijven, in plaats van dat zij in de weekenden bij familie kunnen logeren. Deze leden willen weten welke criteria het zorgkantoor CZ hierbij hanteert en waarom gekozen is voor 28 dagen.
De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris of hij het terecht vindt dat mensen die in een AWBZ-instelling wonen, maar 2,3 dagen per maand weg mogen van de zorginstelling, omdat dit nu eenmaal de regels zijn. Deze leden willen weten of de staatssecretaris dit ook niet vindt lijken op een gevangenisregime en zij willen hierop een toelichting. Voorts willen zij weten of mensen bij een overschrijding van de afwezigheidsdagen geen volledige zorg meer ontvangen, doordat een zorgaanbieder dit wil compenseren.
De leden van de SP-fractie constateren dat zorginstellingen bij afwezigheidsdagen na 28 dagen gefinancierd blijven worden op basis van ZZP VG1. Deze leden willen weten of zorginstellingen hiermee voldoende gefinancierd worden. Genoemde leden vragen of het hierdoor nu wel goedkoper wordt. De kosten voor iemand moeten gemaakt worden. Zij willen weten waarom dit dan moet resulteren in het beperken van de bewegingsvrijheid van mensen met een beperking.
De leden van de SP-fractie maken uit de brief van de staatssecretaris op dat zorginstellingen geen klachten hebben gemeld over de betaling van ZZP VG1 bij de doorbetaling van afwezigheidsdagen. Genoemde leden maken zich wel zorgen dat bij de plaatsing van bewoners, zorgaanbieders bewoners weigeren als zij veel gebruik willen maken van afwezigheidsdagen, gelet op de lage bekostiging. Deze leden vragen of hierover meldingen bekend zijn.
De leden van de SP-fractie constateren dat de staatssecretaris aangeeft dat het de verantwoordelijkheid is van de zorgaanbieder om afspraken te maken met de bewoner en diens familie en/of wettelijke vertegenwoordiger over afwezigheidsdagen. Kunnen zorgaanbieders hierbij ook afwijken van de 28 dagen regeling van zorgkantoor CZ?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris, waarin hij reageert op de brief aan CZ over afwezigheidsdagen. De staatssecretaris stelt hierin dat CZ, net als DSW en Menzis, aanvullende regelingen stellen omtrent de Regeling declaratie AWBZ-zorg die opgesteld is door de NZa. De staatssecretaris stelt ook dat hij geen signalen heeft ontvangen van cliënten of hun vertegenwoordigers dat zij onder druk worden gezet door zorgaanbieders om minder afwezig te zijn in de zorginstellingen.
Deze leden hebben het principe van regie over eigen leven in hoog aanzien. Cliënten zouden niet onder druk mogen worden gezet om meer aanwezig te zijn in zorginstellingen dan strikt noodzakelijk. Dergelijke situaties dragen niet bij aan een hogere kwaliteit van leven van de cliënt. Bovendien past het ontvangen van langdurige zorg buiten zorginstellingen, waar mogelijk, binnen de huidige veranderingen in de langdurige zorg. Vanuit dit oogpunt beschouwen genoemde leden maatregelen welke onnodige aanwezigheid in zorginstellingen stimuleren als ongewenst.
De leden van de D66-fractie hebben verscheidene vragen en opmerkingen. Zij stellen vast dat het Landelijke Steunpunt (mede)Zeggenschap (LSR) en het Platform VG in twee brieven aan de commissie VWS hebben verklaard wel signalen te ontvangen van cliënten die onder druk worden gezet door de zorgaanbieder vanwege het beleid van CZ. Deze leden vragen de staatssecretaris of hij bereid is een dialoog aan te gaan met het LSR en het Platform VG over deze cliënten en of hij samen met het LSR en Platform VG oplossingen wil zoeken voor lopende zaken, alsook maatregelen wil nemen om deze situaties in de toekomst te voorkomen. Is de staatssecretaris bereid hierbij ook aandacht te geven aan mogelijke onduidelijkheid omtrent afwezigheid en de rol van dagbesteding hierin?
De leden van de PvdA-fractie vinden het onwenselijk dat zorgkantoren verschillend beleid voeren met betrekking tot de afwezigheidsdagen. Van de acht concessiehouders hebben er drie verschillend aanvullend beleid, zo lezen deze leden in de brief van de staatssecretaris. De zorgkantoren geven aan dat het beleid rondom afwezigheid gekozen is vanwege doelmatigheid in de uitgaven, terwijl tegelijkertijd het cliëntbelang niet in het geding komt. Deelt de staatssecretaris echter de visie van deze leden dat het naast een verhoging van de administratieve lasten door verschillen in beleid, ook onwenselijk is voor zorgaanbieder en cliënten en hun vertegenwoordigers met verschillend beleid in aanraking te komen? In hoeverre draagt de grens van 28 dagen bij aan doelmatigheid en doet die niet tekort aan de cliënt?
De leden van de fractie van de PvdA lezen naar tevredenheid dat voor de inkoop voor 2014 zorgkantoren voornemens zijn om declaratie van afwezigheid te harmoniseren en dat de staatssecretaris bij de vormgeving van de kern AWBZ wil bezien hoe de declaratie van afwezigheidsdagen het beste kan worden vormgegeven. Deze leden zouden graag al te weten komen welke overwegingen hierbij zullen worden meegenomen. Waarop zal het maximum aantal dagen afwezigheid gebaseerd worden? Welke factoren voor welke doelgroepen zullen hierbij betrokken worden? Hoe wordt er rekening gehouden met personele bezetting en kwaliteit en continuïteit van zorg? Hoe wordt de balans gevonden tussen doelmatigheid en het belang van de cliënt en zijn of haar vertegenwoordigers?
De leden van de SP-fractie merken op dat Zorgverzekeraars Nederland onderzoek heeft gedaan naar de declaratie afwezigheidsdagen van de verschillende zorgkantoren. Deze leden vragen wie toestemming gegeven heeft voor dit onderzoek en zij vragen waarom de Nederlandse Zorgautoriteit hiernaar geen onderzoek heeft gedaan. Voorts willen zij weten wat voor rol de NZa heeft ten opzichte van de declaratie van afwezigheidsdagen in de gehandicaptenzorg.
Genoemde leden willen ingaan op het beleid van zorgkantoren: het ene zorgkantoor stelt geen aanvullende eisen, andere zorgkantoren doen dit wel. Hierdoor ontstaat een rechtsongelijkheid van mensen, doordat dit overal anders wordt geregeld. Deze leden willen weten of de staatssecretaris mensen adviseert om dan maar van regio te wisselen, zodat zij wel een gezinsleven kunnen behouden.
De leden van de SP-fractie merken op dat het verschillende beleid van de zorgkantoren zorgt voor veel bureaucratie voor zorgaanbieders en dat het voornemen is om het beleid te harmoniseren met andere zorgkantoren. Deze leden willen weten hoe dit beleid eruit komt te zien en wanneer hierover meer informatie komt, ook gelet op de plannen van het kabinet ten opzichte van de langdurige zorg.
De staatssecretaris stelt in zijn brief dat drie van de acht zorgkantoren afwijken van de Regeling declaratie AWBZ-zorg van de NZa. De staatssecretaris stelt ook dat de zorgkantoren het voornemen hebben om het beleid rondom de declaratie van afwezigheid per inkoop voor 2014 te harmoniseren. De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris hoe deze situatie wordt opgelost in de tussentijd. Deze leden vragen de staatssecretaris ook of hij kaders wil stellen waarbinnen deze harmonisatie van beleid zal plaatsvinden en wat de beoogde rol van de staatssecretaris en de NZa binnen dit proces is.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat in geen geval druk uitgevoerd mag worden op cliënten of hun verzorgers om afwezigheid in zorginstellingen te minimaliseren. Deze leden kijken uit naar de beantwoording van de staatssecretaris.
Algemene reactie
Ik ben van mening dat het van groot belang is dat cliënten elders moeten kunnen logeren of op vakantie moeten kunnen gaan op het moment dat zij dat wensen en dat zij daarbij door instellingen niet moeten worden beperkt in hun keuzes. In zijn algemeenheid begrijp ik dat zorgkantoren zuinig om willen gaan met de AWBZ-middelen en dat het aannemelijk is dat bij afwezigheid minder kosten worden gemaakt door de instellingen. Daar waar instellingen een verminderde vergoeding als argument gebruiken om de keuzevrijheid van cliënten in dezen te beperken, vind ik dat onjuist.
Een aantal vragen zijn door zowel de fractie van de PvdA, de SP als D66 gesteld. Op die vragen ga ik hieronder eerst in.
De PvdA-, SP- en D66-fractie hebben mij gevraagd aan te geven of er meldingen bekend zijn van cliënten.
Na het versturen van mijn brief van 5 maart 2013 (Kamerstuk 30 597, nr. 286) hebben mij via een brief van de LSR, Platform VG en SEIN signalen bereikt over onduidelijkheden met betrekking tot de regeling van aan- en afwezigheid en over cliënten die in hun vrijheid worden beperkt om naar hun (voormalige) woning te gaan. Over deze signalen is zowel door mij als door CZ contact opgenomen met de LSR.
CZ is ingegaan op de specifieke casuïstiek. Er is daarna met de betreffende zorgaanbieders contact opgenomen. Van één zorgaanbieder kwamen meerdere signalen. Deze zorgaanbieder had een brief aan haar bewoners gestuurd waarin stond aangegeven dat de bewoners die vaker afwezig waren, mogelijk minder directe zorg zouden ontvangen bij aanwezigheid. De zorgaanbieder heeft een nieuwe brief aan de bewoners gestuurd, waarin dit is gecorrigeerd.
Na dit alles bestonden er bij LSR geen specifieke vragen meer Afgesproken is dat CZ Zorgkantoren en LSR, Platform VG respectievelijk SEIN met elkaar contact opnemen mochten er andere specifieke signalen komen. Platform VG en LSR hebben mij laten weten dat er op dit moment geen knelpunten bij hen meer bekend zijn. Ik zal LSR, Platform VG en SEIN verder vragen om mij bij dergelijke signalen in algemene zin te informeren.
De PvdA-fractie en de D66-fractie hebben gewezen op het belang van een uniforme regeling ten aanzien van afwezigheidsdagen door zorgkantoren.
Dat deel ik. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) harmoniseert in de zorginkoop voor 2014 de werkwijze rondom declareren van afwezigheid ook. De huidige verschillen in inkoop worden dan opgeheven. Inhoudelijk is het beleid vanaf dan als volgt: alle zorgkantoren hanteren de maxima in de beleidsregels van de NZa, zijnde een maximale afwezigheid van 14 dagen per keer voor zorg met behandeling. Voor zorg zonder behandeling wordt een grens van 6 weken gehanteerd, eenmalig te verlengen met nog eens 6 weken.
Algemene vragen vanuit de PvdA-fractie
Genoemde leden zouden graag van de staatssecretaris weten waarop CZ de 28 dagen baseert. Wanneer een cliënt om de week een dag of weekend naar huis gaat, met feestdagen naar huis gaat en in de vakantie, wat regelmatig voorkomt bij minderjarige cliënten, dan is men al snel over de 28 dagen heen. Maar ook meerderjarige cliënten gaan regelmatig terug naar huis, in de weekenden en vakanties. Waarom is gekozen voor deze grens? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze grens? Schoolgaande kinderen zijn vrijgesteld van de declaratie van afwezigheidsdagen. Geldt deze vrijstelling ook voor kinderen die naar dagbesteding gaan en niet naar school?
In de brief van de staatssecretaris lezen de leden van de PvdA-fractie dat door terugkerende afwezigheid de zorgaanbieder hierop kan inspelen met bijvoorbeeld personele bezetting. Deze leden begrijpen de overweging, maar zouden graag willen weten of zorgaanbieders niet in de problemen komen wanneer zij inspelen op afwezigheid, maar cliënten onverwacht weer terugkeren van afwezigheid bijvoorbeeld door gedragsproblemen of problemen thuis. Kunnen zorgaanbieders dan voldoende beschikbaar personeel garanderen van het lage tarief? Hoe kijkt de staatssecretaris in dit licht aan tegen kwaliteit en continuïteit van zorg?
Reactie:
Een afwezigheidsdag is een kalenderdag die deel uit maakt van een periode van tijdelijke afwezigheid van de cliënt. Deze periode van tijdelijke afwezigheid begint op de eerste dag na vertrek bij de zorgaanbieder en eindigt op de dag voor «heropname» bij de zorgaanbieder. Op het moment dat een cliënt op zaterdag naar huis gaat en zondag weer teruggaat naar de zorgaanbieder dan is er volgens de definities geen sprake van tijdelijke afwezigheid.
CZ is uitgegaan van 4 weken vakantie voor een periode van langere afwezigheid (28 dagen), niet zijnde de schoolvakantie voor kinderen.
Met betrekking tot de dagbesteding geldt dat daar de extramurale bekostigingsregels gelden die inhouden dat alleen de daadwerkelijk geleverde zorg wordt bekostigd. CZ is er in haar beleid van uitgegaan dat als cliënten niet aanwezig zijn, er minder kosten gemaakt (kunnen) worden door de instelling. Vanuit het veld heb ik begrepen dat het gebruikelijk is om duidelijke afspraken te maken met bewoners en hun familie over vakanties en bijvoorbeeld logeren, zodat daarop in de bedrijfsvoering geanticipeerd kan worden. Het is daarnaast mogelijk om ruim van te voren te melden wanneer de bewoner naar huis gaat. Juist omdat de aanbieder dan het dienstrooster kan aanpassen aan het aantal aanwezigen. Dit vergt wel van de zorgaanbieders dat zij een goede uitleg geven en hierover in gesprek gaan. Ik realiseer me dat niet elke situatie van te voren te voorzien is. De zorgaanbieder moet in die gevallen garanderen dat er voldoende personeel beschikbaar is, bijvoorbeeld op het moment dat er sprake is van een noodsituatie of dat er cliënten onverwachts weer terugkeren. Van de cliëntenorganisaties heb ik begrepen dat er op dit moment geen signalen zijn dat cliënten niet zouden worden opgevangen.
De overige algemene vragen van de PvdA-fractie heb ik beantwoord in mijn algemene reactie.
Vragen over beleid zorgkantoren vanuit de PvdA-fractie
Deelt de staatssecretaris echter de visie van deze leden dat het naast een verhoging van de administratieve lasten door verschillen in beleid, ook onwenselijk is voor zorgaanbieder en cliënten en hun vertegenwoordigers met verschillend beleid in aanraking te komen? In hoeverre draagt de grens van 28 dagen bij aan doelmatigheid en doet die niet tekort aan de cliënt?
De leden van de fractie van de PvdA lezen naar tevredenheid dat voor de inkoop voor 2014 zorgkantoren voornemens zijn om declaratie van afwezigheid te harmoniseren en dat de staatssecretaris bij de vormgeving van de kern AWBZ wil bezien hoe de declaratie van afwezigheidsdagen het beste kan worden vormgegeven. Deze leden zouden graag al te weten komen welke overwegingen hierbij zullen worden meegenomen. Waarop zal het maximum aantal dagen afwezigheid gebaseerd worden? Welke factoren voor welke doelgroepen zullen hierbij betrokken worden? Hoe wordt er rekening gehouden met personele bezetting en kwaliteit en continuïteit van zorg? Hoe wordt de balans gevonden tussen doelmatigheid en het belang van de cliënt en zijn of haar vertegenwoordigers?
Reactie:
Ik deel de visie van de PvdA-fractie dat het wenselijk is dat de inkoop van afwezigheidsdagen zo veel mogelijk uniform plaatsvindt. De zorgkantoren hebben met elkaar de afspraak gemaakt dat vanaf de zorginkoop 2014 de inkoop uniform zal plaatsvinden. De huidige verschillen in inkoop worden dan opgeheven. Alle zorgkantoren hanteren dan de maxima in de beleidsregels van de NZa, zijnde een maximale afwezigheid van 14 dagen per keer voor zorg met behandeling. Voor zorg zonder behandeling wordt een grens van 6 weken gehanteerd, eenmalig te verlengen met nog eens 6 weken.
In mijn brief van 25 april 2013 over de hervorming van de langdurige zorg heb ik aangegeven dat ik in de kern-AWBZ bij de indicatiestelling in de toekomst af wil van de indicatiestelling in huidige ZZP’s. Bij de vorming van de kern-AWBZ zal ook de bekostiging van de zorg opnieuw tegen het licht worden gehouden. Ik wil samen met de NZa nader onderzoeken welke overwegingen bij de vormgeving van de bekostiging een rol moeten spelen.
Ook voor cliënten die in de toekomst binnen de kern-AWBZ vallen, acht ik het van belang dat zij door de zorginstelling niet tegen worden gehouden om op vakantie te gaan of te logeren bij ouders en of anderen. Het zorgkantoor zal erop moeten toezien dat de keuzevrijheid van de cliënten in dezen niet wordt belemmerd.
Aanvullende algemene vragen vanuit de SP-fractie
Zodra iemand om het weekend naar huis gaat, naar ouders en/of andere familie, dan kan diegene niet meer met vakantie gaan, of dat nu met familie is of georganiseerd door de zorginstelling. Vindt de staatssecretaris dat wenselijk? Is dit geen enorme inperking van de bewegingsvrijheid? Moet dit dan aangemerkt worden als een vorm van vrijheidsbeperking en geldt dan in de toekomst ook het regime van de Wet zorg en dwang op de zorgverzekeraar? Genoemde leden willen hierop een uitgebreide reactie.
De leden van de SP-fractie merken op dat de financiering op basis van zorgzwaartepakketten leidt tot deze problemen. Door mensen in pakketten te plaatsen wordt er alleen nog gekeken naar financiering, uren en kosten. Er wordt compleet voorbijgegaan aan het feit dat het gaat om mensen die zorg nodig hebben. Doordat de zorgzwaartepakketten alleen gebaseerd zijn op zorg in een instelling wordt het voor mensen erg moeilijk gemaakt om op vakantie te kunnen gaan of om in de weekenden te kunnen logeren bij ouders en/of andere familieleden. Deze leden vragen de staatssecretaris hierop te reageren.
De leden van de SP-fractie willen weten welke aanvullende eisen zorgkantoren kunnen stellen aan de declaratie van afwezigheidsdagen. Het zorgkantoor CZ hanteert 28 dagen die jaarlijks gedeclareerd kunnen worden. Genoemde leden vinden 28 dagen weinig. Mensen met een beperking kunnen hierdoor gedwongen worden om thuis te blijven, in plaats van dat zij in de weekenden bij familie kunnen logeren. Deze leden willen weten welke criteria het zorgkantoor CZ hierbij hanteert en waarom gekozen is voor 28 dagen.
De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris of hij het terecht vindt dat mensen die in een AWBZ-instelling wonen, maar 2, 3 dagen per maand weg mogen van de zorginstelling, omdat dit nu eenmaal de regels zijn. Deze leden willen weten of de staatssecretaris dit ook niet vindt lijken op een gevangenisregime en zij willen hierop een toelichting. Voorts willen zij weten of mensen bij een overschrijding van de afwezigheidsdagen geen volledige zorg meer ontvangen, doordat een zorgaanbieder dit wil compenseren.
De leden van de SP-fractie constateren dat zorginstellingen bij afwezigheidsdagen na 28 dagen gefinancierd blijven worden op basis van ZZP VG1. Deze leden willen weten of zorginstellingen hiermee voldoende gefinancierd worden. Genoemde leden vragen of het hierdoor nu wel goedkoper wordt. De kosten voor iemand moeten gemaakt worden. Zij willen weten waarom dit dan moet resulteren in het beperken van de bewegingsvrijheid van mensen met een beperking.
De leden van de SP-fractie maken uit de brief van de staatssecretaris op dat zorginstellingen geen klachten hebben gemeld over de betaling van ZZP VG1 bij de doorbetaling van afwezigheidsdagen. Genoemde leden maken zich wel zorgen dat bij de plaatsing van bewoners, zorgaanbieders bewoners weigeren als zij veel gebruik willen maken van afwezigheidsdagen, gelet op de lage bekostiging. Deze leden vragen of hierover meldingen bekend zijn.
De leden van de SP-fractie constateren dat de staatssecretaris aangeeft dat het de verantwoordelijkheid is van de zorgaanbieder om afspraken te maken met de bewoner en diens familie en/of wettelijke vertegenwoordiger over afwezigheidsdagen. Kunnen zorgaanbieders hierbij ook afwijken van de 28 dagen regeling van zorgkantoor CZ?
Reactie:
De regeling voor aan- en afwezigheidsdagen heeft betrekking op de bekostiging van zorg en niet op de feitelijke levering van zorg cq het recht op zorg.
Het regime van de Wet zorg en dwang geldt voor de levering van zorg door zorgaanbieders en niet voor zorgkantoren. Zoals gezegd, vind ik het onwenselijk als cliënten in hun vrijheid worden beperkt om te gaan logeren of in het weekend naar hun voormalige woning te gaan. In mijn brief van 25 april 2013 over de hervorming van de langdurige zorg heb ik aangegeven dat ik in de kern-AWBZ in de toekomst bij de indicatiestelling af wil van de indicatiestelling in de huidige ZZP’s. Bij de vorming van de kern-AWBZ zal ook de bekostiging van de zorg opnieuw tegen het licht worden gehouden. Ook voor cliënten die in de toekomst binnen de kern-AWBZ vallen, acht ik het van belang dat zij door de zorginstelling niet tegen worden gehouden om op vakantie te gaan of te logeren bij ouders of anderen. Het zorgkantoor zal erop moeten toezien dat de keuzevrijheid van de cliënten niet wordt belemmerd.
De uitgangspunten van CZ hebben betrekking op de bekostiging. Zorgaanbieders moeten cliënten naar mijn mening niet belemmeren in hun vrijheid om te logeren en/of op vakantie te gaan. Dat is ook niet nodig (omdat een instelling ook tijdens de dagen dat een cliënt afwezig is een vergoeding voor de kosten krijgt) en bovendien ook niet verstandig omdat juist de vrijheid voor cliënten om hun eigen leven in te kunnen richten ook de keuze van cliënten voor een instelling zal bepalen.
Zorgkantoren zijn binnen de beleidskaders van de NZa, zoals neergelegd in hun beleidsregels, vrij aanvullende eisen te stellen ten aanzien van de bekostiging bij aan- en afwezigheid. Dat is dan een zaak tussen het zorgkantoor en de aanbieder. Het recht op zorg van de burger staat daar ten principale los van.
In mijn brief van 5 maart 2013 aan uw Kamer heb ik inzicht gegeven in de wijze waarop zorgkantoren daar op dit moment mee omgaan. In de inkoop voor 2014 hebben de zorgkantoren zich er aan gecommitteerd om voor zorg met behandeling de beleidsregel van de NZa te volgen en geen aanvullende eisen te stellen.
CZ is in het beleid voor 2013 uitgegaan van 4 weken vakantie voor een periode van langere afwezigheid (28 dagen), niet zijnde de schoolvakantie voor kinderen. Op het moment dat een cliënt op zaterdag naar huis gaat en zondag weer teruggaat naar de zorgaanbieder dan is er volgens de definities geen sprake van tijdelijke afwezigheid. De bekostiging van de afwezigheid komt de facto dus niet neer op een gemiddelde van 2, 3 kalenderdagen per maand. Zorgaanbieder en cliënt moeten in gezamenlijkheid afspraken maken over de mate en momenten van afwezigheid. Dit is in mijn ogen niet te vergelijken met een gevangenisregime. Het mag niet zo zijn dat bewoners die meer dan 28 afwezigheidsdagen hebben geen volledige zorg ontvangen van de zorgaanbieder.
CZ is er in haar beleid van uitgegaan dat als cliënten niet aanwezig zijn, er minder kosten gemaakt kunnen worden door de instelling. Vanuit het veld heb ik begrepen dat het gebruikelijk is om duidelijke afspraken te maken met bewoners en hun familie over vakanties en bijvoorbeeld logeren. Het is daarnaast mogelijk om ruim van te voren te melden wanneer de bewoner naar huis gaat. Juist omdat de aanbieder dan het dienstrooster kan aanpassen op het aantal aanwezigen. Dit vergt wel van de zorgaanbieder dat zij een goede uitleg geven en hierover in gesprek gaan. Ik realiseer me dat niet elke situatie van te voren te voorzien is. De zorgaanbieder moet in die gevallen garanderen dat er voldoende personeel beschikbaar is, bijvoorbeeld op het moment dat er sprake is van een noodsituatie of dat er cliënten onverwachts weer terugkeren. Van de cliëntenorganisaties heb ik begrepen dat er op dit moment geen signalen zijn dat cliënten niet zouden worden opgevangen.
U vraagt of er meldingen bekend zijn dat bewoners bij plaatsing worden geweigerd omdat zij veel gebruik maken van afwezigheidsdagen. Er zijn mij geen meldingen bekend hiervan.
Na het versturen van mijn brief van 5 maart 2013 (Kamerstuk 30 597, nr. 286) hebben mij via de LSR, Platform VG en SIEN enkele signalen bereikt over onduidelijkheden met betrekking tot de regeling van aan- en afwezigheid en over cliënten die in hun vrijheid worden beperkt om naar huis te gaan. Over deze signalen is zowel door mij als door CZ contact opgenomen met de LSR. Na uitleg door CZ bestonden er bij LSR geen vragen meer. Afgesproken is dat beide partijen met elkaar contact opnemen mochten er andere signalen komen. Ik zal LSR, Platform VG en SEIN verder vragen om mij bij dergelijke signalen in algemene zin te informeren.
Het is zorgaanbieders toegestaan om af te wijken van de 28 dagen regeling van het zorgkantoor. De regeling van CZ regelt de bekostiging en niet de individuele afspraken met de cliënt. Instellingen zijn verantwoordelijk voor de afspraken die zij met cliënten maken met betrekking tot vakanties of familiebezoek en dergelijke.
Vragen over beleid zorgkantoren vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie merken op dat Zorgverzekeraars Nederland onderzoek heeft gedaan naar de declaratie afwezigheidsdagen van de verschillende zorgkantoren. Deze leden vragen wie toestemming gegeven heeft voor dit onderzoek en zij vragen waarom de Nederlandse Zorgautoriteit hiernaar geen onderzoek heeft gedaan. Voorts willen zij weten wat voor rol de NZa heeft ten opzichte van de declaratie van afwezigheidsdagen in de gehandicaptenzorg.
Genoemde leden willen ingaan op het beleid van zorgkantoren: het ene zorgkantoor stelt geen aanvullende eisen, andere zorgkantoren doen dit wel. Hierdoor ontstaat een rechtsongelijkheid van mensen, doordat dit overal anders wordt geregeld. Deze leden willen weten of de staatssecretaris mensen adviseert om dan maar van regio te wisselen, zodat zij wel een gezinsleven kunnen behouden.
De leden van de SP-fractie merken op dat het verschillende beleid van de zorgkantoren zorgt voor veel bureaucratie voor zorgaanbieders en dat het voornemen is om het beleid te harmoniseren met andere zorgkantoren. Deze leden willen weten hoe dit beleid eruit komt te zien en wanneer hierover meer informatie komt, ook gelet op de plannen van het kabinet ten opzichte van de langdurige zorg.
Reactie:
In de brief van 5 maart ben ik ingegaan op het inkoopbeleid van de verschillende zorgkantoren. Deze informatie was gebaseerd op een uitvraag vanuit Zorgverzekeraars Nederland onder haar leden naar de wijze waarop die omgaan met afwezigheidsdagen. De Nederlands zorgautoriteit is verantwoordelijk voor het opstellen van beleidsregels over de bekostiging. De NZa heeft dan ook beleidsregels opgesteld rondom de declaratie van afwezigheidsdagen. Voor zorg met behandeling geldt dat zorgaanbieders bij afwezigheid maximaal 14 dagen per keer mogen declareren. Uw fractie vraagt mij of ik mensen zou adviseren van zorgkantoorregio te wisselen. Ik denk dat mensen geen keuze maken voor een zorgkantoorregio, maar voor een zorginstelling. Ik wil benadrukken dat de signalen die zijn binnengekomen bij cliëntenorganisaties door CZ zijn besproken en opgepakt.
De zorgkantoren hebben voor inkoop vanaf 2014 met elkaar afgesproken dat zij voor zorg met behandeling de beleidsregels van de NZa volgen.
Voor de relatie met de vormgeving van de langdurige zorg verwijs ik naar mijn antwoord dat ik heb gegeven in reactie op de algemene vragen van de SP-fractie.
Aanvullende algemene vragen vanuit de fractie van D66
Deze leden vragen de staatssecretaris of hij bereid is een dialoog aan te gaan met het LSR en het Platform VG over deze cliënten en of hij samen met het LSR en Platform VG oplossingen wil zoeken voor lopende zaken, alsook maatregelen wil nemen om deze situaties in de toekomst te voorkomen. Is de staatssecretaris bereid hierbij ook aandacht te geven aan mogelijke onduidelijkheid omtrent afwezigheid en de rol van dagbesteding hierin?
Reactie:
Ik ben – na het ontvangen van hun brief – in gesprek gegaan met LSR en Platform VG over signalen die zij hebben ontvangen. Ik ben bereid om in (vervolg)overleg met de genoemde partijen ook aandacht te geven aan mogelijke onduidelijkheid omtrent afwezigheid en de rol van dagbesteding hierin. In reactie hierop kan ik aangeven dat het bijdraagt aan de gewenste duidelijkheid dat de zorgkantoren voor 2014 een heldere lijn voorstelt voor de wijze waarop wordt omgegaan met inkoop van aan- en afwezigheid.
Vragen over beleid zorgkantoren vanuit de D66-fractie
De staatssecretaris stelt in zijn brief dat drie van de acht zorgkantoren afwijken van de Regeling declaratie AWBZ-zorg van de NZa. De staatssecretaris stelt ook dat de zorgkantoren het voornemen hebben om het beleid rondom de declaratie van afwezigheid per inkoop voor 2014 te harmoniseren. De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris hoe deze situatie wordt opgelost in de tussentijd. Deze leden vragen de staatssecretaris ook of hij kaders wil stellen waarbinnen deze harmonisatie van beleid zal plaatsvinden en wat de beoogde rol van de staatssecretaris en de NZa binnen dit proces is.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat in geen geval druk uitgevoerd mag worden op cliënten of hun verzorgers om afwezigheid in zorginstellingen te minimaliseren. Deze leden kijken uit naar de beantwoording van de staatssecretaris.
Reactie:
Tot 2014 verschilt het inkoopbeleid van de zorgkantoren ten aanzien van afwezigheid. Over de signalen is zowel door mij als door CZ contact opgenomen met de LSR. Na uitleg door CZ bestonden er bij LSR geen vragen meer. Afgesproken is dat beide partijen met elkaar contact opnemen mochten er andere signalen komen gedurende 2013.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft in overleg met alle zorgkantoren in de zorginkoop voor 2014 de werkwijze rondom aan- en afwezigheid geharmoniseerd. De huidige verschillen in inkoop worden dan opgeheven. Eerder ben ik ingegaan op hoe de inkoop er inhoudelijk uit zal zien.
In mijn brief van 25 april 2013 over de hervorming van de langdurige zorg ben ik ingegaan op de vormgeving van de kern-AWBZ. Bij de vorming van de kern-AWBZ zal ook de bekostiging van de zorg opnieuw tegen het licht worden gehouden. Ik wil samen met de NZa nader onderzoeken welke overwegingen en overwegingen bij de vormgeving van bekostiging hierbij een rol moet spelen.
Ook voor cliënten die in de toekomst binnen de kern-AWBZ vallen, acht ik het van belang dat zij door de zorginstelling niet tegen worden gehouden om op vakantie te gaan of te logeren bij ouders en of anderen. Het zorgkantoor zal erop moeten toezien dat de keuzevrijheid van de cliënten niet wordt belemmerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30597-352.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.