Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2013
Tijdens de plenaire behandeling van de begroting 2013 van het Ministerie van VWS op
6 december jl. (Handelingen II 2012/2013, nr. 32, item 5) heb ik uw Kamer op verzoek van Kamerlid Agema (PVV politieke partijText2regular)
een vergelijking toegezegd van het stelsel van langdurige zorg in Frankrijk en Nederland.
De vergelijking treft u in de bijlage aan.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn
Vergelijking langdurige zorg in Frankrijk en Nederland
Tijdens de begrotingsbehandeling in 2012 heeft mevrouw Agema (PVV) gevraagd om een
vergelijking van de langdurige zorg in Frankrijk en Nederland. Haar beeld is dat de
totale zorguitgaven in Frankrijk en Nederland vergelijkbaar zijn, maar dat Frankrijk
veel minder uitgeeft aan langdurige zorg dan Nederland. Dit beeld vormt de achtergrond
van haar redenering dat «bezuinigen op de langdurige zorg zich vertaalt in hogere
uitgaven elders in de zorg».
De totale zorguitgaven, gemeten als percentage van het BBP, zijn voor Frankrijk en
Nederland vergelijkbaar indien de kapitaallasten en de «social care» niet worden meegeteld.
Daarnaast geeft Frankrijk inderdaad veel minder uit aan langdurige zorg dan Nederland.
Een nadere analyse leert dat in Frankrijk iets meer aan curatieve zorg wordt uitgegeven
maar dat de zorgkosten door ziekenhuizen nagenoeg gelijk zijn. De grote verschillen
zitten in het gebruik van medicijnen en de uitgaven aan ambulante zorg. Dit laatste
is op zichzelf niet verwonderlijk. Frankrijk kent grote gebieden met een lage bevolkingsdichtheid
en navenant grotere geografische afstanden. Hierdoor zijn ambulance- en ziekenvervoer
duurder en is huisartszorg in Frankrijk minder efficiënt te organiseren dan in Nederland.
Al deze verschillen lijken weinig verband te houden met hoe de langdurige zorg is
georganiseerd in Frankrijk respectievelijk Nederland.
Toelichting
De OESO verzamelt cijfers om landen te kunnen vergelijken. In 2010, het meest recente
jaar waarover cijfers beschikbaar zijn, bedroegen in Frankrijk de zorguitgaven 11,6%
van het BBP. In Nederland was dat 12,0%. De kapitaallasten voor ziekenhuizen en langdurige
zorginstellingen samen zijn in Frankrijk 0,4%BBP en in Nederland 0,8%BBP. Dit verschil
komt doordat in Frankrijk de woonkosten in de langdurige zorg voor eigen rekening
komen. De totale gezondheidszorguitgaven uitgezonderd kapitaallasten bedragen in Frankrijk
en Nederland dus beide 11,2% van het BBP.
In Frankrijk is 5,6% van de bevolking ouder dan 80 jaar. In Nederland is dat slechts
4%. Toch geeft Nederland relatief veel meer geld uit aan langdurige zorg dan Frankrijk:
3,8% van het BBP in Nederland tegenover 1,8% van het BBP in Frankrijk1. Deze cijfers zijn een optelling van uitgaven aan de «health care» en aan de «social
care», waartoe ondermeer huishoudelijke verzorging en dagbesteding worden gerekend.
De uitgaven aan «health care» binnen de langdurige zorg zijn in Nederland 2,7%BBP
en in Frankrijk 1,2%BBP. De uitgaven aan «social care» zijn dus respectievelijk 1,1%BBP
en 0,6%BBP. In Frankrijk worden, in tegenstelling tot Nederland, naast de woonkosten
ook de verblijfskosten (maaltijden etc.) door de bewoners zelf betaald2. Ook als hier rekening mee wordt gehouden liggen de uitgaven aan langdurige zorg
in Nederland op een (veel) hoger niveau dan in Frankrijk.
Om inzicht te krijgen in de andere verschillen tussen Nederland en Frankrijk is in
tabel 1 te lezen hoeveel geld per zorgfunctie naar de zorgaanbieders gaat die die
betreffende zorgfunctie leveren.
Tabel 1 Toedeling zorguitgaven (in %BBP) aan zorgleveranciers
Zoals uit tabel 1 is af te lezen zijn de ziekenhuisuitgaven in Frankrijk en Nederland
vrijwel gelijk: 4,0%BBP resp. 3,9%BBP. Ook verschillen deze twee landen op het totaal
van curatieve- en revalidatiezorg niet veel: 6,0%BBP resp. 5,6%BBP. Opvallend is dat
Frankrijk anderhalf keer zoveel uitgeeft aan medicijnen en medische hulpmiddelen als
Nederland, 2,4%BBP tegenover 1,6%BBP, hetgeen het gevolg is van het relatief lage
medicijngebruik in Nederland. Daarnaast wordt er in Frankrijk veel meer geld uitgegeven
door ambulante zorgaanbieders, waaronder huisartsen. Overigens geeft de OESO in haar
cijfers geen uitsplitsing voor alleen de huisartsen. Niet direct uit tabel 1, maar
wel op basis van (openbaar beschikbare) gedetailleerdere OESO-cijfers is af te leiden
dat Frankrijk ook relatief veel meer geld uitgeeft aan ondersteunende diensten zoals
ambulance- en ziekenvervoer.